De bruiloft
Als we denken aan een bruiloft, komen we allereerst terecht bij het bruidspaar. En natuurlijk ook bij de kleding van de bruid en niet te vergeten de bruiloftsgasten. In de navolgende notities wordt de bruiloft bezien vanuit elk van deze aspecten.
De bruidegom
Laten we beginnen met de bruidegom, Christus Zelf. Het valt op, dat nergens rechtstreeks in de Schrift vermeld wordt dat Christus de bruidegom is! De tekst die het dichtst in de buurt komt is die uit Openbaring 19: “Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt” (vs. 7). Uit de context van Openbaring kunnen we echter wel opmaken dat met het Lam Christus wordt bedoeld.
Tegen de discipelen van Johannes gaf Jezus wel een hint dat Hijzelf de bruidegom is. Dit kunnen we lezen in Mattheus 9:14-15: “Toen kwamen de discipelen van Johannes bij Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet? Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan zullen zij vasten.”
Ten slotte sprak Johannes de doper ook nog over Jezus als bruidegom. Dit is vastgelegd in Johannes 3, vers 29: “Wie de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en hem hoort, verblijdt zich zeer over de stem van de bruidegom. Deze blijdschap van mij nu is volkomen geworden.”
Dat Jezus de bruidegom is, mag daarmee voldoende zijn aangetoond. Let wel dat de de Jezus die in de toekomst Zijn bruid mag ontmoeten niet dezelfde Jezus is die hier op aarde heeft rondgelopen. De ‘aardse’ Jezus is immers gestorven! De opgestane Heer Jezus die ten hemel is gevaren en aan de rechterhand van God op de koninklijke troon zit, is een ´Ander´. Lees maar in Romeinen 7, vers 4: “Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.”
Bruiloftsgasten
Wellicht dat de genodigden ons iets kunnen vertellen over de bruid. Vooreerst is het zo, dat als je uitgenodigd bent als bruiloftsgast, je niet tegelijkertijd ook de bruid kunt zijn. Openbaring 19:9 zegt: “En hij zei tegen mij: Schrijf: Zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam. En hij zei tegen mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God”. Diegenen die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam zijn dus niet de bruid.
Stel dat de Gemeente de bruid is, dan is zij niet als gast genodigd op het feest. Voor Israël geldt hetzelfde. Ook zij kan niet tegelijkertijd bruid en genodigde zijn. Maar wie zijn dan wel de genodigden? Een vraag die we nu niet gaan beantwoorden omdat het buiten de vraagstelling ‘wie is de bruid van Christus’ valt, maar dát er genodigden zijn, is wel helder.
De kleren van de bruid
“En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen” (Openb. 19:8). Het gaat hier om smetteloos wit linnen, omdat het een voorstelling is van de rechtvaardige daden van de heiligen en niet vanwege het witwassen in het bloed van het Lam! De Gemeente wordt niet gerechtvaardigd door haar daden, maar door het bloed van het Lam, door de genade.
Linnen kleding is ook een teken van priesterschap. Zo droegen de priesters een kleed van fijn linnen (lees hiervoor Exodus 28 en 39). In Leviticus 16:32 wordt de directe koppeling gelegd tussen de linnen kleding en heiliging: “En de priester die men gezalfd en gewijd heeft om in de plaats van zijn vader als priester te dienen, moet de verzoening doen, als hij de linnen kleren, de heilige kleren, heeft aangetrokken.” Er is daardoor geen enkele directe aanleiding te vinden dat de Gemeente de bruid van Christus zou zijn. Dit verwijst onder andere naar het volk Israël dat een volk van priesters wordt genoemd. Dit is te lezen in Jesaja 61, vers 6: “Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE, men zal u noemen: dienaren van onze God.” Hieruit kan worden afgeleid, dat met de dragers van linnen kleding priesters, dienaren van God worden bedoeld en in het bijzonder het volk Israël. Het meest duidelijk is echter God zelf geweest in Exodus 19, vers 6: “U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.”
Even terug: het huwelijk tussen God en Zijn volk
Het verbond dat God met Israël heeft gesloten, wordt ook gezien als een huwelijk. Een echtelijke verbintenis tussen de Heere en Jeruzalem (voor Jeruzalem kan ook Israël worden gelezen, daar Jeruzalem vaak als metafoor wordt gebuikt voor het volk Israël).
Dit is terug te lezen in Ezechiël 16: 1-8: “Het woord van de HEERE kwam tot mij: … en zeg: Zo zegt de Heere HEERE tegen Jeruzalem: … Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd van de liefde. Zo spreidde Ik Mijn vleugel over u uit en bedekte uw naaktheid. Daarop zwoer Ik u een eed en ging een verbond met u aan, spreekt de Heere HEERE, en zo werd u van Mij.”
De scheiding van Israël
Deze huwelijksweg ging echter niet over rozen. Israël - het tienstammenrijk - was de HEERE ontrouw. De HEERE noemt haar zelfs een hoer in Ezechiël 16, vers 35: “Daarom, hoer, hoor het woord van de HEERE!” Uiteindelijk zendt God Israël met een scheidbrief weg en wordt het volk weggeleid naar Assyrië, vanwaar het nooit als volk is teruggekeerd. In Jeremia 25 is dit uitgebreid te lezen. In Hosea 1:6,9 wordt dit nog eens expliciet vermeld: “Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren… Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet-Mijn-volk en Ík zal er voor u niet zijn.”
God handelt hier volgens Zijn eigen regels uit Deuteronomium 24, vers 1: “Wanneer een man een vrouw genomen heeft en met haar getrouwd is, en het gebeurt dat zij geen genade meer vindt in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, en hij haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, en als zij dan uit zijn huis vertrekt, weggaat en de vrouw van een andere man wordt, en die laatste man ook een afkeer van haar krijgt, haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, of als die laatste man, die haar voor zichzelf tot vrouw genomen heeft, sterft, dan mag haar eerste man, die haar heeft weggestuurd, haar niet terugnemen om hem tot vrouw te zijn, nu zij onrein geworden is; want dat is voor het aangezicht van de HEERE een gruwel. U mag geen zonde brengen over het land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft.”
Israël ‘gaat dus vreemd’ met Baäl en heeft na een eventuele scheiding met Baäl geen recht meer om met deze zelfde HEERE in het huwelijk te treden.
Juda - het tweestammenrijk - was geen haar beter, maar kreeg van de HEERE nog het voordeel van de twijfel omdat men nog de schijn ophield de HEERE trouw te zijn. We kunnen dit lezen in Jeremia 3, vers 8: “Maar Ik zag, toen Ik vanwege alles waarin het afvallige Israël overspel had gepleegd, haar weggestuurd had en haar een echtscheidingsbrief gegeven had, dat Juda, haar trouweloze zuster, niet bevreesd werd. Zij ging zelf ook hoererij bedrijven.”
De weduwe Juda
Israël is dus officieel gescheiden van de HEERE. Ten tijde van de overgang naar het Nieuwe Testament bestaat de relatie tussen de HEERE en Juda nog steeds. De liefde is echter eenzijdig. Het volk hield zich niet aan de afspraken. Daarom is God in de persoon van Jezus naar zijn vrouw toegegaan om haar alsnog voor Zich te winnen met Zijn liefde. Maar het volk moest Hem niet en aan het kruis is de Man gestorven.
Israël is nu in zijn geheel weer vrij, want een vrouw wier man overleden is, is weer een vrije vrouw. In onder andere Romeinen 7:2-3 kunnen we dit lezen: “Want de gehuwde vrouw is door de wet gebonden aan de man zolang hij leeft. Als de man echter gestorven is, is zij ontslagen van de wet die haar aan de man bond. Daarom dan, als zij de vrouw van een andere man wordt terwijl haar man leeft, zal zij een overspelige genoemd worden. Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt.”
Een nieuw huwelijk – de bruid
Het tienstammenrijk Israël mag niet meer huwen met haar oude echtgenoot, de HEERE, maar is een vrije vrouw. Het tweestammenrijk Juda heeft haar Man door de dood verloren en is ook een vrije vrouw. Het gehele Israël mag dan ook volgens de wet van de HEERE wel huwen met een nieuwe man, een Ander.
Hosea schetst het toekomstig huwelijk in Hosea 2:15,18,19 en 22: “Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat u Mij zult noemen: mijn Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl! Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen. En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God!”
Maar de Heere kan niet om de wet heen. Het zal dus geen her-trouwen zijn met Hem als God, de Vader. Nee, het zal een volkomen nieuw huwelijk zijn tussen die Ander, de opgestane Heere Jezus Christus en het gelovige Israël! De opgestane Heer treedt hier op als Losser voor Israël. Prachtig om dit ook na te lezen in de parallelgeschiedenis van Ruth en haar losser Boaz.
En de Gemeente?
De Gemeente maakt onderdeel van de huidige bedeling van de verborgenheid en niet van de toekomstige bedeling van het Koninkrijk van Christus op aarde, dat in Openbaring beschreven wordt! De Gemeente is het Lichaam van Christus en heeft haar woonplaats/zetel in de hemel, volgens de Efezebrief. Zij heeft deel aan Christus en is dus betrokken bij alles wat de Heere doet en ontvangt.
De bruiloft vindt op aarde plaats en daar is een bruidegom: de opgestane Heer Jezus, en daar is een bruid: het ´opgestane´ volk Israël. Dit is het volk dat leeft in de tijd van de wederkomst en deel krijgt aan het Nieuwe Verbond. Wat nog ontbreekt zijn de bruiloftsgasten. In Openbaring 19:6-10 wordt vermeld dat een grote menigte zegt: “Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.” Het lijkt er sterk op dat het hier over de gasten gaat. En zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft, zijn zalig, zegt vers 9. Zij delen in het heil. We denken dan ook aan de (toekomstige) heidenvolken die van harte uitgenodigd zijn om deel te hebben aan de zegeningen van het Koninkrijk, dat op aarde gevestigd wordt.
Efezebrief
Een gedeelte uit de brief van Paulus aan Efeze wordt vaak aangehaald om aan te tonen dat de Gemeente de bruid is.
- Efeze 5:23-24: “want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de Gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Daarom, zoals de Gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.”
Het gaat hier niet om het huwelijk zelf, maar om gezagsverhoudingen, zoals te zien is in het woordje ‘zoals’. - En in Efeze 5:28-30: “Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de Gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.”
Hier wordt de liefde van de man voor zijn vrouw om voor haar te zorgen op één lijn gezet met de liefde de Christus heeft voor zijn lichaam, de Gemeente. De opdracht aan de man was om net zo goed voor zijn vrouw te zorgen als dat Christus zorgt voor zijn eigen lichaam, de Gemeente. - En tenslotte Efeze 5:31-32 waar het lichaam van Christus als één eenheid wordt gezien, net zoals man en vrouw elkaar aanvullen tot één vlees zijn: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de Gemeente.”
Dat is nu de kern van het grote geheimenis: ‘tot één vlees zijn’. Wij zijn de leden van het lichaam van Christus. Iets mooiers en meer bijzonder is niet voor te stellen. Christus is het Hoofd en wij zijn Zijn lichaam.
De eenheid tussen Christus en de Gemeente is een wezenseenheid: Hoofd en lichaam. Hoe dichterbij wil je zijn? Wij zijn één met en in Hem! En dat mogen wij nú al ervaren.
De bruid moet nog even wachten totdat zij klaar is om door de bruidegom te worden tegemoet getreden. De (toekomstige) eenheid tussen de Heere en Israël is een (nieuwe) verbondseenheid, de eenheid binnen het huwelijk.