Nazarener
Handelingen 2:22 zegt: “Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus, de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet.”
Jezus werd in die tijd niet geassocieerd met Bethlehem, maar met Nazareth: Jezus van Nazareth of Jezus, de Nazarener of Nazoreeër. Daarom kon Hij volgens velen (Joodse leiders, etc.) de ware profeet niet zijn. Johannes 7:52 “Ga maar na en zie dat uit Galilea geen profeet komt.”
Nazareth is een Aramees woord en betekent: geheiligd, afgezonderd, ook: spruit, scheut.
Jezus groeide op in Nazareth, waar hij het beroep van timmerman leerde (Mark. 6:3). Toen Hij 30 jaar oud was, begon Zijn openbare bediening. Hij vertrok uit Nazareth en leidde een zwervend bestaan. “En Jezus zei tegen hem: De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen” (Matt. 8:20).
Overigens moeten we Nazarener of Nazoreeër niet verwarren met Nazireeër. Dat is iemand die God een gelofte deed waar consequenties aan verbonden zijn. Voor de verklaring hiervan zie Numeri 6:1-27.
Meester
Deze benaming is de vertaling van het Griekse woord ´didaskalos´. Dit woord wordt meestal vertaald met: meester en een enkele keer met: leraar.
Daarnaast komt het woord ´rabbi´ voor, dat afkomstig is uit het Hebreeuws en ´rabboeni´ uit het Aramees en ook meester of leraar betekent: “Wat zoekt u? En zij zeiden tegen Hem: Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont U?” (Joh. 1:39).
Johannes schrijft over Nikodemus: “Deze kwam 's nachts naar Jezus en zei tegen Hem: Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar (Gr. didaskalos), want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is” (Joh. 3:2).
De Heere Jezus spreekt ook over Zichzelf als Meester: “Hij zei: Ga de stad in naar een zeker persoon en zeg tegen hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; Ik zal bij u het Pascha houden met Mijn discipelen” (Matt. 26:18).
Het Griekse ´kathegetes´ wordt in Mattheüs 23:8 en 10 gebruikt en vertaald met ´Meester´.
Zaligmaker
Dit woord komt van het Griekse ´sotèr´. Het komt totaal 24 x voor in het Nieuwe Testament. Het woord ´Zaligmaker´ dat wordt gebezigd in de oude en herziene Statenvertaling, komt in de N.B.G.-vertaling voor als ´Heiland´. Het woord ´sotèr´ heeft ook te maken met helen en gezond maken.
Het woord ‘zalig’ betekent: gelukkig. Hij is dus onze Gelukkig-maker!
Lukas 2:11 “…namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.” Titus 2:13 “terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus."
Verlosser
Nergens in het Nieuwe Testament wordt de Heere Jezus ´Verlosser´ genoemd. In Romeinen 11:26 wordt op grond van een woord uit Jesaja naar Hem verwezen: “De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob…”
De N.B.G.-vertaling heeft in Filippenzen 3:20 het woord ´verlosser´: “Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten…”, maar hier is het word de vertaling van het Griekse ´sotèr´, dat in de (H)SV terecht wordt vertaald met ´Zaligmaker´: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus…”
In het Oude Testament komt het woord ´verlosser´ overigens veelvuldig voor. Het wijst dan vaak op de HEERE, de Koning van Israël, Die hun Verlosser is / zal zijn. Die beloften zijn werkelijkheid geworden in Jezus, Wiens naam betekent: de HEERE redt (verlost).
Het werkwoord ´verlossen´ (en vervoegingen daarvan) komt wel diverse keren in het Nieuwe Testament voor. Dan is het de vertalingen van een aantal Griekse woorden, zoals ´rhuomai´: “Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon” (Matt. 27:43), ´sozoo´ (denk aan: sotèr): “En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden, onder elkaar en zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen” (Mark. 15:31), en ´lutroo´: “En wij hoopten dat Hij het was Die Israël zou verlossen” (Luk. 24:21).
In Kolossenzen 1:13 en 14 wordt de Vader genoemd als Degene die verlost en de Zoon in Wie die verlossing realiteit werd: “Hij heeft ons getrokken (Gr. ´rhuomai´ → verlost, vgl. de N.B.G. vertaling) uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. In Hem hebben wij de verlossing (Gr. ´apolutrosis´), door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.” Het Griekse woord ´rhoumai´ komt de eerste keer voor in Mattheüs 6:13, in het 'Onze Vader': "... verlos ons van de boze ...". Meteen valt het verschil op met Kolossenzen 1:13, waar staat dat Hij ons getrokken (verlost, bevrijd) heeft uit de volmacht van de duisternis! (zie artikel op pagina 22)
Het woord ´apolutrosis´ betekent letterlijk: 'bevrijding van'. Daarbij gaat het om een bevrijding door middel van het betalen van een losprijs; te weten: het bloed van de Zoon van Zijn liefde (vgl. Rom. 3:25; 5:9; Kol. 1:20 en Openb. 5:9).
De verlossing door Zijn bloed is tegelijk: de "vergeving van de zonden". Het woord voor ´vergeving´ (Gr. ´afesis´) heeft betrekking op het verlossen uit gevangenschap; hier de gevangenschap in de zonde en zonden. In Paulus' late brieven komt dit woord voor ´vergeving´ alleen hier en in Efeziërs 1:7 voor.
Het is dus een complete verlossing die ons ten deel gevallen is in Christus. Hij verlost van alles waarvoor wij verlossing nodig hebben! Hij verlost ons van ‘de boze’ en vergeeft ons, ook op voorhand, alles wat we hebben misdaan: “Wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen. Maar God, die rijk is in barmhartigheid, heeft om Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus…” (Efe. 2:3-6).
Leidsman
“En u, Bethlehem, land van Juda, bent beslist niet de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal de Leidsman voortkomen Die Mijn volk Israël weiden zal” (Matt. 2:6).
Het woord ´Leidsman´ is hier de vertaling van ´hegoumenos´ van het werkwoord ´hegeomai´: leiden, vooraan gaan, het commando voeren.
Er is nog een ander Grieks woord, dat ook met ´Leidsman´ wordt vertaald: archegos. We vinden het in Hebreeën 2:10 “Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou heiligen” en in Hebreeën 12:2 “…terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof”.
In Handelingen 3:15 wordt hetzelfde woord vertaald met ´vorst´: “…maar de Vorst van het leven hebt u gedood, Die God uit de doden opgewekt heeft, waarvan wij getuigen zijn” en ook in Handelingen 5:31 “Deze Jezus heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël bekering te geven en vergeving van zonden”.
Er wordt iemand mee omschreven die het hoofd of het begin is, de eerste, de leider. Hij wil ons dus leiden en voorgaan; Hij wil voorop lopen in ons leven en de belangrijkste zijn.
Zoon van God en Zoon des mensen
De ´Zoon van God´ laat de relatie tussen de Zoon en de Vader zien. Jezus is uit God geboren (Matt. 1:20; Luk. 1:31 en 35). Maar dat niet alleen. Het begrip ´zoon´ heeft ook de betekenis van erfgenaam. Hij is de Erfgenaam van alles (zie Hebr.1:2). Zo is Hij als de Zoon des mensen (we vinden de uitdrukking 88 keer in het Nieuwe Testament) ook de erfgenaam van de eerste mens, Adam. Paulus zegt in 1 Korinthiërs 15:45 dat Hij de laatste Adam is, dat wil zeggen: de laatste erfgenaam van Adam. Aan de eerste mens Adam werd heerschappij gegeven over het werk van de Schepper (Gen. 1:26).
Door de zonde van de mens (Gen. 3) is deze heerschappij vervallen en verloren gegaan. En er is geen enkele nakomeling van Adam die hier meer rechten kan doen gelden. Daardoor blijft er chaos bestaan in de hele wereld, ook tussen de naties onderling, totdat de Verlosser terugkomt van Wie in Ezechiël 21:27 staat: “…totdat Hij komt Die er recht op heeft, en Hem zal Ik het geven!”
Gods grote tegenstander heeft van tijd tot tijd geprobeerd hier verandering in aan te brengen. Grote wereldheersers hadden nogal de neiging om hele volken aan zich te onderwerpen en zelfs op andere plaatsen te laten wonen.
Als de laatste Adam, de Zoon des mensen, Die de tweede Mens is, komt, zal alles onder Zijn leiding weer recht getrokken worden, zoals Hebreeën 2:5-8 zo mooi beschrijft:
“Want Hij heeft de komende wereld, waarover wij spreken, niet onderworpen aan de engelen, maar iemand heeft ergens getuigd: Wat is de mens, dat U aan hem denkt, of de mensenzoon, dat U naar hem omziet? U hebt hem voor korte tijd minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt U hem gekroond. U hebt hem gesteld over de werken van Uw handen; alle dingen hebt U onder zijn voeten onderworpen. Want bij het onderwerpen van alle dingen aan Hem heeft Hij niets uitgezonderd dat Hem niet onderworpen is”.
Deo Volente zullen we in de volgende AMEN tenslotte nog een complete lijst geven van benamingen van de Heere Jezus Christus in het Nieuwe Testament en het onderwerp afronden.