Vertalingen
De vertalingen zijn verwarrend. In de Griekse tekst van het Nieuwe Testament komen twee woorden voor: nazaraios en nazarenos. Deze worden op diverse manieren vertaald (zie kader).
|
Nazareth
“En toen hij daar gekomen was, ging hij wonen in een stad die Nazareth heette, zodat vervuld werd wat door de profeten gezegd is: dat Hij Nazarener (NBG: Nazoreeër) genoemd zal worden” - Mattheüs 2:23
In de Griekse tekst lezen we voor ´Nazarener´ het woord ´nazaraios´. Jozef had gehoord van de kwade bedoelingen van koning Herodes en later Archelaüs. In een droom kreeg hij een aanwijzing van God en vestigde zich met zijn gezin in de stad Nazareth. Daarmee werden profetenwoorden vervuld, namelijk, dat Jezus een ´nazaraios´ genoemd zou worden. Dit rechtvaardigt dus de gedachte dat ´nazaraios´ in ieder geval (ook) betrekking heeft op iemand die uit Nazareth komt. Trouwens, Nazareth lag in de provincie Galilea en het woord Galileeër is de vertaling van het Griekse ´galilaios´. Een ´nazoraios´ (iemand uit Nazareth) was dus ook een ´galilaios´ (iemand uit Galilea).
Nazireeër
We moeten ´nazoreeër´ niet verwarren met ´nazireeër´. Dat was iemand die moest voldoen aan de wet op het nazireeërschap (zie Numeri 6), zoals Simson bijvoorbeeld. Een nazireeër was ‘door een eed geheiligd’. Iemand die door God voor bepaalde tijd apart gezet was om een bepaalde taak uit te oefenen. Hij was onderworpen aan regels. Hij mocht bijvoorbeeld geen dode lichamen aanraken, hetgeen de Heere Jezus wel deed: het dochtertje van Jaïrus (Luk. 8:54). Hij mocht ook geen wijn drinken; ook dit deed Jezus wel (Matt. 11:19, vgl. Luk. 22:18). De Heere Jezus was wel geheiligd, maar geen Nazireeër.
Nazoreeër / Nazarener
Moelijkheid van de woorden in Mattheüs 2:23 is wel, dat nergens in het Oude Testament een profetie te vinden is, waar staat dat Jezus in Nazareth zou wonen c.q. uit Nazareth afkomstig zou zijn. Sommigen wijzen erop, dat hier staat ´gesproken´ en niet ´geschreven´. Het zou dan kunnen gaan om een mondelinge overlevering. We vinden zoiets ook in Mattheüs 27:9 “Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia: En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen, de waarde van de Geschatte, Die zij geschat hadden uit de Israëlieten, en zij hebben die gegeven voor de akker van de pottenbakker, zoals de Heere mij bevolen heeft.” Deze woorden van Jeremia vinden we niet terug in het Bijbelboek van de profeet!
Het zou ook nog kunnen zijn, dat Mattheüs hier profeten bedoeld heeft, die weliswaar in Israël hebben geleefd en gewerkt, maar van wie geen geschriften in de Bijbel zijn opgenomen. Bij Judas zien we dat namelijk ook. Als hij in zijn brief spreekt over dwaalleraars en zo meer, dan zegt hij in vers 14: “Ook over hen heeft Henoch, de zevende vanaf Adam, geprofeteerd, toen hij zei: Zie, de Heere is gekomen met Zijn tienduizenden heiligen, om over allen het oordeel te vellen en alle goddelozen onder hen terecht te wijzen voor al hun goddeloze daden, die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en voor al de harde woorden die zij, goddeloze zondaars, tegen Hem gesproken hebben.”
Deze profetie van Henoch vinden we niet in het Oude Testament! Er is wel een Boek van Henoch, waarin deze uitspraken te vinden zijn. Hoewel het voor de hand zou liggen dat Mattheüs doelt op profeten in het Oude Testament, hoeft dat dus niet per se!
Enfin, we willen hier verder niet de vele, vaak theologische, beschouwingen aanhalen die in de loop der tijd aan deze kwestie gewijd zijn, maar nog het volgende opmerken.
Sommigen verbinden ´nazoreeër´ met het Hebreeuwse ‘netser’ of ´naytser´ = loot, scheut. We vinden het in Jesaja 11:1 “Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot (Hebr. netser) uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen”. Deze profetie wijst op de komst van de Messias uit het huis van Isaï. We kennen Hem als Jezus, de Zoon van David. In Markus 10:47 lezen we de verbondenheid, uitgesproken door de blinde Bartimeüs: “En toen hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij!”
De Verachte
Als we de tekst van Mattheüs 2:23 goed lezen, dan staat er ook niet, dat de profeten gezegd zouden hebben, dat Jezus een inwoner van Nazareth zou zijn. Er staat dat Hij Nazarener genoemd zou worden… Het feit dat Jozef en Maria in Nazareth woonden, impliceerde dat Jezus later Nazarener/Nazoreeër genoemd kon worden.
Gelet op het Hebreeuwse ´netser´ (loot) in Jesaja 11 zou dat kunnen betekenen, dat Hij gerekend werd tot de nazaten van Isaï en David. Maar er is nog iets anders.
Misschien heeft de bijnaam Nazoreeër/Nazarener ook wel te maken met de betekenis ervan in het spraakgebruik destijds. Nazareners/Nazoreeërs stonden namelijk niet zo goed bekend! In Johannes 1:47 zegt Nathanaël: “Kan uit Nazareth iets goeds komen?” Nazareth was een verachte stad. De bewoners spraken een ruw Aramees dialect (vgl. Matt. 26:71-73!) Van iemand uit Nazareth hadden de nauwgezette Joden bepaald geen hoge pet op (net als bijvoorbeeld van Samaritanen). Wellicht dat die associatie: niets goeds, verachting, etc. , ook een rol speelt bij deze benaming. De Messias wordt door verschillende profeten genoemd als ‘verachte’, ‘verworpene’: Lees Jesaja 53 en Psalm 22:6-8. Ook in typen, zoals Jozef bijvoorbeeld, veracht door zijn broeders.
Desondanks is juist Hij de Verlosser, Gods Zoon en Davids Zoon. De Loot uit Isaï draagt vrucht! En allen die in Hem geloofden, werden onder andere aangeduid als volgelingen van Jezus de Nazoreeër/Nazarener. Later, in Handelingen 24:5 wordt Paulus door de hogepriester Ananias en de oudsten getypeerd als een vooraanstaand persoon binnen de ´sekte van de Nazarenen´.
Jezus van Nazareth is weliswaar de Verachte voor vele Joden (en heidenen), maar voor gelovigen is Hij de Gezalfde, Verlosser en Heer, alles! Volgens Jesaja 53 is Hij als een loot opgeschoten voor Gods aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. En gestalte of glorie had Hij niet. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen… MaarHij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. De HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen! Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven!