Na deze gebeurtenissen… (vers 1)
Esther 2 begint met de woorden "Na deze gebeurtenissen…", wat ons hier nogmaals (zie ook 1:1) bepaalt bij de historiciteit van het boek Esther. Dezelfde woorden komen wij bijvoorbeeld ook in de historische boeken Koningen en Kronieken tegen. Daarnaast wordt het ook in Esther 3:1 nog één keer aangehaald met betrekking tot de verkiezing van Esther tot koningin en de rol van Mordechai bij het onthullen van een complot tegen de koning. Met het gebruik van dit begrip in het boek Esther worden de gebeurtenissen samengevat die uiteindelijk leiden tot waar het in dit Bijbelboek om draait, namelijk het complot van Haman tegen de Joden, de ontmaskering hiervan en hun redding.
Esther 2 begint dus met een terugblik. In dit geval op het verstoten van Vasthi door Ahasveros. Het lijkt er echter op dat Ahasveros spijt heeft van zijn daad en dat het hem dwars zit dat hij deze beslissing niet terug kan draaien. Immers, een bevel van de koning was een wet van Meden en Perzen, waar niet meer aan getornd kon worden, ook niet door de koning zelf. Esther 8:8 zegt: "Want de tekst die in de naam van de koning geschreven en met de zegelring van de koning verzegeld is, kan niet herroepen worden".
Hoeveel tijd er tussen de gebeurtenissen uit hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 zit, wordt hier niet duidelijk. In ieder geval zit er vier jaar tussen de gebeurtenissen uit hoofdstuk 1 en de verhoging van Esther tot koningin (vgl. 1:3 met 2:16). Veel uitleggers gaan er vanuit dat Ahasveros na de gebeurtenissen uit hoofdstuk 1 eerst veldslagen is gaan voeren tegen de Grieken. De gebeurtenissen uit hoofdstuk 2 vinden dan hierna plaats. Ahasveros leed overigens grote nederlagen. Dit zou zijn mogelijke neerslachtigheid verklaren in Esther 2. Na eerst ten opzichte van Vasthi een nederlaag te hebben geleden, gebeurt dat nu ook op het slagveld. De geschiedschrijver Herodotus meldt dat Ahasveros na de verloren veldslagen er in ieder geval een losbandig leven op na hield met veel wisselende seksuele contacten. Dit wordt in Bijbelse zin ondersteund door het feit dat Ahasveros instemt met het plan om meisjes te verzamelen.
De ogen van de koning (vers 1-4)
Ahasveros lijkt dus spijt te hebben van zijn onherroepelijke beslissing om Vasthi de deur te wijzen. Gelukkig zijn er – net als in hoofdstuk 1 – weer genoeg mensen die Ahasveros met 'goed' advies willen dienen. Als wij er, net als Herodotus, van uitgaan dat Ahasveros inderdaad een liefhebber van vrouwen was, dan wordt hier door de hovelingen goed ingespeeld op de 'behoeftes' van hun koning. De hovelingen zeggen hier: "Laat men voor de koning meisjes zoeken die maagd zijn en knap om te zien". Jong, onaangeroerd en knap vrouwenvlees, dat is waar Ahasveros mee opgevrolijkt moet worden. En dan niet één meisje, maar uit alle gewesten elk meisje dat aan deze voorwaarden voldoet (vs. 3). Daarbij hebben de meisjes niet zelf de keuze om zich aan te melden. In feite is het een razzia om aan de geneugten van de koning tegemoet te komen. Vers 3 laat eveneens zien dat deze beslissing niet zo maar genomen wordt, maar dat er een plan aan ten grondslag ligt. Er worden opzichters aangesteld in alle gewesten van het land en voor de verzamelde meisjes wordt een speciale hoveling (betekent hier feitelijk 'hofeunuch') aangesteld, namelijk Hegai. Hij moet de meisjes voorzien van schoonheidsbehandelingen, zodat zij er nog knapper uitzien. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het meisje dat in de ogen van de koning het meest welgevallig is, koningin zal worden in de plaats van Vasthi.
Deze laatste woorden zijn misschien wel het meest veelzeggend. Het gaat om wat de ogen van de koning zien, oftewel het uiterlijk. Dit gericht zijn op het uiterlijk is iets wat kenmerkend is voor Ahasveros. Wij zagen het al in hoofdstuk 1 waar hij tijdens zijn feest vele dagen lang de rijkdom en luister van zijn koninkrijk liet zien (Esther 1:4). Deze zwakheid van Ahasveros leidt uiteindelijk ook tot het bevel om alle Joden te mogen doden in ruil voor een grote hoeveelheid zilver (Esther 3:9).
Al met al vindt Ahasveros het hier in hoofdstuk 2, net als in hoofdstuk 1, ook weer goed wat zijn dienstknechten bedenken. Daarbij vinden wij een mooie woordspeling in dit vers: "…het meisje dat welgevallig [goed] zal zijn in de ogen van de koning (…) dit woord nu was goed in de ogen van de koning…". Wij kunnen ons niet aan de indruk ontrekken dat het plan van de hovelingen tegemoet kwam aan Ahasveros' eigen egoïstische behoeften en lusten. En daar wordt dan vervolgens ook naar gehandeld.
Mordechai en Esther doen hun intrede (vers 5-7)
In de volgende drie verzen worden twee nieuwe hoofdrolspelers geïntroduceerd, namelijk Mordechai en Esther. Mordechai wordt omschreven als een Joodse man die woont in de burcht Susan, dus dicht bij koning Ahasveros in de buurt. Het 'Joods' ziet hier op zijn culturele en religieuze achtergrond. Daarbij kwam hij uit de stam van Benjamin, zo laat zijn familielijn zien: "…Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis, een man uit Benjamin". Met deze Kis niet de vader van koning Saul bedoeld (ook van de stam van Benjamin), deze leefde namelijk veel eerder. Opmerkelijk is wel dat zowel de (voor)vader van Saul als Mordechai dezelfde naam dragen en ook hun beider aartsvijand nagenoeg dezelfde naam draagt. Saul streed tegen Agag (1 Sam. 15) en Mordechai tegen Haman de Agagiet (Esther 3:1).
Dat hier expliciet ingezoomd wordt op de Joodse roots van Mordechai, kan te maken hebben met het feit dat Mordechai een Perzische naam is (betekent: 'man van Marduk') en hij als zodanig niet als Joods te herkennen valt. Dat de Joodse Mordechai een Perzische naam heeft, is niet vreemd, dit kwam namelijk vaker voor. Denk aan Daniël en zijn vrienden die in Daniël 1:7 andere (Perzische) namen krijgen. Misschien had Mordechai naast zijn Perzische naam ook nog een Hebreeuwse naam. Die wordt echter niet genoemd in de Bijbel.
Verder lezen wij hier nog dat de familie van Mordechai in ballingschap is geraakt ten tijde van de wegvoering van koning Jechonia door koning Nebukadnezar (2 Kon. 24:12). Dit was de eerste deportatie van Joden, waarbij vooral mensen uit de hogere sociale klassen werden weggevoerd. Wij kunnen er daarom wel van uitgaan dat Mordechai in ballingschap geboren is, wat sowieso geldt voor zijn nichtje Esther.
Esther is het nichtje van Mordechai, hij haar neef. Nadat de ouders van Esther gestorven zijn (wij weten niet onder welke omstandigheden), heeft Mordechai de zorg over Esther op zich genomen. Hij neemt haar zelfs als dochter aan. Mordechai toont hier duidelijk een eerbaar man te zijn. Dat Esther de ouderrol van Mordechai accepteert, blijkt duidelijk uit het vervolg van de geschiedenis, wanneer er geschreven wordt dat Esther overeenkomstig het bevel van Mordechai doet, ook als zij niet meer bij hem, maar in het paleis woont (Esther 2:20).
Esthers Hebreeuwse naam is Hadassa. Deze naam wordt maar één keer in het hele boek genoemd, wat symbool staat voor de opdracht die Esther meekrijgt van Mordechai en waar zij aanvankelijk ook naar luistert. Zowel in Esther 2:10 als 2:20 staat dat Esther op aanwijzing van Mordechai haar afkomst niet vertelt. De betekenis van de naam Hadassa is overigens wel mooi, namelijk 'mirte'. De mirt staat symbool voor hoop en voorspoed. Zo lezen wij in Jesaja 41, vers 19: "Ik zal in de woestijn de ceder zetten, de acacia, de mirt en de oliehoudende boom" en in Jesaja 55:13 staat: "…voor een distel zal een mirt opkomen…". Is dit laatste niet wat uiteindelijk gebeurt in Esther 8:1-2, waar staat: "Op diezelfde dag gaf koning Ahasveros aan koningin Esther het huis van Haman (…) Vervolgens deed de koning zijn zegelring af, die hij van Haman afgenomen had, en gaf die aan Mordechai. Esther stelde Mordechai aan over het huis van Haman". De distel Haman maakt plaats voor Hadassa, de mirt.
Zo vinden wij hier in die ene keer dat de 'echte' naam van Esther wordt genoemd, gelijk een teken van hoop en verlossing voor de toekomst. De aanstelling van koningin Hadassa, hoe in het verborgene dit ook gebeurt, is uiteindelijk een teken van hoop voor Gods volk Israël in het hele Perzische rijk.
Dan hebben wij nog niet stilgestaan bij de (Perzische) naam Esther. Deze betekent zoveel als 'ster'. Zij werd aan het hof van de koning. Maar zij was dit in figuurlijke/geestelijke zin ook voor haar volk Israël in een moeilijke tijd. Wanneer Esther over het plan van Haman te horen krijgt en zij door Mordechai wordt aangespoord om actie te ondernemen, zien wij dat zij gaat vasten en haar volksgenoten ook opdraagt dit te doen. Dit vasten was een teken van onderwerping aan God. Feitelijk wilde Esther hiermee laten zien dat zij het in moeilijke tijden van God verwacht, ook al is Hij niet merkbaar en zichtbaar aanwezig. De verborgen hoop van God wordt zichtbaar in de haar beide namen, waarbij haar Perzische naam ergens ook verwees naar haar Hebreeuwse naam, daar de bloem van de mirte stervormig is.
Haar namen zijn niet alleen mooi, maar zij was zelf ook mooi. Zij was zowel mooi van gestalte (figuur) als knap om te zien (gezicht), vers 7. Deze beschrijving maakt Esther kandidaat om voor Ahasveros' razzia in aanmerking te komen. In feite voel je waar het in deze geschiedenis naar toe gaat wanneer dit zo gezegd wordt.
Esther wordt meegenomen (vers 8-11)
Wat de voorgaande verzen al deden vermoeden, wordt bevestigd in het vervolg van deze geschiedenis. Esther wordt van straat geplukt, met andere meisjes verzameld en naar de vrouwenverblijven van de koning gebracht om daar onder de hoede van Hegai geplaatst te worden. De naamsbetekenis van Hegai is niet helemaal duidelijk, maar als één van de mogelijke opties juist is, dan maakt dit wel heel duidelijk hoe men in Perzië tegen vrouwen aankeek. Hegai zou namelijk kunnen betekenen: 'mooie koeien bezittend'.
Wij moeten in deze geschiedenis de ernst inzien van wat hier gebeurt. Vaak wordt het plan van koning Ahasveros afgeschilderd als een soort vrijwillige schoonheidswedstrijd. Dit is absoluut niet het geval. De verzamelde meisjes werden gedwongen meegenomen en hadden geen keuze. Vervolgens werden zij opgesloten in de vrouwenverblijven, zonder hier vaak ooit nog maar uit te komen of zelfs ook maar contact te hebben met de buitenwereld. Daarbij dienden zij slechts om de lusten van de koning te bevredigen. De meisjes leefden weliswaar in luxe, maar wel tegen een hoge prijs, namelijk hun vrijheid. Feitelijk was er sprake van een verkapt bordeel.
Ook Esther ontsnapt dus niet aan de klauwen van koning Ahasveros. Zij valt echter al gauw op als zij onder de hoede van Hegai geplaatst wordt. Dit levert haar veel voordeel op: "En het meisje was welgevallig in zijn [Hegai] ogen en zij verwierf gunst bij hem en hij haastte zich om haar haar schoonheidsmiddelen en haar deel van het voedsel te geven en om haar zeven aanzienlijke meisjes uit het huis van de koning te geven. En hij plaatste haar en haar meisjes over naar het beste gedeelte van het vrouwenverblijf".
Het zit Esther mee. Het gaat hierbij niet alleen om haar eigen welzijn, maar toch vooral om de reddende rol die zij door al deze voorspoed voor haar volk op zich kan nemen. De geschiedenis is vergelijkbaar met die van Jozef. Maar ook met die van Mozes. Jozef werd vanuit de put en de gevangenis onderkoning. Mozes kwam aan het hof nadat hij uit het water was gevist. Esther komt aan het hof vanuit een positie als balling. Bij alle drie leidt dit uiteindelijk tot de redding van hun volk. Jozef redt zijn familie van de hongerdood. Mozes weet later de weg naar het hem bekende hof terug te vinden om daar tegen Farao op te treden. Esther ontvangt haar koninklijke waardigheid om later bij Ahasveros voor haar volk te kunnen pleiten. Alle drie nemen zij uiteindelijk de verantwoordelijkheid op zich die hen gegeven wordt. Daarbij getuigen zij ten diepste van de gezindheid die Christus Jezus vele jaren later toonde bij Zijn komst (Filipp. 2:5 e.v.).
Toch is het op het punt waar wij zijn aanbeland in deze geschiedenis nog niet zo ver. Sterker nog, Esther verzwijgt haar afkomst nog zoals Mordechai haar heeft opgedragen (2:10), waarschijnlijk uit angst voor de negatieve gevolgen die dit voor haar en haar volk zou kunnen hebben. Israël werd in die tijd niet actief vervolgd, maar ondervond wel tegenstand bij de terugkeer naar en de herbouw van Jeruzalem. Daarnaast lag Jodenhaat op de loer, ook in Perzië, wat wel blijkt uit het feit hoe makkelijk Haman later tot het besluit komt dat niet alleen Mordechai, maar heel zijn volk uitgeroeid dient te worden. In ieder geval zwijgt Esther uit gehoorzaamheid aan haar 'vader' Mordechai.
Zoals God Zich verborgen houdt in deze geschiedenis, zo wordt ook de aanwezigheid van Zijn volk hier verborgen gehouden. Niet alleen in het zwijgen van Esther over haar afkomst, maar ook in het geheel ontbreken van de naam die God aan Zijn volk gaf in heel het boek Esther, namelijk ´Israël´.
Zo belandt Esther in de vrouwenverblijven van de koning. Weggerukt bij haar steun en toeverlaat Mordechai en een groot geheim met zich meedragend, moet zij hier zien te overleven. Toch is zij niet geheel gescheiden van Mordechai. Zij kent de voorschriften die hij haar tijdens de opvoeding heeft bijgebracht. Daarnaast laat Mordechai haar niet in de steek, maar probeert hij, hoe moeilijk dit ook is, toch over haar te waken door elke dag voor de voorhof van het vrouwenverblijf te wandelen om zo te vernemen hoe het met Esther gaat.
Is de wijze waarop God in deze tijd met ons handelt niet dezelfde als waarop Mordechai met Esther handelde? Wij zijn gevangen in deze wereld, die soms mooi en soms wreed is. Wij zijn fysiek gescheiden van God, terwijl wij het liefste bij Hem willen zijn. Toch laat God ons niet in de steek. Door Zijn Woord geeft Hij ons Zijn voorschriften, die ons zowel richting als troost in het leven geven. Daarnaast mogen wij weten dat Hij (geestelijk) over ons waakt en onze gebeden mogen opstijgen tot voorbij de voorhoven van Zijn hemels heiligdom. Wij zijn dan weliswaar fysiek hier gevangen op aarde, maar geestelijk vrij bij God. Laten wij dan ook vanuit die geestelijke vrijheid wandelen en onze verantwoordelijkheid nemen, zoals Esther dat ook deed in de haar gegeven omstandigheden.