De bediening van Paulus voor nu
Wanneer hierboven staat dat 'de boodschap van de Bijbel gelezen moet worden tegen de achtergrond van Gods plan', is het wel handig om iets te weten van dat plan. Daar is al veel over geschreven in eerdere artikelen in AMEN en verschillende Morgenroodboekjes.1
Het is daarom niet nodig om er hier heel uitgebreid op in te gaan. Maar voor een goed begrip toch enkele dingen. De Bijbel laat zien dat er twee belangrijke aspecten zitten aan het plan van God: 'eeuwen' en 'bedelingen'. Wat het eerste betreft: God heeft een plan / voornemen van de eeuwen (deze term staat zo letterlijk in Efe. 3:11). Deze eeuwen zijn grote tijdperken die bepalend zijn voor hoe het er in de wereld aan toe gaat. Drie van die (opeenvolgende) tijdperken hebben betrekking op de huidige schepping. Deze drie overlappen de periode van Adam tot en met 'de toekomende eeuw'. Ze lopen achtereenvolgens van Adam tot Noach, van Noach tot aan de wederkomst en vanaf de wederkomst tot en met het voorbijgaan van deze schepping.
Gedurende deze drie tijdperken zijn er ook bedelingen. We willen met nadruk stellen dat 'bedeling' een Bijbels begrip is dat onze volle aandacht verdient. Het woord 'bedeling' komt uit de (oude) Statenvertaling; je kunt ook zeggen: 'rentmeesterschap' of - letterlijk - 'huishouding'. Bij het plan van de bedelingen gaat het om de verlossing van de mens door dé Mens. Binnen het kader van dit plan zijn er bepaalde manieren waarop God met de mens omgaat en waarbinnen geregeld is hoe de mens deel krijgt aan de redding en wat de gevolgen daarvan zijn.
Het woord 'bedeling' (Grieks: oikonomia; u herkent het woord 'economie') komt in het Nieuwe Testament zevenmaal voor en wordt alleen door Lukas en Paulus gebruikt.
In het woord oikonomia zit oikos: 'huis'. In de Bijbel wordt Israël als een huis gezien (zie 1 Pet. 4:17 het 'huis van God'; vgl. ook 1 Pet. 2:5). Ook het lichaam van Christus wordt zo omschreven (zie bijv. Efe. 2:20-22 en 1 Tim. 3:15). In deze 'huizen' zijn de zaken nauwkeurig geregeld door God in de bijbehorende 'huishoudingen': de bedelingen.
Er zijn twee tekstgedeelten met 'bedeling', die voor ons van belang zijn: Efeziërs 3 en Kolossenzen 1. In Efeziërs 3 staat in vers 1 en 2: "Om deze reden ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus, voor u, die heidenen bent, als u tenminste gehoord hebt van de uitdeling van de genade van God die aan mij gegeven is ten behoeve van u ..." (met het woord ´uitdeling´ wordt hier 'bedeling' bedoeld). Volgens Efeziërs 1:1 richt Paulus zich in deze brief tot "heiligen en gelovigen in Christus Jezus" en hier in Efeze 3:1 omschrijft hij hen als "u, die heidenen bent". Voor hén heeft Paulus de bedeling (of huishouding) van de genade van God ontvangen, die - zo schrijft hij in vers 2 - "aan mij gegeven is ten behoeve van u ...".
In Kolossenzen 1 zien we iets dergelijks! Daar staat in vers 24 dat Paulus leed "voor u". Letterlijk staat hier: 'ten behoeve van (Grieks: huper) u'. Dit herhaalt hij even later in hetzelfde vers, waarmee hij omschrijft wie die 'u' is: "ten behoeve van (Grieks: huper) Zijn lichaam, dat is de gemeente". En dan vervolgt hij in vers 25: "Daarvan (namelijk: van de gemeente) ben ik een dienaar geworden, overeenkomstig de beheerstaak (= weer het woord 'bedeling') van God, die mij met het oog op u gegeven is om het Woord van God te vervullen ...". Dit laatste wil zeggen dat nog niet alles van Gods Woord vervuld was tot het moment dat Paulus deze huishouding / beheerstaak kreeg toebedeeld. Wat het nog niet geopenbaarde deel van Gods Woord was, schrijft Paulus in vers 26: "... namelijk het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen".
Welke christen je ook vraagt: 'Maak jij deel uit van het lichaam van Christus?' - hij of zij zal dit positief beantwoorden! Christenen mogen het dan over heel wat dingen oneens zijn, hier zijn ze het allemaal over eens ... Maar met dat je dit zegt, geldt dat je (van Gods wege!) verbonden bent aan Paulus en zijn taak (ofwel: zijn bediening, bedeling, rentmeesterschap, etc.). Paulus is trouwens de enige Bijbelschrijver die dit zo duidelijk schrijft.
Bijzondere dingen - dingen die verschillen
Na deze constatering, namelijk: dat er een bijzondere verbondenheid is tussen (de bediening van) Paulus en het lichaam van Christus, is het goed om iets te zeggen over de inhoud van zijn brieven. Daarbij spitsen we ons met name toe op zijn late brieven (waartoe ook de hierboven aangehaalde Efeze- en Kolossenzenbrief behoren). Op de uitdrukking ' late brieven van Paulus' komen we aan het einde van dit artikel nog even terug.
In de late brieven van Paulus lezen we namelijk bijzondere dingen en dat zijn dingen die verschillen van alles wat God daarvóór in Zijn Woord geopenbaard had; tot het moment dus dat Paulus de hiervoor genoemde 'beheerstaak' met betrekking tot het lichaam van Christus ontving. Het is goed om ons te realiseren dat de Heer met de openbaring van Zijn Woord op schrift al zo'n 1500 jaar daarvóór begonnen was. En dan ontvangt Paulus deze beheerstaak om het Woord te vervullen (= vol te maken) en lezen we toch nog weer allerlei nieuwe uitdrukkingen. U vindt hieronder een opsomming van termen die nog niet eerder in de heilsgeschiedenis waren gebruikt:
- Christus als Hoofd van hetzelfde Lichaam waartoe de gelovigen behoren;
- de nieuwe mens;
- de weder-verzoening;
- mede opgewekt met Christus;
- de positie van gelovigen in de hemel;
- gezegend met alle geestelijke zegen;
- andere verwachting en hoop;
- de gezonde leer;
- gezond zijn in het geloof en
- de kern van de gezonde leer (Titus 2).
Het gebruik van deze nieuwe uitdrukkingen en begrippen wijst er op z'n minst op dat er werkelijk iets nieuws aan de hand is!
De Nieuwtestamentische geschiedschrijving brengt ons bij Paulus
In de beschrijving in het Nieuwe Testament van wat er historisch allemaal gebeurd is en van wat nog gebeuren zal, staat Israël op de eerste plaats. We kunnen dit ook anders zeggen: zolang er sprake is van geschiedschrijving in het Nieuwe Testament, is er sprake van Israël. Er zijn in het Nieuwe Testament zes geschiedkundige boeken: de vier Evangeliën, het boek Handelingen én het boek Openbaring.
In grote lijnen kunnen we stellen dat de Evangeliën de 33 jaren beschrijven die beginnen met de geboorte van de Heere Jezus en eindigen met Zijn hemelvaart. Daarop volgt het boek Handelingen dat ook een periode van circa 33 jaren beschrijft, beginnend met de hemelvaart en eindigend met de vermelding van de 2-jarige gevangenschap van Paulus in Rome.
Als het puur om de lijn van de geschiedenis (met Israël dus op de eerste plaats) gaat, dan kan daar zonder onderbreking de (toekomstige) geschiedenis achter geplaatst worden die in Openbaring wordt beschreven. Hierin komt aan bod wat er in de 7-jarige periode vóór de openbaring van Christus zal gebeuren, de openbaring zelf en de daarop volgende 'toekomende eeuw' (met de 'duizend jaren'), waarin Christus zal heersen.
In alles wat in de Evangeliën, Handelingen en Openbaring beschreven staat, wordt de Oudtestamentische profetie vervuld. Deze geschiedenis behoort daarom tot het profetische deel van Gods plan.
Inmiddels kunnen we stellen dat er tussen de geschiedenis van het boek Handelingen en die van het boek Openbaring een periode geschoven is. Deze (huidige) periode behoort dan ook niet zomaar tot de geschiedslijn van het Nieuwe Testament. Over de huidige periode spraken de Oudtestamentische profeten niet; het was zelfs tot en met het einde van de Handelingen voor het oog van iedereen verborgen. Daarom staat deze periode ook als zodanig bekend in de Schrift (dat wil zeggen: in de late brieven van Paulus!): het is de tijd van de verborgenheid of het geheimenis.
Eén van de voornaamste personen uit het begin van de Handelingentijd is Petrus; niemand had toen kunnen bedenken dat er ooit een Paulus zou zijn die in de geschiedschrijving de plaats van Petrus geheel zou innemen. Paulus (Saulus) kwam pas in Handelingen 9 tot geloof en begon pas in Handelingen 13 met zijn officiële bediening. Heel Handelingen heeft met het getuige-zijn te maken en dit getuigenis werd geheel in overeenstemming met de woorden van de Heere Jezus verkondigd (zie Hand. 1:7 en 8); eerst in Jeruzalem (Hand. 2-7); daarna in Judea en Samaria (Hand. 8-12) en tot het uiterste van de aarde (Hand. 13-28, d.m.v. Paulus). Je zou kunnen zeggen: als dit getuigenis geloofd was (door Israël), dan was het koninkrijk voor Israël gekomen (Hand. 1:6) en was de geschiedslijn ononderbroken verder gegaan met dat wat beschreven staat in het boek Openbaring (vgl. Hand. 1:11).
Paulus schreef gedurende de Handelingenperiode 7 brieven en ook Petrus, Jakobus, Johannes en Judas schreven bij elkaar 7 brieven. Deze 14 brieven passen geheel in het profetische plan van God; het plan dus dat al uitgebreid voorzegd was in de profeten van het Oude Testament en waarin Israël de hoofdrol vervult.
De historie zoals beschreven in Handelingen heeft uitgewezen dat Israël als volk niet op het getuigenis van de apostelen is ingegaan. Het volk kwam niet tot geloof. Hierdoor werd de geschiedslijn wél onderbroken en alles wat in Openbaring staat, vooruitgeschoven.
Ook in Handelingen 28 lezen we van een dergelijke afwijzing (door de Joodse leiders in Rome), waarna Paulus de profeet Jesaja aanhaalt en uiteindelijk zegt dat de "zaligheid van God aan de heidenen gezonden is" (vs. 28).
En zo stopt de geschiedschrijving (van Israël) met Paulus en ontvangt hij vervolgens de 'beheerstaak' met betrekking tot het lichaam van Christus. Dit wordt verwoord in Paulus' 7 late brieven, waarin we over dingen lezen die verschillen van wat daarvóór door God geopenbaard was.
Noot
1 Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 1 van 'Waar gaat het naartoe?' (ISBN 978-90-6694-245-5), hoofdstuk 2 van 'Ik geloof het allemaal wél!' (ISBN 978-90-6694-299-8) en het boekje ´Leeswijzer´ (ISBN 978-90-6694-265-3) – zie everread.nl