We lezen Spreuken 30:7-9. Een zekere heer Agur is hier aan het woord; we weten heel weinig van hem behalve dan dat hij zeer wijs was.
Het hele hoofdstuk is de moeite van het bestuderen waard maar ik wil graag de aandacht vragen voor de verzen 7 tot 9:
“Twee dingen heb ik van U gevraagd, onthoud ze niet van mij, voordat ik sterf:
Houd valsheid en leugentaal ver van mij. En:
Geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van mijn toegewezen deel aan brood.
Anders zou ik, verzadigd, U verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE?
Of anders zou ik, arm geworden, stelen, en de Naam van mijn God aantasten”.
Dat zijn inderdaad wijze woorden. Hij vraagt Gods hulp om valsheid en leugentaal ver van hem af te houden. Hij wil graag tegenover zijn medemensen oprecht en eerlijk blijven. Eerlijk duurt ook het langst, zegt een bekend spreekwoord.
Maar dan vraagt hij om ‘geen armoede of rijkdom´. Die armoede begrijpen we wel een beetje, maar aan God vragen om geen rijkdom?
Dat is iets wat je zelden hoort. Onze hele kapitalistische maatschappij is er juist op gericht om rijker te worden. Iedere dag en ieder uur worden we opgeroepen om toch vooral meer te kopen en meer te investeren. Onze maatschappij is een groeimaatschappij.
Alle kranten en tijdschriften staan bol van de advertenties om te kopen; alle radio- en tv-programma´s zijn doorspekt met irritante, opdringerige oproepen om toch maar vooral méér te kopen. Er zijn talloze winkels waar uitsluitend spullen staan die niemand ooit nodig heeft.
Als het niet groeit, stort alles in (zegt men) en dat wil toch niemand?
Maar Agur is een wijs man. Hij vraagt aan God om van beide verstoken te blijven: “…voorzie mij van mijn toegewezen deel van brood”. Niet meer en niet minder!
Hij noemt heel vrij en open de gevaren die bij grote armoede of rijkdom op de loer liggen. Was hij straatarm, dan zou Agur wel moeten stelen om in leven te blijven en daarmee tast hij door zijn wangedrag als gelovige dus de Naam en reputatie van God aan.
Was hij rijk en had hij alles in overvloed, dan is het gevaar groot om de gedachte te gaan koesteren: ´Ik heb toch alles; waar zou ik God nog voor nodig hebben?´ En dat leidt tot de uitspraak “Wie is de HEERE?”
Beide toestanden zijn zeer verwerpelijk.
Ik denk dat het onderhand voor de gemiddelde Nederlander heel moeilijk is geworden om werkelijk zelf te bepalen of hij of zij genoeg heeft om hier te leven.
Ten opzichte van de rest van de wereld zijn we hier in Nederland allemaal boven-gemiddeld rijk.
Om onze gedachten nog even op te frissen hieronder een vergellijking tussen Nederland en Togo (West-Afrika), dat ik een tijdje geleden in Elsevier zag staan:
|
Als ik dit lees, is mijn gebed:
“Heere God bewaar mij alstublieft voor nog grotere overvloed en wijs mij de weg in deze maatschappij van overdaad. Leer mij (nog) beter inzien wat genoeg is en bepaal mij bij de werkelijk belangrijke dingen, zoals het zoeken van de dingen die boven zijn.
Dank U wel liefdevolle God en Vader dat wij geen gebrek kennen, en dat U altijd hoort en luistert. Amen”.