Danken
Paulus dankt God voor hun deelhebben aan de prediking van het Evangelie en is ervan overtuigd, “…dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus” (vs. 6). Wat een heerlijke bemoediging geeft de apostel aan de Filippenzen en over hun hoofden heen ook aan ons! Het goede werk dat God begon, ook in ons persoonlijk leven, dat zal Hij voortzetten. Dat betekent zoveel als: God komt met een ieder van ons tot Zijn verheven doel. Hoe ons leven ook verloopt, wat er ook gebeurt, hoe de omstandigheden in deze wereld ook zijn… God laat niet varen, het werk, dat Zijn hand begon. God voert ons, zoals dat ook in andere Bijbelteksten wordt gezegd, door alles heen tot de volmaaktheid.
´Voltooien´, staat er. En de voltooiing blijkt dan niet de dood te zijn, maar “de dag van Jezus Christus”. Dit is de dag van Zijn heerlijkheid, die in de toekomst geopenbaard zal worden. Dus: Gods werk in ons wordt voortgezet over de grens van het aardse leven heen… tot op die dag. Het is zoals een oud koortje eenvoudig weergeeft: ‘Dwars door het leven, dwars door de dood, brengt Hij mij in ’t hemels paradijs’.
Die zekerheid geeft ons leven perspectief. We kunnen met vertrouwen de toekomst tegemoet gaan. Terwijl we nu misschien nog allerlei tekortkomingen bespeuren in ons leven en er veel tumult is in de wereld om ons heen, mogen we desondanks moedig voorwaarts gaan, want het komt allemaal goed. God Zelf zal daar in Zijn grote genade voor zorgen!
Bidden
Naast de dankzegging spreekt Paulus ook over van zijn gebed voor de gelovigen. Namelijk dat hun liefde voor de Heer en onderling zich mag verdiepen in ´kennis´ of ‘helder inzicht’ (NBG-´51). Hier wordt een Grieks woord gebruikt, dat vaker in de gevangenschapsbrieven voor komt: epignosis, d.i. rechte of volledige kennis. Uit de Efezebrief weten we, dat Paulus de rentmeester is van deze bedeling der genade Gods (Efe. 3:2 SV) waarin God een geheimenis heeft bekendgemaakt (zie Efe. 3 en Kol. 1:24 e.v.). De bede van Paulus is nu, dat de gelovigen zich daarin mogen verdiepen en zo visie mogen krijgen voor de rijke genade die God daarin heeft geopenbaard. Daar is fijngevoeligheid voor nodig, want sommige dingen die Paulus zegt in deze latere brieven, liggen heel dicht tegen zijn eerdere uitspraken aan, zoals we ze kunnen lezen in zijn vroegere brieven, geschreven tijdens de Handelingenperiode. Toch zijn er -belangrijke- verschillen. De oude Statenvertaling gebruikt dat woord nog: “… dat gij beproeft, de dingen die verschillen.” Het gaat om het onderscheiden van de uitspraken van God en weten waar het op aankomt. Dus, de boodschap goed onderzoeken, bestuderen en zo vervuld worden van de rechte kennis. En dan vanuit die kennis wandelen in liefde en afhankelijk van de Heere. Zo wordt je vervuld met ´vruchten van gerechtigheid´ en leef je tot eer van God. Anders gezegd, God heeft ons geroepen met een hoge roeping en verleent ons bijzondere genade. We mogen behoren tot het Lichaam van Christus, en delen in Zijn verheven positie, boven alles wat is (Efe. 1:22-23). Daarbij zijn we in Hem gezegend met “…alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten” (Efe. 1:3). Dat is iets heel bijzonders! Wie daarvan vervuld raakt krijgt een bijzondere liefde voor die geweldige boodschap, die Paulus mocht verkondigen. En de apostel roept ons op daarmee bezig te zijn, daarin te groeien en… de rijkdom ervan uit te dragen in onze handel en wandel, tot eer van onze Heere Jezus Christus!