In het vorige artikel is naar voren gekomen dat verwarring het kenmerk van het denken van Babel is. Gods tegenstander wil in al Gods werken verwarring stichten. Daarmee doet hij één van zijn namen eer aan: 'duivel' betekent: hij die door elkaar werpt.
Vanzelfsprekend is hij met zijn verwarrend werk het meest succesvol als hij probeert Gods werk in de kern te raken. En daarom staan we in dit 2e artikel stil bij Gods Woord, want juist daar (en dan met name in de uitleg van Gods Woord) probeert hij zijn verwoestende werk te doen. Paulus schrijft over de satan, dat zijn gedachten ons niet onbekend zijn (2 Kor. 11:2). Nee, inderdaad: hij wil zich aan God gelijkstellen (dat is de absolute macht verwerven) en hij wil verwarring scheppen.
Wat zegt Gods Woord over ... Gods Woord; welke grondregels zijn er om het Woord te begrijpen?
Lezen en geloven wat er staat
"Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken" (2 Pet. 1:20 en 21).
Deze woorden zijn duidelijk. Tegelijk zijn ze in de praktijk niet altijd even gemakkelijk toe te passen. Toch lijken ze het volgende te bedoelen: wie leest en gelooft wat er (in het profetisch Woord) staat, blijft daarmee het dichtst bij wat de Heere Zelf heeft bedoeld. Natuurlijk moeten we dan wel uitgaan van de oorspronkelijke talen (de grondtekst) waarin het Woord tot ons is gekomen. Daarom is het belangrijk om verschillende vertalingen naast elkaar te leggen, of indien mogelijk, gebruik te maken van andere hulpmiddelen, waarmee iets meer van de oorspronkelijke taal naar voren komt. Dat is ook de reden dat er tijdens Bijbelstudies vaak heel veel tijd besteed wordt aan het uitleggen van 'wat er eigenlijk staat'. Eén van de oorzaken van de verwarring over de bedoelingen van God, ligt soms al in onze Bijbelvertalingen!
Zo zien we dat de oorspronkelijke (chronologische) volgorde van Bijbelboeken door elkaar gegooid is. In Het Nieuwe Testament bijvoorbeeld zijn de brieven van Paulus op lengte gerangschikt. De langste vooraan, de kortste achteraan. Wat zou er veel duidelijk zijn gebleven, wanneer deze brieven op chronologische volgorde hadden gestaan. Dan zag je in één oogopslag het verloop van de openbaring van Gods plan. Zie De bediening & de brieven van Paulus (ISBN 9789066943063).
Wanneer we het Woord lezen, dan kunnen we daar niet zomaar een eigen uitleg aan geven. Het is opvallend dat het 'lezen wat er staat' hier verbonden wordt aan het werk van de Heilige Geest! Geef je een eigen uitlegging aan het Woord, die je bovendien boven het Woord stelt, dan ondermijn je feitelijk de inspiratie van dat Woord! Deze verzen zijn daarom een pleidooi voor het letterlijk lezen van de Bijbel. Dit letterlijk lezen omvat enkele belangrijke vragen, waarvan de antwoorden ons kunnen behoeden voor het maken van eigenmachtige uitleggingen:
- Wie heeft het geschreven (welke Bijbelschrijver werd door God gebruikt);
- aan wie is het geschreven;
- op welke tijd heeft het betrekking en
- waarom is het geschreven?
Het antwoord op de tweede vraag zorgt vaak al voor veel duidelijkheid. Het is de tegenstander er alles aan gelegen om deze duidelijkheid vanuit de Bijbel te voorkomen. In de praktijk blijkt dan ook dat juist met deze regel nog al eens de hand wordt gelicht, met allerlei gevolgen van dien. Dan wordt het opschrift 'aan de twaalf stammen' (Jak. 1:1) bijvoorbeeld opgevat als 'aan de heiligen en gelovigen in Christus' (bijv. Efe. 1:1). Dat is verdraaiing van wat er staat ... De gevolgen van dergelijk Bijbelgebruik zijn te veel om op te sommen; maar zij hebben één ding gemeen: er komt verwarring uit voort. Dan wordt er 'op grond van de Bijbel' bijvoorbeeld aan ziekenzalving gedaan (Jak. 5); maar ook het elke zondag voorlezen van de tien geboden is in feite een voorbeeld van het verdraaid toepassen van dat gedeelte van Gods Woord, dat de Heere toch overduidelijk aan Israël gegeven heeft (Exod. 19:3-20:26).
Laten staan waar het staat
De wet is voor vele gelovigen een dierbare inzetting van de Heer, waar ze graag bij willen worden bepaald. Anderen zeggen dat het nu om de genade gaat en stellen de wet als het ware buiten werking. Zware discussies zijn het gevolg. Maar wat zegt de Bijbel in Romeinen 3:31? "Doen wij dan door het geloof de wet teniet? Volstrekt niet, maar wij bevestigen de wet" (Rom. 3:31).
Het is goed om hier eerst de boven genoemde vier vragen te beantwoorden: Paulus is de schrijver; hij schrijft aan gelovigen uit de heidenen (Rom. 1:5, 6 en 13) en uit het Joodse volk (Rom. 2:17, 24 en 7:1); de Romeinenbrief is de laatste brief die door Paulus gedurende de Handelingentijd geschreven werd en heeft daarom betrekking op de periode waarin de Heere bezig was Zijn volk in de band van het verbond te brengen. Tot slot gaat het in de Romeinenbrief vooral over het verschil tussen het oude verbond (de wet) en het nieuwe verbond (de genade); het oude heeft afgedaan, het nieuwe is gekomen.
Paulus schrijft in Romeinen 3:31 dat hij de wet in ieder geval niet buiten werking stelde of teniet deed. 'Volstrekt niet - dat nooit!', roept de apostel als het ware uit. Wat dan wel? "... maar wij bevestigen de wet".
Dit "bevestigen" betekent niet 'beamen', maar: '(vast)stellen', 'plaatsen'. In die zin heeft het hier de betekenis van het op de plaats laten van de wet, waar God die gesteld heeft. Over de wet schrijft Paulus in Galaten 3:24 en 25 het volgende: "Zo is dan de wet onze leermeester (Grieks: paidagogos, hierin herkennen we ons woord 'pedagoog', kinder-opvoeder) geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden. Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder een leermeester".
Hier zien we dat zowel de wet als het geloof betrekking hebben op bepaalde perioden in Gods plan en ook in een door God bepaalde volgorde staan: eerst was er de wet tot (letterlijk: tot in) Christus, daarna kwam het geloof van Christus (Gal. 3:22, Statenvertaling: het geloof van Christus).
De volgorde blijkt nog duidelijker uit vers 23: "Voordat het geloof echter kwam, werden wij door de wet bewaakt, als gevangenen opgesloten, totdat het geloof geopenbaard zou worden".
Het "tot Christus" uit Galaten 3:24 wordt ons verder uitgelegd in Efeze 2: Hij heeft "de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond ..." (vs. 15a). Hier wordt hetzelfde woord voor 'tenietdoen' gebruikt als in Romeinen 3:31.
Paulus - of welk mens dan ook - heeft niet de macht om de wet, of welke door God gestelde inzetting dan ook, buiten werking te stellen. Wel laat hij haar op de haar door God gegeven plaats in Zijn plan staan; namelijk vanaf Mozes tot Christus. Degene Die de wet wel buiten werking gesteld heeft, is de Heere Zelf, Die dat in de kruisdood van Christus deed.
Vaak wordt geopperd dat daar waar de wet van buitenaf niet meer aan een gelovige wordt opgelegd, die gelovige dan ook meteen zondig gaat leven. Echter: ons doen en laten wordt niet door iets uiterlijks bepaald, maar komt in deze huidige tijd tot stand vanuit de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade. En wat het oude en het nieuwe verbond betreft, schrijft Paulus al in Galaten 5:4 het volgende: "U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen"!
Wie echter binnen de genade wil staan, waartoe hij toegang heeft gekregen, zal ontdekken dat God door Zijn wonderbare genade een leven uitwerkt dat meer en meer in overeenstemming zal zijn met Gods beeld van een rechtvaardig mens. (Dit beeld was trouwens al in de wet neergelegd.)
Het Woord van de waarheid rechtsnijden
"Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt. Maar ontwijk onheilige, inhoudsloze praat. Want zij die dat doen, zullen steeds meer in goddeloosheid toenemen. En hun woord zal zich uitzaaien als kanker; onder hen bevinden zich Hymeneüs en Filetus. Zij zijn van de waarheid afgeweken door te beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgevonden, en breken het geloof van sommigen af" (2 Tim. 2:15-18).
Deze verzen laten vooral zien dat de verkondiging van het Woord in overeenstemming moet zijn met Gods plan. Dit laatste blijkt vooral uit het voorbeeld dat Paulus hier noemt: Hymeneüs en Filetus. Deze broeders (zij waren broeders; ze wandelden immers in het spoor der waarheid!) brachten een boodschap die wel Bijbels was, maar op het verkeerde moment verkondigd werd. Zij zeiden dat de opstanding al had plaatsgevonden. Natuurlijk bedoelden zij daar niet Christus' opstanding mee, want die verkondigde Paulus zelf ook. Nee, ze verkondigden dat de algemene opstanding al had plaatsgevonden.
Dat er eenmaal een algemene opstanding zal zijn, is inderdaad een Bijbelse boodschap. Het verloop van Gods plan in verleden, heden en toekomst laat echter zien dat het nu nog niet zo is, dat die opstanding heeft plaatsgevonden. Hymeneüs en Filetus zagen dat niet zo en verkondigden daarmee dus een Bijbelse waarheid die op dát (en ook op dít) moment nog niet geldig was. Eigenlijk ligt dit in het verlengde van wat we naar aanleiding van Romeinen 3:31 al zagen: een waarheid verkondigen in de verkeerde heilstijd. Paulus' oordeel hierover is hard: hun woord zaait zich uit als kanker. Eigenlijk staat er: als gangreen; een aandoening waardoor een deel van het lichaam afsterft. En dat zegt Paulus dus met het oog op hét Lichaam.
Het Woord der waarheid recht snijden, is het Woord Gods verkondigen in overeenstemming met de fase in Gods heilsplan waarin je leeft.
De Heere Jezus over 'traditie'
We zijn ons er misschien niet altijd van bewust, maar het op ons betrekken van Bijbelse waarheden die niet voor ons bestemd zijn, stemt overeen met het Babelse denken. Namelijk: verwarring scheppen in de orde die God - in dit geval in Zijn Woord - heeft aangebracht. Het Babelse denken heeft daarbij een belangrijke en krachtige handlanger: de traditie.
'Traditie' komt van het Latijnse trans-dare, en betekent: 'doorgeven'; dat wat mensen vóór je bedacht of ingesteld hebben, koesteren en doorgeven aan het volgende geslacht. In veel gevallen waren de uitgangspunten al voortgekomen uit het verwarrend hanteren van de Bijbel: Bijbelse waarheden werden meteen al in de verkeerde heilstijd van Gods plan toegepast en later aangevuld met rituelen en sacramenten.
Van iets dergelijks was ook sprake bij de Schriftgeleerden in de tijd van de Heere Jezus. Zij hadden de wet van God aangevuld met allerlei eigen wetjes en inzettingen die vaak belangrijker werden geacht dan het Woord zelf. Tot hen zei de Heere: "... en zo maakt u Gods Woord krachteloos door uw overlevering die u overgeleverd hebt; en veel van dergelijke dingen doet u" (Mark. 7:13).
Traditie, of dit nu in het rooms-katholieke, het reformatorische dan wel het evangelische segment van het christendom voor komt, maakt Gods Woord krachteloos.
Slim gespeeld
Kijken we naar de christelijke traditie dan blijkt dat het verbondsdenken daarin een grote en belangrijke plaats heeft ingenomen. Dit denken komt voort uit de veronderstelling dat God met Israël niets meer van doen wilde hebben. De plaats van Israël werd ingenomen door de gelovigen die sinds de Pinksterdag (Hand. 2) tot geloof zijn gekomen en zodoende als Israël worden behandeld. En hoewel God duidelijk het verschil laat zien in de positie van Israël en de gemeente van nu, zijn deze dingen door elkaar gegooid en is er eeuwenlang aangenomen dat de 'Kerk het geestelijk Israël' is. Vandaar dat zondag aan zondag de tien geboden worden voorgelezen.
Met name vanuit de evangelische beweging is daar in de laatste honderdvijftig jaar veel verweer tegen geweest. Toch blijken velen binnen de evangelische hoek weer dezelfde paden te bewandelen als degenen, waarop altijd zoveel 'kritiek' was. Want hoewel men inmiddels wel inziet dat het grootste gedeelte van de Bijbel over Israël gaat en voor Israël bestemd is, betrekt men toch allerlei dingen van Israël op zichzelf en wee degene die daar niet in meegaat ...
We zien in dit alles de sluwheid van de tegenstander. Want daar waar door de eeuwen heen gelovigen hun medegelovigen gewezen hebben op het Woord en op dat wat er werkelijk staat, werden (en worden) zíj gezien als degenen die verwarring brachten.
Babels denken moet Bijbels denken worden
Iedereen, maar zeker wij als gelovigen moeten goed beseffen dat het denken van God van een geheel andere, hogere orde is, dan ons denken, dat vaak nog zoveel van de karakteristieken van het Babelse denken in zich draagt. Jesaja verwoordt dit met de bekende woorden: "Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten" (hfdst. 55:9).
Het leren denken zoals God denkt, is een proces dat de Heere in ons leven uitwerkt door Zijn genade. Hij wil ons veranderen door de vernieuwing van gezindheid (vgl. Rom. 12:2). Paulus schrijft in Efeze 4 over de dagelijkse praktijk van ons leven: "... dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid" (vs. 22-24). Gods genade leert ons om tot Zijn eer te leven, te geloven en te verwachten (Tit. 2:11-14). Die omgang met de Heere is belangrijk en daarom is ook de bestudering van Zijn Woord zo belangrijk. Zelfs wanneer we met Bijbelstudies bezig zijn die niet direct gericht zijn op onze praktische wandel is na verloop van tijd toch merkbaar dat het bezig zijn met Gods Woord ons verandert. Geleidelijk wordt ons doen en laten veranderd door ons denken en ons denken door het Woord van God.
Tot slot willen we opmerken dat het zeker niet onze bedoeling is om door middel van deze artikelen de visie en het inzicht van medegelovigen te veroordelen. Wel hopen en bidden we dat deze woorden opgevat worden als signalering van wat er gaande is.