Vorige keer eindigden we het artikel als volgt: ´Tot aan Handelingen 28 werden de gelovigen uit de heidenen toegevoegd aan de edele olijf, bestaande uit gelovigen uit de Joden en gelovigen uit de heidenen. Na Handelingen 28 is de situatie geheel anders geworden. De zaligheid van God is naar de heidenen gezonden. Korte tijd later verwoestten de Romeinen het land en de tempel. Het Joodse volk werd verjaagd en verspreid, zoals eertijds in het Oude Testament al aangekondigd. Het oordeel over de ongehoorzaamheid was daarmee een feit en Gods handelen met Israël werd uitgesteld tot een nader tijdstip in de toekomst´.
Ongehoorzaamheid 1
Laten we voor de zuiverheid dit ook nog eens plaatsen in de historische context van Handelingen. In Handelingen 13:44-46 lezen we:
“En op de volgende sabbat kwam bijna heel de stad samen om het Woord van God te horen. Maar toen de Joden de menigten zagen, werden zij met afgunst vervuld en spraken tegen wat er door Paulus gezegd werd; zij spraken niet alleen tegen, maar lasterden ook. Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig dat het Woord van God eerst tot u gesproken zou worden, maar aangezien u het verwerpt en uzelf het eeuwige leven niet waard oordeelt, zie, wij wenden ons tot de heidenen.”
Op die bewuste sabbat kwam bijna heel de stad – Athiochië - Joden en heidenen, gelovigen en wellicht ook ongelovigen, samen om te luisteren naar het Woord van God, zoals Paulus dat tot hen sprak. In vers 46 benadrukt Paulus nogmaals dat de Joden de bevoorrechte positie hadden om het Woord te horen, maar dat ze het desondanks verwierpen. Zij geloofden niet. En daarmee stelden zij zich bloot aan het zich laten wegbreken door God van die edele olijf. Paulus wendde zich toen naar de heidenen. En we weten dat velen geloofden en geënt werden op die edele olijf.
Ongehoorzaamheid 2
Een tweede keer speelde hetzelfde scenario zich af in Korinthe. Handelingen 18:4-6:
“En hij sprak iedere sabbat in de synagoge en probeerde Joden en Grieken te overtuigen. En nadat Silas en Timotheüs uit Macedonië gekomen waren, werd Paulus er door de Geest toe aangezet tegenover de Joden te getuigen dat Jezus de Christus is. Maar toen zij zich verzetten en lasterden, schudde hij het stof van zijn kleren en zei tegen hen: Uw bloed zij op uw hoofd, ik ben rein; vanaf nu zal ik naar de heidenen gaan.”
Ongehoorzaamheid 3
Later, na de tijd van de brief aan de Romeinen, deed hetzelfde zich in Rome voor. We lezen in Handelingen 28:23-28:
“En nadat zij voor hem een dag vastgesteld hadden, kwamen er velen naar de plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van 's morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus. En sommigen lieten zich wel overtuigen door wat er gezegd werd, maar anderen geloofden niet. En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd: 26 Ga naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet opmerken, want het hart van dit volk is vet geworden en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen. Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren.”
De groep, gevormd uit Joden en Grieken, die tijdens Paulus' zendingsreizen tot geloof komt, is het hemelse zaad van Abraham. God gebruikt hen om Israël tot naijver op te wekken, “Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken” (Rom. 11:11). Het mocht niet baten. Paulus wordt gevangen genomen ,zoals aan het einde van Handelingen beschreven. Niet door Joden of Romeinen, maar in de eerste plaats door de Heere zelf. Hij wordt gebonden in de Geest: “En nu, zie, ik reis, gebonden door de Geest, naar Jeruzalem, en ik weet niet wat ik daar zal tegenkomen, behalve dan dat de Heilige Geest van stad tot stad getuigt dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan” (Hand. 20:22-23).
Einde olijfboom
Paulus moet noodgedwongen zijn zendingsreizen afbreken. De olijfboom wordt niet meer beheerd. De tuinman breekt niets meer af en ent niets meer op deze voorheen zo edel uitziende olijf. De olijfboom staat stil en verwordt langzaam tot een tronk die op sterven na dood is, als Paulus in Handelingen 28 het vonnis van Jesaja 6:9-10 over Israël uitspreekt en Israël Lo-Ammi (Niet-Mijn volk) wordt. De hoop van Israël (Hand. 26:6-7; 28:20) wordt door hun onbekeerlijkheid uitgesteld. De wonderen, krachten en tekenen verdwijnen. Christus´ komst wordt uitgesteld en het koninkrijk is niet meer ´nabij´. Israël wordt in de rij van de ‘gewone’ volken teruggezet.
Koninkrijk uitgesteld en start met lichaam van Christus
De vestiging van het koninkrijk op aarde komt hierbij tot stilstand en wordt uitgesteld. Een nieuwe periode breekt aan. Paulus beschrijft dit in zijn latere brieven. Deze brieven zijn niet meer gericht aan de gelovige Joden en de daarbij aangesloten gelovigen uit de heidenen. Paulus richt zich in zijn brieven na Handelingen 28 immers niet meer tot hen, maar tot de gemeente, het lichaam van Christus. God blijft niet stilstaan, maar komt toch wel tot Zijn doel. Is het niet via Israël, dan via de heidenen. En hier had God vóór de grondlegging der wereld al rekening mee gehouden, maar niet geopenbaard tot het moment dat dit geheimenis aan Paulus werd bekendgemaakt. Het geheimenis van het lichaam van Christus. We kunnen dit lezen in de brief aan Efeze, die geschreven is tijdens de eerste gevangenschap van Paulus te Rome in het jaar 62. We lezen in Efeze 1:7-12, 23-23:
“In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid, toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, opdat wij tot lof van Zijn heerlijkheid zouden zijn, wij, die al eerder onze hoop op Christus gevestigd hadden…. En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult”.
Geen onderscheid meer
Er is binnen het lichaam van Christus ook geen verschil meer tussen een van oorsprong edele tak of een geënte tak van de wilde olijf, tussen Jood en heiden. De scheidsmuur is weggevallen. Paulus legt dit uitgebreid uit in Efeze 2:11-22:
“Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.”
Cruciaal in de context van dit artikel is hierin vers 15, waarin de wet van de geboden – die hier de vijandschap in Zijn vlees, het Lichaam van Christus, wordt genoemd - die juist in de voorstelling van de olijfboom zo expliciet aanwezig is, nu is tenietgedaan.
De tronk van de olijf
En de edele olijf? Die heeft geen takken meer. Alle gelovigen maken nu deel uit van het lichaam van Christus. De edele olijf is verworden tot een tronk. Alleen de wortel is er nog. Het verbond dat God gesloten heeft met Abraham bestaat nog steeds, maar de uitwerking ervan is tot stilstand gekomen. In de toekomst speelt deze tronk weer een rol. ‘Te dien dage’ zal Israël weer de unieke positie binnen de volken krijgen. Een deel van Israël, namelijk het gelovig overblijfsel. In Jesaja 11 wordt dit toekomstbeeld beschreven. Enkele verzen hieruit:
“Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen. Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten: de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN. ….Want gerechtigheid zal de gordel om Zijn heupen zijn, en de waarheid de gordel om Zijn middel. ….Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt. Want op die dag zal de Wortel van Isaï er zijn, Die zal staan als banier voor de volken. Naar Hém zullen de heidenvolken vragen. Zijn rustplaats zal heerlijk zijn. En het zal op die dag gebeuren dat de Heere opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand de rest van Zijn volk zal verwerven, die overgebleven zal zijn in Assyrië en Egypte, in Pathros, Cusj, Elam, en in Sinear, Hamath en op de eilanden in de zee. Hij zal een banier omhoogheffen onder de heidenvolken en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen en zij die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen van de vier hoeken van de aarde. ….Er zal een gebaande weg zijn voor de rest van Zijn volk, die overgebleven zal zijn in Assyrië, zoals het met Israël gebeurde op de dag dat het wegtrok uit het land Egypte”.
Olijfboom en lichaam van Christus naast elkaar
De olijfboom, gevoed door de wortel, staat voor Israël. Al dan niet bekeerd of gelovend. Maar wel geldt voor Israël:
- Het is een Aards volk (Gen. 12:2 e.v.)
- Begint bij Abraham (Gen. 12:2 e.v.)
- Etnisch nageslacht van Abraham, Izaäk en Jakob (Gen.)
- Jezus als Koning (Jes. 33:22, Jer. 22:5)
- Gevoed door de wet (Deut. 27 en 28)
- Geopenbaard in het OT (Ex. 19:6)
- Bruid van Christus (Jer. 31, Hos. 2:18)
- Aardse toekomst (Micha 4:1-4)
Dit in tegenstelling tot de gemeente:
- Hemels volk (Fil. 3:20)
- Begint na de val van Israël (Rom. 11:11, Hand .28:23-28)
- Joden en heidenen (Efe. 2:11-22)
- Christus als Hoofd (Efe. 1:22)
- Vrijgemaakt van de wet (Efe. 2:15)
- Een geheimenis in het OT (Ef. 3:5)
- Lichaam van Christus (Efe. 1:15-23, 1 Cor. 12:13)
- Hemelse toekomst (Filipp. 3:20)
Het lichaam van Christus en de olijfboom (ook mèt de gelovigen uit de volken) zijn dus niet één op één over elkaar heen te leggen en zijn per definitie twee geheel verschillende entiteiten. Het koninkrijk Israël bestaat niet meer, omdat er geen – aardse - koning is. Het koninkrijk zal echter wel weer opnieuw worden opgericht. Dan zullen àlle gelovigen hierin burgers zijn met Koning Jezus aan het hoofd!
Enige opmerkingen
Het is verrassend – of juist niet? – om te constateren dat er een duidelijk verschil is tussen de periode vóór Handelingen 28 en de periode erna. Tot Handelingen 28 is er sprake van Gods handelen met Israël. Begonnen met Abram en via Mozes, Jozua, vele profeten en Jezus tot en met de apostelen aan toe. Steeds weer wordt het volk Israël opgeroepen terug te keren naar Hem. Zich om te keren, zich te bekeren. Verrassend is, dat hoe verder de geschiedenis gaat, des te vaker ook niet-Israëlieten (niet-Joden) zich geroepen voelen door deze oproep en zich aansluiten als gelovige bij het volk Israël (proselieten). Vooral in de Handelingentijd is hier met regelmaat sprake van. Frappant is ook, dat de oproep aan het volk Israël om zich te bekeren slechts mondjesmaat wordt nagevolgd, terwijl omstanders zich geroepen weten tot deze keuze. In Handelingen 28:23-27 komt dit tot een climax en God richt Zich vanaf dat moment op de heidenen. In de late brieven van Paulus (Efeziërs, Kolossenzen, Filemon, Filippenzen en 1 en 2 Timotheüs, Titus) wordt ook geen enkele keer meer het woord ‘bekeren’ gebruikt. Paulus spreekt hier niet meer tot het volk Israël in gemeentevorm, waarbij zich heidenen hebben aangesloten (de olijfboom met geënte takken), maar spreekt hier tegen leden van het lichaam van Christus, waarbij geen onderscheid meer is tussen Jood en heiden, waarbij de wet er niet meer toe doet, maar waar uitsluitend de genade door Christus Jezus de weg is om tot God te komen en Hem te dienen.
Een geheel andere vraag is, welk Israël Paulus bedoelt in de brief aan de Romeinen. Met welk Israël wordt de edele olijf vereenzelvigd? Is dat het oude, gehele Israël van de twaalf stammen? Is dat het deel van de 2 stammen ten tijde van zijn schrijven? Na Handelingen 28 en na de verstrooiing van het volk Israël in het jaar 70 is er toch geen Israël meer? Tussen 70 en 1948 waren er uitsluitend Joden in de diaspora. Geen natie, geen thuis. Kun je dan spreken over een ‘edele olijf’? Een volk dat de heilsboodschap van het verlossend en genadebrengend werk van Christus Jezus terzijde heeft gelegd? Hoe edel is zo’n olijf? Hebben christenen dit ‘inenten’ op deze edele olijf ook als zodanig ervaren gedurende de laatste tweeduizend jaar? Stof tot nadenken, dunkt me.
Samenvatting
Kort samengevat kunnen we dan ook de volgende periodes onderscheiden. In het Oude Testament is Israël de edele olijfboom met volle bladeren en een saprijke wortel. Ten tijde van de Evangeliën en Handelingen worden de ongelovige takken afgehakt en gelovige takken van de wilde olijf hierop geënt. Na Handelingen 28 wordt de olijf niet meer onderhouden en maken de gelovigen, zonder onderscheid tussen Jood en niet-Jood, deel uit van het lichaam van Christus.
Conclusie
Het is dan ook niet volgens de Schrift, dan wij als gelovigen in de 21ste eeuw stellen dat wij geënt zijn op - deel uit maken van - de edele olijf. Deze is er immers niet meer. Is dat erg? Neen! Wij hoeven niet meer geënt te zijn op deze olijf, omdat wij zelf onderdeel uitmaken van het lichaam van Christus! Hoe dichterbij het Woord kun je zijn? Laten we ons daarom één lichaam en één Geest weten, zoals o.a. beschreven staat in Efeze 4 en Kolossenzen 4.
Wij zijn dan ook niet toegevoegd aan het etnisch nageslacht van Abraham, Izaäk en Jakob, die gevoed door de wet uitzien naar een koninkrijk op aarde met Jezus als Koning. Neen, wij maken deel uit van de gemeente, het lichaam van Christus en zijn door de genade vrijgemaakt van de wet, waardoor wij mogen uitzien naar een hemelse toekomst waar wij nu al als medeburger en op gelijke hoogte van Christus al mogen zitten aan de rechterhand van God (Efe. 1:22,23).