'Christus is het Hoofd van het lichaam'
Voor de meeste lezers zal dit opschrift inhoudelijk niet echt verrassend zijn. Wat minder bekend is, is dat dit een volkomen nieuw gegeven is binnen de openbaring van Gods Woord. Dus mét dat je zegt dat Christus het Hoofd is van het lichaam, zeg je iets unieks! Iets dat verbonden is aan de heilsfase waarin wij ons nu bevinden.
Waar ligt het verschil precies?
Om helder te krijgen waar dat unieke nou precies in zit, kijken we naar hoe het 'hoofdschap' van de Heer in de Bijbel beschreven wordt. Dan blijkt dat het feit dát Hij het Hoofd is, niet iets nieuws is. Dit is al te lezen in het Oude Testament. Een mooi gedeelte dat dit duidelijk maakt, staat in 1 Kronieken 29. Dit hoofdstuk beschrijft hoe David en het volk door middel van hun gaven de materialen bijeenbrengen voor de tempelbouw. David gaf daarin zelf het voorbeeld. Vers 2 geeft een imposante lijst van door hem verzamelde materialen, maar dan zegt David in vers 3 ook nog: "En omdat ik behagen schep in het huis van mijn God, geef ik daarboven mijn persoonlijke vermogen aan goud en zilver voor het huis van mijn God, boven alles wat ik voor het huis van het heiligdom al gereedgemaakt heb ...".
Ook de familiehoofden droegen in ruime mate bij en "het volk was verblijd over hun vrijwillig geven, want zij gaven met een volkomen hart vrijwillig aan de HEERE. Ook koning David verblijdde zich in hoge mate" (vs. 9).
En dan komt het dankgebed en de lofprijzing van David: "Geloofd zij U, HEERE, God van onze vader Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Van U, HEERE, is de grootheid, de macht, de luister, de kracht en de majesteit. Want alles wat in de hemel en op de aarde is, is van U. Van U, HEERE, is het koninkrijk, en U hebt Zich verheven tot een Hoofd boven alles ..." (vs. 10 en 11).
Het Hebreeuwse woord dat hier met "Hoofd" vertaald is (roosj), verenigt vele betekenissen in zich: hoofd, top, toppunt, opperste deel, totaal, som, hoogste, voorste, begin. Het zit bijvoorbeeld ook in het eerste woord van de Bijbel: berésjieth - in het begin. 1 Kronieken 29:11 worden het koninkrijk en Gods verhevenheid boven alles in één adem genoemd. Dit komt ook zo naar voren in Efeze 1: '... om tot in het rentmeesterschap van de volheid van de tijdstippen samen te vatten onder één hoofd alles in de Christus, beide, wat in de hemelen en wat op de aarde is ...' (vs. 10).1 Het hier genoemde rentmeesterschap heeft betrekking op de komende 'eeuw' en dat is het tijdperk waarin het koninkrijk van God op aarde gevestigd zal worden.
Dat Christus / de Heere het Hoofd is boven alles, is dus niet een nieuwe Nieuwtestamentische openbaring, laat staan: iets dat uniek is voor de late brieven van Paulus. Dat unieke komt pas aan het einde van Efeze 1. Eerst is daar in vers 20b-22a de aansluiting met vers 10: '... en Hij heeft (Hem) in Zijn rechterzijde gezet in de bovenhemelse (plaatsen), hoog boven alle overheid en volmacht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze eeuw, maar ook in de komende. En alles heeft Hij ondergeordend onder Zijn voeten en Hij heeft Hem - Hoofd over alles ...'. Ook hier gaat het over het Hoofdschap van de Heer. Maar dan komt het in vers 22b en 23: '... Hij heeft Hem - Hoofd over alles - gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid van de alles in allen Vervullende' (Vertaling overgenomen uit De late brieven van Paulus - opnieuw en letterlijk vertaald - ISBN 9789066943049).
Het beeld dat hierbij naar voren komt, is dat van één en hetzelfde lichaam, waarvan Christus het Hoofd is en wij het lichaam vormen. Dit is wat Paulus in Efeze 3:6 het 'medelichaam' of "hetzelfde lichaam" noemt. Dat lichaam is "de nieuwe mens" (Efe. 2:15). De term "nieuwe mens" is dan ook een uitdrukking die alleen in de late brieven van Paulus genoemd wordt! Dat het hierbij om één en hetzelfde lichaam gaat, wordt ook duidelijk in Efeze 4:15 waar het gaat over de groei van de gemeente "tot een volwassen man".
Zie ook Kolossenzen 2: "... het Hoofd, waaruit het hele lichaam, dat van banden en pezen voorzien is en samengevoegd, opgroeit door de groei die van God komt" en "En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht" (vs. 19 en 10). In Kolossenzen 1:18 staat: "En Hij is het Hoofd van het lichaam, van de gemeente ...".
Het lichaam van Christus
Een hoofd en een lichaam kunnen op twee manieren aan elkaar verbonden zijn. In de eerste plaats door een verbond tussen die beiden (dan is het lichaam een op zichzelf staand geheel, met een eigen hoofd). In de tweede plaats is dat het geval als beiden in één en hetzelfde lichaam verenigd zijn.
Als voorbeeld: binnen een huwelijk is enerzijds sprake van twee lichamen (de man en de vrouw) die door het huwelijksverbond aan elkaar verbonden zijn. Beide zijn op zichzelf staande lichamen. In Bijbelse bewoordingen omschreven, is binnen dat huwelijk de man het hoofd van zijn vrouw (zijn lichaam).
Bekijken we - als voorbeeld - de man afzonderlijk, dan zien we dat hijzelf ook bestaat uit een hoofd en een lichaam. Daartussen is geen verbond gesloten; die eenheid is er eenvoudigweg.
Beide manieren komen voor in de Bijbel. In Exodus 19 vindt de sluiting van het (huwelijks)verbond tussen God en Israël plaats. Dat dit inderdaad een huwelijksverbond is, staat bijvoorbeeld in Jeremia 31: "... hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE" (vs. 32). Tijdens de verbondssluiting zegt de HEERE onder meer: "U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn" (vs. 6a). "Volk" is de vertaling van het Hebreeuwse goi. Dit woord heeft als betekenis: een lichaam dat uit mensen bestaat.
Dat het hier een op zichzelf staand lichaam betreft, blijkt bijvoorbeeld uit de beschrijving die in Jesaja 1 staat: "Heel het hoofd is ziek, en heel het hart is afgemat. Vanaf de voetzool tot het hoofd toe is er geen gezonde plek aan ..." (vs. 5b en 6a); een op zichzelf staand lichaam dus.
Deze lijn wordt in eerste instantie in het Nieuwe Testament doorgetrokken. Zo worden gelovigen in Romeinen 12:4 en 5 omschreven als een lichaam. Dat is ook het geval in 1 Korinthe 10:17 en 12:12 en 13. In 1 Korinthe 12:27 staat: "Samen bent u het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden". Deze aanhaling is overgenomen uit de Herziene Statenvertaling. Met de cursieve woorden is hier aangegeven dat dit woorden zijn die niet in de grondtaal staan, maar er tussengevoegd zijn. Eigenlijk staat er dus niet méér dan: 'U bent lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk leden'.
In deze teksten staat niet dat Christus het Hoofd is van datzelfde lichaam! Sterker: uit 1 Korinthe 12:14-21 blijkt dat ook het hoofd van dat lichaam gevormd wordt door gelovigen. Het gaat niet om Christus als hoofd in één en hetzelfde lichaam, maar om een uit gelovigen bestaand op zichzelf staand lichaam. Die situatie is er tot het einde van het boek Handelingen. Daarmee is de positie van de gelovigen van toen niet dezelfde als die van de gelovigen van nu.
Het verschil
De verbondenheid van Christus als Hoofd aan en in hetzelfde Lichaam hoort specifiek bij de boodschap van het geheimenis! Daarom komt dit pas in Paulus' late brieven naar voren.
We nemen het beeld van het huwelijk er nog eens bij. Binnen een huwelijk zijn man en vrouw aan elkaar verbonden door het huwelijksverbond. Ze gaven elkaar het ja-woord. Daarbij is de man het hoofd van zijn vrouw (1 Kor. 11:3). Waar de man het hoofd is, kan de vrouw als lichaam van die man gezien worden. Tegelijk is de vrouw een eigen persoon en heeft ze haar eigen hoofd (letterlijk) en kan ze gaan en staan waar ze wil. Ze zijn beide een levend individu; bij het sterven van de één, leeft de ander verder.
Voor de man in dit voorbeeld geldt dat hijzélf ook een lichaam heeft. Met dat eigen lichaam heeft hij nooit een verbond hoeven sluiten. Nee, bij z'n geboorte - en eigenlijk al daarvoor - had hij het al! Met dat lichaam vormt hij een onlosmakelijk geheel. Hoofd en lichaam zijn daarin veel meer één dan dat dit door een (huwelijks)verbond ooit zou kunnen; zij vormen een levenseenheid.
Dit alles kunnen we ook zo meenemen naar de verhouding van Christus tot de gelovigen. Tot en met de Handelingenperiode was er sprake van een verbond tussen God en Zijn volk. Het (oude, dan wel nieuwe) verbond is immers een inzetting die alleen voor het complete volk van Israël geldt (Jer. 31:31). Gedurende de Handelingentijd was dit in ieder geval het nieuwe verbond. Hierdoor was sprake van een man-vrouw relatie tussen Christus en de gemeente in die dagen (vergelijk hier bijvoorbeeld Paulus in 2 Korinthe 11:2).
In de boodschap aangaande het geheimenis is openbaar geworden dat Christus Zelf ook nog een lichaam heeft, waarmee Hij als Hoofd een eenheid vormt. Met dat lichaam hoefde Hij geen verbond te sluiten of iets dergelijks. Nee, dat lichaam was er in Gods plan al vóór de grondlegging der wereld (Efe. 1:4). En dat lichaam wordt gezien als opgroeiend tot een volkomen Man, namelijk één in en met Christus als Hoofd (Efe. 4:13): 'de nieuwe mens'. Waar het Hoofd is, daar is het lichaam!