De padvinders kwamen in de jaren vijftig langs de deur om 'goede werken' te doen. Daarvoor moest je een 'heitje' betalen, een kwartje, vijf stuivers dus. Heitje heeft te maken met vijf. De vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet is een he (h) en heeft de getalswaarde vijf. Het is verbasterd tot heitje (Jiddisch) en staat voor een kwartje.
Ook bestond een beisie. Beisie komt van de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet (bet). Een beisie was 2 stuivers. Daarvoor kon je een echt 'dubbeldik' ijsje kopen bij Jamin of een postzegel van 10 cent. Ook werd het een beessie genoemd, omdat op de afbeelding van het dubbeltje destijds een klimmend leeuwtje stond. Kocht je een heissie-beissie (heissie van heitje) dan had je een borrel, waarvan men denkt dat die 7 stuivers kostte. Leuk misschien, maar dit staat ver af van het Hebreeuws. Mogelijk proostte men er wel op z'n Hebreeuws bij en klonk het 'le-chjaim', op het leven. Van beissie is bas afgeleid, (bargoens). Had je een bas knaken, dan had je vijf gulden.
Weet u wat een lammetje is? Dat is een daalder, 30 stuivers! Hoe kwam men ertoe ƒ 1,50 een lammetje te noemen? Lammetje komt van de Hebreeuwse letter lamed, met de getalswaarde 30. Daar maakte men een verkleinwoordje van, (terwijl lamed kameel betekent!)
En een joetje, kent u dat? Dat staat voor een biljet van ƒ 10,--. Ook achter deze term ligt het Hebreeuws, namelijk de tiende letter van het alfabet, de jod, met de getalswaarde 10.
Dan is er nog de meier, van me'ah (Hebr.) een biljet van ƒ 100.--.
Schieten u meer van deze termen te binnen? Een geeltje, of een flap (ƒ 25,--), ballen, poppen (guldens)? Een piek is nu een gulden, maar was oorspronkelijk een munt met St. Petrus als beeltenaar. Ping ping of poen (geld) kennen we allen wel. Een uppie (halve cent) wat minder, maar een duppie (10 cent) is nog bekende taal. Wat te denken van een rooie rug (briefje van duizend)? Echter, deze uitdrukkingen hebben niets met Hebreeuws te maken. Het is gewoon volkstaal.
Bezit een Jood 'Mozes en de Profeten', kortweg genoemd 'moos', dan voelt deze zich (geestelijk) zo rijk met het Oude Testament, dat hij niets meer te wensen over heeft. Inderdaad, ben je geldelijk moos, dan zit je goed in de slappe was. Dat is het tegenovergestelde van dalles (Hebr. daloet), armoede. Zit je in dalles, dan moet je maar naar een Oostenrijker gaan, want dat is volgens het Bargoense woordenboek een vrijgevig persoon bij wie veel te halen valt. Die zal dan wel dokken.
Geld, geld, geld. We kunnen niet zonder. Het is niets meer dan een ruilmiddel. Wat wij daarmee ruilen, is ook maar geleend. "Want Mij behoort de wereld en haar volheid." (Ps. 50:10) "Wat onder de ganse hemel is, dat behoort Mij toe." (Job. 41:2) "De ganse aarde behoort Mij." (Exod. 19:5) Alles komt aan op een goed beheer. Onze van God ontvangen beisies, heitjes, joetjes, lammetjes, meiers en euro's moeten in geestelijke zin iets opbrengen, want het is de opbrengst (en niet de gave) die als een tegoed op onze rekening aangroeit (Filp. 4:17). Boven!