De Wet
De genoemde redevoeringen geven de richting aan waarin e.e.a. zich zal ontwikkelen. In het Evangelie van Matteüs wordt het meest gesproken over het Koninkrijk der hemelen. De Farizeeën en de Schriftgeleerden hadden hun leven ingesteld op de verwerkelijking van eigen gerechtigheid. Dit deden zij onder de principes van het Oude Verbond van Mozes. Ze waren zo ijverig, dat ze meer deden dan de Wet vroeg. Nu zegt de Here Jezus in Matteüs 5:20 tot de menigte: "Ik zeg u indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan." Dit zal wel hard zijn aangekomen. Zij kunnen dus pas het Koninkrijk binnengaan als zij meer doen dan de Farizeeën en schriftgeleerden. Is dat voor de 'gewone', werkende man en vrouw wel mogelijk?
Het 'meer doen' houdt in bekering en wedergeboorte door te geloven dat de Here Jezus van zonden verlost. Dan verandert het hart en kan de Jood de Wet houden vanuit innerlijke liefde tot de Messias. De Wet van Mozes was geschreven op de stenen tafelen. Het gaat de Messias erom dat de Wet geschreven wordt op de vleselijke tafel van het hart. Door Zijn sterven aan het kruis als het Lam van God en met Zijn opstanding van tussen de doden uit, vervulde Hij de Wet. Daarom kan de Here Jezus eeuwig (aionisch) leven geven aan elke Jood die dit gelooft en daarin sterft. Door in dit geloof de Wet te doen verkrijgt de Jood toegang tot het Koninkrijk der hemelen.
Jezus schafte niet de Wet van Mozes af (zoals wel wordt gedacht). Dit kan niet, want de Wet is gestoeld op de Wet van God en is een weergave van Zijn wezen. God is heilig en verandert niet. Jezus ontbond geen enkel onderdeel van de Wet. Hij zegt zelfs in Matteüs 5:19: "Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt (ltl. breekt) en de mensen zo leert, zal zeer klein heten (positie verliezen) in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen."
Zowel uiterlijk als innerlijk
Jezus vervulde de Wet van God (Matt. 5:17). Vervullen is pleroo, volmaken. De Heer gaf de Wet Zijn volle betekenis. Dat geeft Hij aan in de 'zaligsprekingen'. Hij past de Wet volledig toe op het hele leven, ook op het innerlijk. Onder het Oude Verbond gold voor Israël het uiterlijke doen. Onder het Nieuwe Verbond is het innerlijk beleven vanuit het hart aan dit doen verbonden. Dit brengt Jezus in de bergrede naar voren. We lichten er een voorbeeld uit, dat het houden van de Wet zich uitstrekt tot het innerlijk. Als je een vrouw begeert (innerlijk) ben je schuldig. Onder het Oude Verbond was je pas schuldig als je werkelijk aan die begeerte toegaf.
Een ander voorbeeld. Jezus spreekt: "Niet een ieder die tot Mij zegt: Here Here zal het Koninkrijk der hemelen binnen gaan, maar wie doet de wil mijns Vaders die in de hemelen is." (Matt. 7:21) Met andere woorden: een Joodse profeet of evangelist die alleen bezig is met het uiterlijke, tegen Hem zal de Here Jezus zeggen: "ik heb je nooit gekend." Dan geeft Hij geen toegang tot het Koninkrijk. Ook al meende hij in Zijn naam krachten te doen (vs. 22 en 23). Jezus zegt tegen Zijn volksgenoten in Matteüs 5:43: "Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse vader volmaakt is." Omdat je een kind bent van de Vader moet je je gedragen naar Zijn aard en wezen.
Het onvergankelijke leven bezitten ook wij, die niet tot Israël behoren, omdat wij één zijn met Hem. Ook wij hebben de opdracht niet alleen de woorden van de Heer te horen, maar ook ernaar te handelen. Daarin verschillen we niets van de Joden. In Efeze 4, 5 en 6 staat duidelijk dat wij dit niet in eigen kracht kunnen, maar in Zijn kracht. Het geloof zit in het hart. Dat is geloven. We mogen leven vanuit een innerlijk kennen van Christus. De Heer sluit de bergrede af in Matteüs 7:26: "En een ieder, die deze Mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die Zijn huis bouwde op het zand." Wie Zijn woorden in praktijk brengt, er Amen op zegt, zal de kracht van het nieuwe leven ervaren. In de dag van 'Jacobs benauwdheid' zal Jezus zal dan niet van deze Joden wijken. Zij kunnen ook dan in Hem volharden tot het einde en het Koninkrijk binnengaan.
De profetische rede
De profetische rede in Matteüs 24 en 25 heeft overeenkomsten met de bergrede. Matteüs 25:1 vergelijkt het Koninkrijk der Hemelen met tien maagden. Zij namen alle tien hun lampen en gingen de bruidegom (de Messias) tegemoet. Vijf hadden onvoldoende olie bij zich. Zij kwamen te laat op de bruiloft, omdat ze alsnog olie moesten halen. Deze maagden mochten de bruiloftszaal niet binnen. De Bruidegom zegt zelfs: "Ik ken u niet." De vijf wijze maagden konden met hun brandende lampen licht verspreiden, het Woord, de andere maagden niet. Dit sluit aan bij Matteüs 5:14a en 15: "Gij zijt het licht der wereld." "Laat zo uw licht schijnen voor de mensen opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is verheerlijken." Goede werken zijn vruchten van de inwerking van Gods Geest, door de wedergeboorte.
Als een Jood geen licht verspreidt zal deze het Koninkrijk der hemelen niet binnen mogen gaan. Want dan is deze geen verstandige en trouwe slaaf (Matt. 25:45), die uitgezonden kan worden om het Evangelie te verkondigen aan alle creatuur.
De bruiloft
Het wel of niet binnengaan is een thema waar Jezus dikwijls over spreekt. Matteüs 25:21, de gelijkenis van de talenten, zegt Hij: "wel gedaan gij goede getrouwe slaaf, ga in tot het feest van uw Heer." Hij heeft toegang in het Koninkrijk. Als je toegelaten wordt maak je de bruiloft mee van het Lam en de vrouw (Israël). "Zalig zij", schrijft Johannes, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams." (Openb. 19:9) In de eerste plaats is Israël onder alle volken uitgenodigd om te komen tot dit feest. De man in Matteüs 25 had één talent in de grond gestopt. Slecht en lui noemt Jezus hem. Alles wat hij heeft wordt hem ontnomen. Toch komt hij de bruiloftzaal binnen, maar moet vertrekken.
Omdat er Joden zijn, die geen toegang verkrijgen, mogen anderen de opengevallen plaatsen innemen. Wij (zowel Jood als heiden), die in deze tijd van de genade tot het Lichaam van Christus behoren, zullen dit feest meemaken, omdat wij één Lichaam met Hem vormen.
Andere genodigden zijn de volken (Matt. 25:40). Van oost en west komen de kinderen uit de wereld om de plaatsen van Israël in te nemen. Als het Evangelie over de gehele wereld door Israël verkondigd is, beziet Jezus wie naar de bruiloft mogen komen. Dat zijn zij die het Evangelie aannamen en goed voor de Joden waren in de grote verdrukking. Zij ontvangen loon en een erfdeel. In Matteüs 8 staat de gebeurtenis met de hoofdman van Kapernaüm. Dit was een heiden, waarvan de Heer zei:"bij niemand in Israël heb ik zo groot geloof gevonden! Ik zeg u, dat velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaäk en Jakob in het Koninkrijk der hemelen." (8:10 en 11)
Matteüs 22
"Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning die voor Zijn Zoon een bruiloft aanrichtte." Matteüs 22 beschrijft wat de Vader eraan doet om de zaal vol te krijgen. Maar de genodigde gasten willen niet komen. De Vader stuurt Zijn slaven erop uit, om zoveel mogelijk mensen uit te nodigen. In deze geschiedenis staat een wonderlijke profetische vervulling, als we op de slaven letten.
- slaven worden gestuurd (22:3): zoals Johannes de Doper, de Here Jezus en de zeventig, a. alles is gereed (volbracht), Jezus stierf aan het kruis.
- slaven worden opnieuw gestuurd en gedood (22:4): denk aan de twaalven in Handelingen. b. zij worden mishandeld en gedood (enkel Johannes is op zijn bed gestorven).
- de koning werd toornig en zond zijn legers uit en stak hun stad in brand (22:17). c. de stad Jeruzalem is verbrand (70 na Chr.).
Buitengeworpen worden
De bergrede laat zien wanneer er geen loon voor Israëlieten is. We noemen enkele punten.
- gerechtigheid doen om aanzien bij mensen te krijgen voor mensen.
- giften geven om door mensen geroemd te worden.
- bidden opdat anderen zien hoe gelovig je wel bent.
- vasten, zoals huichelaars doen.
Doen Israëlieten zulke zaken in het verborgene vanuit een wedergeboren hart, dan vergeldt de Vader dit. Het is een wandel in het geloof. Petrus zegt in Matteüs 19:27 tegen de Heer: "Zie wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn?" Hierop antwoordt de Heer, dat zij in de wedergeboorte de twaalf stammen van Israël mogen richten en op tronen zitten. Zij die geen toegang krijgen worden 'buitengeworpen' en zullen buiten het land Israël verkeren. Dit is 'de buitenste duisternis' (Matt. 8:12), want in Israël zal het licht zijn. In het buitenland zullen zij de heerlijke dingen vernemen die in het Koninkrijk der hemelen gebeuren. Zij zullen huilen en van spijt op hun tanden knarsen (Matt. 25:30).
Matteüs 13:41 beschrijft hoe men wordt buitengeworpen. De Zoon des mensen zendt Zijn engelen uit om de 'boze' Israëlieten weg te halen. Dit gebeurt bij de voleinding der wereld (aioon, Matt. 13:49 en 50). Jezus volgen kost je alles. Echter, een rijkdom van genade staat daar tegenover.