Het Woord van de waarheid
De psalmist zegt in Psalm 119:160 dat Gods Woord waarachtig is. In Johannes 17:17 zegt de Heere Jezus in Zijn gebed tot de Vader: "Heilig hen door Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid". Gods Woord is het Woord van de waarheid. Het vorige artikel (AMEN 102) sloten we onder het kopje 'Met onderscheid Bijbellezen' af, met de stelling dat de hele Bijbel wel voor ons is, maar niet altijd over ons gaat. Je zou dit ook anders kunnen omschrijven: niet alles wat in de Bijbel staat, heeft betrekking op de heilsperiode waarin wij leven. En hiervan uitgaande kunnen we het nóg iets anders omschrijven: de waarheid van Gods Woord is niet voor elke specifieke periode in Gods plan waar! Dus: hoewel heel Gods Woord voor ons bestemd is, gaat het niet altijd over ons, en: hoewel heel Gods Woord waar is, is die waarheid niet in elke heilsperiode geldend.
Als iemand bijvoorbeeld gedurende het 'duizendjarig rijk' in de Efezebrief leest over het lichaam van Christus, zou het niet goed zijn, wanneer hij zou menen dat hij deel uitmaakt van het lichaam van Christus. En zo is het ook niet terecht wanneer een gelovige van nu zegt, dat hij deel uitmaakt van Israël en vervolgens meent allerlei inzettingen die voor Israël bestemd zijn, nu te moeten toepassen. Er zijn namelijk dingen die verschillen in de Bijbel!
Wat dit betreft, is de Bijbel te vergelijken met een bouwplan van bijvoorbeeld een huis. Wanneer de complete beschrijving gevolgd wordt, staat er uiteindelijk een huis. Echter dat huis wordt wel gebouwd in bepaalde fasen; en in overeenstemming daarmee is dat bouwplan dan ook opgesteld. Zo heeft het geen zin om met dakpannen te gaan lopen sjouwen, terwijl men nog bezig is met het fundament. 'Ja, maar het staat in het bouwplan'. Klopt! Maar in de fase van de fundamentlegging is het nog niet geldend.
Voor de Bijbel geldt iets dergelijks ... en daarom is het belangrijk te onderzoeken op welke fase in Gods plan een bepaalde Bijbelse waarheid betrekking heeft.
De Bijbel is het Woord der waarheid
Een voorbeeld van het toepassen van een Bijbelse waarheid op een verkeerd moment vinden we in 2 Timotheüs 2. Hier komt in vers 15 de uitdrukking "het Woord van de waarheid" voor. Dit is één van de vijf keer dat we deze term in de Bijbel tegenkomen.1 Paulus schrijft over het Woord van de waarheid in verband met de wijze waarop we (in het bijzonder de verkondigers!) met het Woord omgaan en dan vooral hoe Timotheüs' houding in deze dingen moet zijn. Paulus schrijft: "Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt".
Er komt in 2 Timotheüs 2 een bepaalde opbouw naar voren met betrekking tot de manier waarop er met het Woord - en vooral de verkondiging daarvan - kan worden omgegaan:
a. 2:11-13 Betrouwbaar is het Woord b. 2:14 woorden tot in niets nuttigs (gevolg: verwoesting van de horenden) a. 2:15 recht snijdend het Woord van de waarheid b. 2:16-18 overtredende lege klanken, hun woord (gevolg: afbraak van het geloof van sommigen)
2
De onderlinge verbanden zijn duidelijk: het Woord van de waarheid is betrouwbaar (de punten 'a'); onnuttige woorden zijn lege klanken (de punten 'b'). Dat wat er bij 'a' staat is tegengesteld aan wat er bij 'b' staat.
Dit laatste bepaalt ons erbij dat het 'rechtsnijden' (de Engelse vertaling heeft het over 'recht verdelen') tegenover de onheilige, inhoudsloze praat staat. Paulus vergelijkt in vers 17 dergelijke praat ("hun woord") zelfs met "kanker".3
Over wie heeft Paulus het hier eigenlijk als hij het over "hun woord" heeft en wat is de prediking van deze mensen? Beide vragen worden duidelijk beantwoord. Wat de eerste vraag betreft: het gaat hier om verkondigers die steeds meer in goddeloosheid toenemen (vs. 16); "onder hen bevinden zich Hymeneüs en Filetus" (vs. 17).
De tweede vraag wordt beantwoord in vers 18: "Zij zijn van de waarheid (dus van het Woord van de Waarheid!) afgeweken door te beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgevonden ...".
Dáár lag dus het probleem. Het moge duidelijk zijn dat Paulus hier niet doelt op de opstanding van Christus Zelf. Dit was immers onderdeel van zijn boodschap (zie hfdst. 1:10 en 2:8). Dan blijft over dat het hier om de toekomstige opstanding gaat, waarvan deze beide verkondigers zeiden, dat deze al had plaatsgevonden. Dit is nu zo'n typisch voorbeeld van: 'Ja, maar het staat toch in het bouwplan?' of eigenlijk: 'Ja, maar het staat toch in de Bijbel?'. Klopt! Alleen is die fase in Gods heilsplan nog niet aangebroken. De 'opstanding' wordt in grote lijnen gelijkgesteld aan de toekomende eeuw, het tijdperk dat begint met de openbaring van Christus en gekenmerkt wordt door Zijn aanwezigheid (parousia). In die periode zullen er verschillende opstandingen plaatsvinden; samen genoemd: de opstanding.
Wanneer iemand iets verkondigt dat wél in de Bijbel staat, maar momenteel níet geldend is, snijdt hij het Woord van de waarheid niet recht, maar vertelt "onheilige, inhoudsloze praat'. Een dergelijke verkondiging is een ernstige bedreiging voor het lichaam van Christus. Vandaar Paulus' vergelijking met het "uitzaaien als kanker" (vs. 17)
Welbeproefd en de dingen die verschillen
Als je zo over het voorgaande nadenkt, vraag je je af of het dan ooit wel kan goedkomen met het verkondigen van Gods Woord. Welke arbeider stelt zich nu welbeproefd op voor God "als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt"? Met name voor de verkondigers is het hier van belang niet elkaar te be- of veroordelen, maar zeer ter harte te nemen wat de ene dienstknecht van God (Paulus) hier aan de andere (Timotheüs) schrijft. En let op de gevolgen van een dergelijke verkeerde verkondiging voor de praktische kant van gelovigen die immers toch het lichaam van Christus toebehoren: ondergang (vs. 14), afbraak van hun geloof (vs. 18), ze worden een 'voorwerp' dat onrein is (vs. 20 en 21) - allemaal omschrijvingen voor het afsterven van het lichaam van Christus.
Het hier in 2 Timotheüs 2:15 gebruikte bijvoeglijk naamwoord "welbeproefd" is de vertaling van het Griekse dokimos. We schrijven die Griekse werkwoord er even bij om te laten zien dat het verwant is aan het werkwoord "onderscheiden", zoals dat in Filippenzen 1:10 wordt gebruikt, namelijk: dokimadzo. In het vorige artikel is al opgemerkt dat hier letterlijk vertaald staat: "... tot in uw beproeven (van) de verschillend zijnde dingen ...". Een welbeproefde dienstknecht van de Heer is iemand die het Woord van de waarheid rechtsnijdt, ofwel: let op de dingen die verschillen! En zo gaat het in de Bijbel over tijden die verschillen - perioden in Gods heilsplan waarin Hij op verschillende manieren handelt. Zeker: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13:5) en bij God de Vader is geen verandering of schaduw van omkeer (Jak. 1:17). God verandert niet, maar dat wil niet zeggen dat Hij in elke fase van Zijn plan ook hetzelfde doet. Hij doet alles op het door Hem bepaalde tijdstip. Net zoals de opzichter bij de bouw van een huis gedurende de bouw zelf niet verandert, maar wel de bouwvakkers in overeenstemming met het bouwplan op het juiste moment bepaalde taken laat uitvoeren. Mooie tekst in dit verband is nog: "... elk huis wordt door iemand gebouwd, maar Hij Die dit alles gebouwd heeft, is God" (Hebr. 3:4).
De Schrift verdraaien?
Letten op de dingen die verschillen, behoedt ons voor dwalingen in de prediking en zorgt ervoor dat (we als) gelovigen niet afgebroken, maar opgebouwd worden. Petrus heeft het in 2 Petrus 3 over "onze geliefde broeder Paulus" wiens brieven zaken bevatten "die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften" (vs. 15 en 16). De Schriften verdraaien is hetzelfde als: de Schriften niet op hun plaats laten, of: de Schriften door elkaar werpen.
Dit laatste is één van de wapens van Gods tegenstander in de strijd waarin hij zich aan God, de Allerhoogste, gelijk wil stellen. Eén van zijn namen is immers 'duivel'. In het Nederlandse woord 'duivel' is met enige goede wil het oorspronkelijke Griekse woord diabolos te herkennen. Dit komt van 'door(heen)' (dia) en 'werpen', 'gooien' (ballo). De duivel is de door-elkaar-werper. Als "leugenaar en de vader van de leugen" (Joh. 8:44) heeft hij er zijn beroep van gemaakt om met name Gods Woord - het Woord van de waarheid - door elkaar te gooien. Het verdraaien van de Schriften ligt daarmee in lijn ...
Gods waarheid is echter blijvend en standvastig. Petrus schreef aan de vreemdelingen in de diaspora (namelijk mensen van zijn volk): "Want alle vlees is als gras en al de heerlijkheid van de mens is als een bloem in het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord van de Heere blijft tot in eeuwigheid. En dit is het Woord dat onder u verkondigd is" (1 Pet. 1:24 en 25).
Zo hebben ook wij het "Woord van de waarheid, het Evangelie van uw zaligheid, gehoord" (Efe. 1:13). Dit heeft ons in Christus in de hemel geplaatst.
Noten
- Zie verder Psalm 119:43; Efeze 1:13; Kolossenzen 1:5 en Jakobus 1:18. Daarbij zij opgemerkt dat in het Nieuwe Testament alleen Paulus de uitdrukking (in de oorspronkelijke taal) in haar meest uitgebreide vorm hanteert, inclusief de lidwoorden. In Jakobus 1:18 ontbreken deze en staat er letterlijk: '(een) woord (der) waarheid'.
- Overgenomen uit het boek 'De tweede brief aan Timoteüs - vers voor vers'; ISBN 978-90-6694-302-5.
- Beter zou hier zijn weergegeven met 'gangreen', het afsterven van het lichaam.