Wat is het Loofhuttenfeest?
Het is één van de drie zogenaamde ‘grote feesten van de Heere’: het feest van de ongezuurde broden, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. We lezen hierover in Deuteronomium 16:16-17: “Drie keer per jaar moet alles wat mannelijk is onder u, verschijnen voor het aangezicht van de HEERE, uw God, op de plaats die Hij zal uitkiezen: op het Feest van de ongezuurde broden, op het Wekenfeest en op het Loofhuttenfeest. Men mag echter niet met lege handen voor het aangezicht van de HEERE verschijnen, maar ieders geschenk moet overeenkomen met de zegen van de HEERE, uw God, die Hij u gegeven heeft”. Deze drie feesten maken deel uit van de zeven feesten van God, die Hij aan Zijn volk heeft gegeven om te vieren.
- Het Paasfeest (Pesach) 14-15 Nisan Maart/April
- Het feest van de ongezuurde broden (Chag Hamotzi) 15-22 Nisan
- Het feest der eerstelingen (Yom Habikkurim) 16-16 Nisan
- Het Wekenfeest (Shavu’ot) 6-7 Sivan Mei - Juni
- Het feest van de bazuinen (Yom Teru’ah) 1 Tishri Sept. - Oktober
- De grote verzoendag (Yom Kippur) 10 Tishri
- Het Loofhuttenfeest (Sukkot) 15-22 Tishri
Het Loofhuttenfeest begint ieder jaar op 15 Tishri (in onze kalender is dat september/oktober). In 2013 vindt dit plaats van 19 t/m 25 september.
In Leviticus 23:39-43 staat precies vermeld wat het Loofhuttenfeest is: “Maar vanaf de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer u de opbrengst van het land ingezameld hebt, moet u het feest van de HEERE zeven dagen lang vieren. Op de eerste dag is het rustdag en op de achtste dag is het rustdag. Op de eerste dag moet u voor uzelf vruchten van sierlijke bomen, takken van palmbomen, takken van loofbomen en van beekwilgen nemen, en u moet zich zeven dagen lang voor het aangezicht van de HEERE, uw God, verblijden. Dat feest voor de HEERE moet u per jaar zeven dagen lang vieren. Het is een eeuwige verordening, al uw generaties door. In de zevende maand moet u het vieren. Zeven dagen moet u in de loofhutten wonen. Alle ingezetenen van Israël moeten in loofhutten wonen, zodat de generaties na u weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten liet wonen, toen Ik hen uit het land Egypte geleid heb. Ik ben de HEERE, uw God.”
Gedurende zeven dagen verblijven de Joden overdag zoveel mogelijk in hun zelfgemaakte hutten. Ze denken hierbij terug aan de tijd dat het volk Israël 40 jaar in tenten woonde tijdens haar zwerftocht door de woestijn. De hutten symboliseren kwetsbaarheid en afhankelijkheid van God. Zij zijn opgebouwd uit dunne wanden en een dak van palmbladeren, waar doorheen de sterren nog zichtbaar moeten zijn. Dit symboliseert een open verbinding met de hemel. De hutten worden met vruchten en groenten versierd, als verwijzing naar de oogst. Een belangrijk onderdeel van dit feest is het maken van de loelav. Een soort feestbundel van gewassen. Deze bestaat uit een palmtak (Loelav), drie mirtetakjes (Hadassiem), twee beekwilgtakjes (Aravot) en een citrusvrucht (Etrog). De loelav wordt in de synagoge rondgedragen. Tijdens het lezen van de Hallel (Psalmen 113-118) wordt met de loelav gezwaaid in de vier windrichtingen, naar de hemel en naar de aarde. Vooral tijdens het lezen van Psalm 118: 1-4, 25 en 29 wordt er enthousiast met de loelav gezwaaid: “Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Laat Israël toch zeggen: Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Laat het huis van Aäron toch zeggen: Ja, Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Laten wie de HEERE vrezen, toch zeggen: Ja, Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Och HEERE, breng toch heil; och HEERE, geef toch voorspoed. Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig.”
- Etrog Smaak èn geur: Zo zijn er in het joodse volk mensen met kennis van de Torah èn goede daden.
- Palmtak Smaak, maar geen geur: Zo zijn er met Torah-kennis, maar brengen het niet in praktijk.
- Mirte Geur, maar geen smaak: Zo zijn er die goede daden doen, maar geen kennis hebben van de Torah.
- Wilgetak Geur noch smaak: Deze doen geen goede daden en hebben ook geen kennis van de Torah.
- De Eeuwige zegt: “Neemt hen allen tot één bundel, vormt een éénheid. De één zal voor de ander verzoening voor Mij doen” (Misjna Soeka 37b).
In de tijd dat de tempel nog niet was verwoest, werd het Loofhuttenfeest met een tweetal rituelen omkleed. ’s Avonds werd het tempelplein schitterend verlicht met grote kandelaars en werden er vele fakkels in de voorhoven van de tempel geplaatst. Een waar lichtfeest dus.
In een plechtige processie werd water, dat uit de Siloam-bron geschept werd, naar het tempelplein gebracht om daar te worden uitgegoten. Dit onder luid gejuich en gejubel van de aanwezigen. Hiermee werd God gevraagd om regen voor de gewassen in het komende seizoen.
Op diverse plekken in de Bijbel wordt gesproken over het Loofhuttenfeest. De profetie van Zacharia 14 is wel een heel bijzondere, omdat daarin verwezen wordt naar het licht en het water. Lees maar mee in de verzen 6-8: “Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, evenmin de dikke duisternis. Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft. Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft ervan naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: 's zomers en 's winters zal het plaatsvinden.”
Tegen deze achtergrond worden de uitspraken van Jezus beter verstaan als Hij in Johannes 8:12 zegt: “Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.” In Johannes 7:37-38 lezen we: “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” Verder wordt in Numeri 29:12-39 nog eens nauwkeurig uit de doeken gedaan welke offers er op de verschillende dagen moeten worden gebracht. Andere plaatsen waar over het Loofhuttenfeest gesproken wordt, zijn: Nehemia 8:14-19 , 2 Kronieken 7:8-9 (hier gebruikte koning Salomo het Loofhuttenfeest om de nieuwe tempel in te wijden) en Ezechiël 45:25.
Waarom vieren steeds meer christenen het Loofhuttenfeest?
In Leviticus 23:2 staat: “Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: De feestdagen van de HEERE, die u moet uitroepen, zijn heilige samenkomsten. Dit zijn Mijn feestdagen…”
Hieruit leidt men af dat die feesttijden van de Heere Zelf zijn en niet van Israël. God heeft de opdracht gegeven aan Israël om Zijn feesten te vieren. Het Loofhuttenfeest is in die optiek geen joods feest en – logisch – ook geen christelijk feest. Het is een feest van God. En Israël kreeg het voorrecht om dat feest als eerste te vieren. Nergens lezen we dat God Zijn feesten aan anderen heeft gegeven om te vieren!
Een ander aspect is, dat de feesten worden gezien in profetisch perspectief. Ze zijn een voorafschaduwing van wat er in de toekomst gaat gebeuren. Het Loofhuttenfeest verwijst dan naar het komende Messiaanse rijk op aarde waar alle volken het Loofhuttenfeest zullen vieren. In Zacharia 14:16 staat: “Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.”
Een andere reden die aangevoerd wordt, is dat de feesten vervuld zijn in Christus. Pesach is vervuld in Christus, het ultieme paaslam. Het Wekenfeest is vervuld in Christus door de uitstorting van de Heilige Geest. Zo is het Loofhuttenfeest ook vervuld in Christus, namelijk in de door Hem verrichte bevrijding. Waarom dan wel Pasen (Pesach) en Pinksteren (Shavu’ot) vieren en niet het Loofhuttenfeest (Sukkot), zo redeneert men. Maar dan in de profetisch betekenis?
Historisch wordt aangedragen dat er in de eerste paar honderd jaar van de christelijke jaartelling door gemeenten het Loofhuttenfeest werd gevierd en pas in de 4de eeuw door de kerk werd ‘afgeschaft’. Hierbij wordt verwezen naar het concilie van Nicea (325 A.D.), dat door velen als antisemitisch wordt beschouwd.
Ook zijn er die de symboliek van het Loofhuttenfeest aangrijpen om de viering te rechtvaardigen. Het schamele optrekje staat dan symbool voor de vergankelijkheid van het aardse leven. Het open dak en zicht op de sterrenhemel doet ons dan stilstaan bij de blik die wij vol vertrouwen en verwachting mogen hebben op Hem die ons ook in deze schamele omstandigheden weer bewaart en beschermt. Ten slotte wordt met een beroep op Romeinen 11:13-32 (de wortel en de takken) de verbondenheid met de Messiaanse gelovigen in en buiten Israël onderstreept.
Wat zegt de Schrift hierover?
Hiervoor gaan we ook weer terug naar de basistekst uit Leviticus 23:1-2: “De HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: De feestdagen van de HEERE, die u moet uitroepen, zijn heilige samenkomsten. Dit zijn Mijn feestdagen..”
Hier lezen we dus dat:
- De Heere sprak tot Mozes, de leider van het volk Israël en ‘spreekbuis’ van God.
- Mozes moest dit tegen het volk Israël vertellen. Over het verkondigen en opleggen aan andere volken wordt met geen woord gerept.
- Het zijn feesten die het volk Israël (dus niet de heidense volken) moest uitroepen om te onderhouden en te vieren.
Het feest moest ook gehouden worden zoals de Heere dat had opgedragen. Net als de wet mag er niets aan worden gewijzigd. In Deuteronomium 31:12 gebeidt de Heere God “… alle woorden van deze wet nauwlettend te houden.” En Deuteronomium 4:2 zegt: “U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.”
Dat het feest voorbehouden is aan de Joden, kunnen we lezen in Johannes 7:1-2: “En hierna trok Jezus rond in Galilea, want Hij wilde niet in Judea rondtrekken, omdat de Joden Hem probeerden te doden. En het feest van de Joden, het Loofhuttenfeest, was aanstaande.” Jezus sprak hier derhalve op Zijn ‘eigen’ feest. Hij was immers ook gezonden om de verlorenen van Israël te zoeken?
In de rest van de Evangeliën- en Handelingentijd komen we diverse keren het Loofhuttenfeest tegen, en steeds wordt dit feest door Joden en/of proselieten gevierd. Nergens lezen we over een Loofhuttenfeest dat door –gelovige– heidenen wordt gevierd.
De feesten, en dus ook het Loofhuttenfeest, maken deel uit van de bepalingen van de wet die door God aan het volk Israël is gegeven. In dit bredere kader kunnen we dus ook kijken naar wat de wet nog voor betekenis heeft voor ons als gelovigen die in deze bedeling van de genade mogen leven.
De Hebreeënbrief laat in de hoofdstukken 9 en 10 zien dat de bepalingen uit de wet, en in het bijzonder de offeranden van het Loofhuttenfeest, vervuld zijn door het offer van de Heere Jezus Zelf. Wij lezen in hoofdstuk 9:11-14: “Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!”
In hoofdstuk 10:1-8 staat: “Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt. Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en spijsoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God. Daarvoor had Hij gezegd: Slachtoffer en spijsoffer en brandoffers en offers voor de zonde hebt U niet gewild en hebben U niet behaagd, hoewel zij overeenkomstig de wet worden gebracht.”
Hieruit kunnen we zonneklaar afleiden dat de jaarlijkse terugkerende offers als gevolg van het offer van de Heere Jezus niet meer nodig zijn. Het ‘offerdeel’ van het Loofhuttenfeest is daarmee ook uit het feest weggenomen, overbodig gemaakt.
De Wet vandaag
Los van de plaats die de feesten innemen binnen de wet, is er ook genoeg te zeggen over de betekenis van de wet voor ons als gelovigen binnen de bedeling van de genade. In Efeze 2: 13-16 lezen we: “Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.”
De scheidsmuur tussen Jood en heiden, de wet met al haar bepalingen, is weggebroken en in Christus Jezus vervuld. Als de wet dan niet meer ‘bestaat’ voor ons, dan zeker ook niet meer de bepalingen die in de wet staan.
Nochtans zijn er christenen die de wet willen blijven onderwijzen en daarmee ‘zinloos’ bezig zijn, zo lezen we in 1 Timoteüs 1: 3-7: “Ik herinner u eraan hoe ik u, toen ik naar Macedonië reisde, ertoe opgeroepen heb in Efeze te blijven om sommigen te bevelen geen andere leer te onderwijzen, zich ook niet bezig te houden met verzinsels en eindeloze geslachtsregisters, die meer twistgesprekken opleveren dan door God gewerkte opbouw in het geloof. Het einddoel nu van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof. Sommigen zijn daarvan afgeweken en hebben zich gewend tot zinloos gepraat. Zij willen leraars van de wet zijn en hebben geen inzicht in wat zij zeggen en evenmin in wat zij zo sterk benadrukken.”
Ten slotte dit: Waarom zouden wij deelnemen aan feesten die voorbehouden zijn aan het aardse, al dan niet toekomstige, Koninkrijk van God? Wij zijn toch immers hemelburgers? Filippenzen 3:20-21 zegt: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.”
De Joden plaatsen de komst van de Messias tijdens het Loofhuttenfeest, hierbij verwijzend naar het reeds eerder genoemde gedeelte uit Zacharia 14. Direct na het Loofhuttenfeest is het Simchat Torah, de Vreugde der Wet. Dansend worden dan de Torahrollen door de synagogen gedragen, als een bruid die uitzinnig is van blijdschap. Bereidt u zich vast voor! En inderdaad is Israël Gods bruid: "In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen. Op die dag zal het geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik zal verhoren " (Hosea 2:19-20). De aanstaande bruiloft wordt alvast gevierd op Simchat Torah. Israël is de bruid.
Tot slot: moeten we, mogen we of mogen we niet het Loofhuttenfeest vieren?
De Schrift is hier deels helder over: Er wordt nergens gezegd dat we het Loofhuttenfeest of één van de andere zes feesten van de Heere móeten vieren. Die plicht is expliciet aan het volk Israël gegeven. Aan de andere kant wordt het echter ook niet verboden. Er wordt eerlijk gezegd met geen woord meer over gerept, nadat in Handelingen 28:28 het Heil naar de heidenen is gegaan.
Dus. het móet niet, maar het wordt ook niet verboden.
Blijft over de vraag of het mág. Van wie dan? Van God? Van het joodse volk? Van je gemeente? Van je eigen inzicht en beleving?
Er is geen wet die bepaalt wat we in dezen wel of niet mogen doen. In Kolossensen 2: 20 lezen we immers: “Als u dan met Christus de grondbeginselen van de wereld bent afgestorven, waarom laat u zich dan, alsof u nog in de wereld leeft, bepalingen opleggen.”
Daarentegen gaat de gehele Schrift weliswaar niet over ons, maar is wel terdege voor ons. Wij kunnen en mogen er van en uit leren. In die optiek bezien kan het bezoeken van een Loofhuttenfeest of enig ander feest zinvol zijn. Als wij goed de betekenis van het Loofhuttenfeest verstaan, kunnen we des te meer het plaatsvervangend offer van Jezus Christus, de tijdelijkheid van ons aardse bestaan en onze vertrouwenwekkende blik omhoog begrijpen. Dankbaar voor de genade die ons geschonken is, mogen wij blij zijn en vol vreugde feestvieren! Maar dit feestvieren kan nooit ‘het’ vieren van het Loofhuttenfeest zijn. Het is immers niet ‘ons’ feest? Wij hebben geen uittocht uit Egypte gehad om te gedenken. Wij hoeven geen offers meer te brengen, want ons Offer is al gebracht. Het Loofhuttenfeest kan door christenen dan ook eigenlijk niet gevierd worden, zoals is voorgeschreven in de wet. We kunnen het wel meebeleven en van de inhoud en de symboliek leren. En dat leren in vreugde mag dan ook bijdragen aan de groei van het Lichaam van Christus, zoals Paulus daarover bijvoorbeeld schrijft in Efeze 4:11-16. Zo blijft het altijd een feest om te leren!