Terugblik
In deel 1 maakten we kennis met wereldse muziekinstrumenten in Genesis. Fluiten van riet en harpen verhandelde Jubal al ± 3400 v. Chr. in Mesopotamië. In de tijd van Jakob ± 1750 v. Chr. bestonden muziekgroepjes voor feesten en partijen. Zij zongen liedjes met tamboerijn en harpen. De instrumenten dienden met name voor het begeleiden van zang en dans. Over geestelijke muziek spreekt het boek Genesis niet.
In deel 2 (over Exodus) vonden we Mozes als eerste componist en voorzanger (in de Thora). Hij schreef het eerste geestelijke lied (Exod. 15) na de bevrijding uit Egypte. Toen hij het uit alle borst zong reageerde Mirjam daarop met reidans. Samen met de vrouwen zongen zij in beurtzang en al reidansend begeleidden zij zich daarbij met de tamboerijn. Dit alles ter ere van God, hun Bevrijder.
Deel 3 ging over drie signaalinstrumenten: de sjofar, de zilveren trompetten en de schelletjes onderaan aan het kleed van de hogepriester. Deze drie instrumenten hadden alles te maken met Gods liefde voor Israël. De sjofar behoorde in 'de wet' enkel bij Gods feesten voor Israël. De sjofarblazer ging er als omroeper mee rond om Israël tot feestvreugde op te roepen. En de trompet? Die kreeg ook verscheidene Goddelijk aangewezen functies. Bijvoorbeeld, slechts één stoot op de trompet bracht Israël in gedachten bij God.
Als de hoogklinkende gouden schelletjes werden gehoord als de hogepriester op de Grote Verzoendag uit het Heilige der Heiligen naar buiten kwam, dan wist Israël: onze zonden zijn vergeven. De offers zijn aanvaard.
Enkel de zilveren trompetten en de schelletjes zijn in opdracht van God gemaakt. Verrassend genoeg kwamen we aan het einde van het boek Deuteronomium tegen, dat God Zelf een lied maakte. Mozes en Hosea de zoon van Nun moesten dit aan het volk presenteren (reciteren). "Wanneer dan vele rampen en benauwdheden hen treffen, dan zal dit lied (sjirah) tegen hen getuigenis afleggen, want het zal in de mond van hun nageslacht niet verstommen." (Deut. 31:21)
We nemen nu afscheid van de Thora en vervolgen onze 'muziekzoektocht'. We bespreken eerst het boek Jozua. Israël moest Kanaän veroveren en in bezit nemen. Daarna landen we aan bij Richteren, waar we verrassende zaken zullen tegenkomen.
Jericho
Iedereen is bekend met het vallen van de muren van de stad Jericho. De geschiedenis staat in Jozua 6. Overigens is dit het enige instrument dat in het boek Jozua voorkomt. We lezen er ook niets in over zang. Kennelijk is de sjofar zo belangrijk dat het er wel uit moet springen. We leerden uit de Thora dat het een signaalinstrument was, dat God bedoelde voor feesten die Hij had ingesteld. Op zich kon iedereen een sjofar hebben. Als je erop kon blazen had het een groot bereik, zoiets als een sirene. Maar, zoals eerder gezegd, zalig het volk dat – ingeval van Gods feesten – dit geluid als jubelroep kent.
Jericho moest ingenomen worden en dat leek onmogelijk. We letten op wat er precies gebeurde. Eerst verscheen 'de vorst van het heer des HEREN' aan Jozua, die in vers 2 de HERE Zelf bleek. Hij zegt tegen hem dat Jozua met de soldaten eenmaal om de stad moesten heentrekken. Zes dagen moesten zij dat herhalen. Maar er hoorde nog een rite bij. De ark moest bij elke ronde worden meegedragen. Voor de ark liepen zeven priesters met een sjofar (let op) 'voor het aangezicht des HEREN'. Zij hadden opdracht om er die zes dagen op te blazen. De 'optocht' was als volgt opgesteld: de soldaten, dan de zeven priesters met de sjofar, dan de Ark met (onzichtbaar) het aangezicht des HEREN, dan de rest van het volk. En zo liepen zij elke dag een rondje rond de stadsmuren. Het volk was verboden om te praten als zij de ronde deden! Dus enkel het snerpende, angstaanjagende geluid van de zeven ramshorens waar de zeven priesters op bliezen werd in Jericho gehoord. Omdat de HERE had bevolen op de zevende dag, zeven rondjes om de stad te trekken, stond iedereen die dag al bij de dageraad op. Tijdens de zevende ronde, toen de priesters op de ramshorens de langgerekte toon (masjach) aan hielden, moest het volk luid gaan juichen, want dan zou de HERE hen de stad in handen geven. Zo gebeurde het. Gedurende zeven dagen, tijdens de dertiende ronde (de zevende van die dag) gaf Jozua het bevel "juicht!" "Het volk dan juichte, terwijl men op de horens blies; zodra het volk het (langgerekte) geluid van de hoorn (sjofar) vernam, (ltl.) juichte het volk met een (ltl.) groot gejuich. En de muur stortte ineen, en het volk klom de stad binnen, ieder recht voor zich uit, en zij namen de stad in." (Joz. 6:20, SV)
Zo zien we dat voor Israël de ramshoorn 'feest' betekende, overwinning door hun HERE gegeven. Zeven priesters en zeven horens, die (het is even tellen) bij de veertiende opdracht (de langgerekte toon) de sjofar maakten tot de jubelroep. Zeven priesters, zeven horens en veertien keer (twee keer zeven) blazen voor het aangezicht van de God van Israël. Dit zijn getallen waaruit Gods heilig handelen spreekt.
Het waren ramshorens. Een ram had al eerder redding gebracht. Bij het offer van Abraham van Isaäk voorzag God in een plaatsvervangend ram. Dat dit ram in typologische zin verwijst naar het plaatsvervangend offer van de Here Jezus, is een prachtig gegeven. Waar is de sjofar nu een type van? Wie dit weet, heeft met Israël de jubelroep van verlossing in het hart!
Gideon
In het boek Richteren gebruikte Ehud (3:27), de verlosser van Israël de sjofar! Opnieuw overwinning, verlossing en blijdschap. De sjofar speelde ook een rol bij de richter Gideon. Gideon, zelf ook een sjofarblazer, had op advies van God uit 22.000 man driehonderd vechtjassen geselecteerd om tegenstand te bieden aan de Midjanieten, (zie hfdst. 6 en 7). God wilde echter door een kleine groep Israël verlossen, zodat het volk zich niet op eigen kracht kon beroepen. Gideon voorzag ieder van een sjofar, kruiken en fakkels. Hij verdeelde ze in drie groepen van honderd. Zo gingen zij op pad. Gideon met een groepje vooruit. Tegen de anderen zei hij: "Wanneer ik op de hoorn blaas met allen die bij mij zijn, moet ook gij op de horens blazen rondom de gehele legerplaats en roepen: Voor de HERE en voor Gideon!" (Richt. 7:18) Zo gebeurde het. Op aanwijzing van Gideon braken de driehonderd vrijwel tegelijkertijd de kruiken stuk, wat een enorm geluid (in de nacht veroorzaakte) en bliezen zij ook op hun sjofars. "Zo bliezen de drie groepen op de horens, braken de kruiken stuk en hielden in de linkerhand de fakkels en in de rechterhand de horens (sjofars) om te blazen en riepen: Het zwaard van HERE en van Gideon." (Richt. 7:20) Ze bleven elk op hun plek staan met de brandende fakkels. Nu had dit legertje geen zwaarden. Hun geroep over het zwaard liet de Midjanieten hun zwaard trekken en die gingen in paniek elkaar te lijf. Deze actie was het werk van de HERE (7:22) op het geblaas van 301 sjofars. De Midjanieten vluchtten.
Tamboerijn en reidansen
De held en richter Jefta had slechts een kind. Een meisje. Zij was zo blij dat haar vader weer thuis kwam, "zie, zijn dochter ging hem tegemoet met tamboerijn en reidansen." (Richt. 11:34) Zij deed dit vast met een aantal vriendinnen want in je eentje kun je niet reidansen.
Het was typisch iets voor meisjes om aan deze dansen mee te doen. Ook de meisjes van Silo deden dit. "Zie, wanneer de meisjes van Silo uittrekken om reidansen." (Richt. 21:21). Zowel voor de dochter van Jefta en de meisjes van Silo liep het slecht af. Daarop kunnen we hier niet ingaan.
Debora
Tot slot is uit Richteren de muzikale geschiedenis van Debora (vrouw) vermeldenswaardig. Debora (profetes, richter en een moeder in Israël) en Barak (legeraanvoerder) kregen de koning van Kanaän, Jabin, klein. Zijn overheersing over Israël was zo vreselijk geweest dat door zijn dood de dankbaarheid aan God zeer groot was. Op die overwinningsdag zongen beiden samen een lied (Richt. 5) van 30 verzen! Het bijzondere van dit lied is, dat Debora in dit lied o.m. zingt: "Ik wil, ja, ik wil voor de Here zingen (sjir), psalmzingen (zamar) voor de Here, de God van Israël." De term zingen (sjir) kwamen we al eerder tegen. Dat Debora ook wil psalmzingen (zamar) dit komt hier voor het eerst voor. Zamar is te omschrijven als een dichterlijk en melodieus gecomponeerd lied. Iets met bijzondere artistieke kwaliteiten, van hoge kwaliteit. Een en ander wil zeggen, dat Debora begaafd was om te psalmzingen, lang voordat David en Salomo hun Psalmen zouden maken. 2)
Voetnoten
- Niet in de eerdere artikelen vermeld, vanwege plaatsruimte.
- In het lied van Debora komen ook de woorden 'maat' en 'fluitspel' tegen. Beide woorden staan niet in de grondtekst. (Resp. 5:11, en 16a)