Over het verbond is veel te doen! Zo is het voor veel christenen een uitgemaakte zaak dat zij deelhebben aan het (nieuwe) verbond. Daar hoef je bij wijze van spreken niet eens over na te denken. In vele liederen en gebruiken in christelijke kerken en gemeenten komt dit uitgangspunt tot uitdrukking. Opvallend, omdat nergens in de Bijbel wordt gezegd dat God met de Gemeente, het Lichaam van Christus, een verbond gesloten heeft...
Dat wordt wél nadrukkelijk gezegd als het gaat om de relatie tussen de HEERE en Israël. Het verbond tussen God en Zijn volk Israël vindt z´n basis in het verbond dat God eerder met Abraham sloot. Ook daar wordt over gezongen, bijvoorbeeld in de berijming van Psalm 105:
't Verbond met Abraham Zijn vrind,
bevestigt Hij van kind tot kind.
Het idee dat de Gemeente van nu deelheeft aan het (nieuwe) verbond, zou je - om maar meteen een grote stap te maken - ook kunnen verbinden met de volgende gedachte: de Gemeente is begonnen in Handelingen 2, namelijk bij de uitstorting van de heilige Geest.
Een verwante gedachte is dan ook dat het in het Oude Testament gaat over Israël en in het Nieuwe Testament over de Gemeente, het Lichaam van Christus. Desondanks wordt in vele kerken elke zondag nog altijd de Wet (het oude verbond) voorgelezen, om ieder er nog maar eens van te doordringen, dat hij of zij als lid van de kerk zich dient te houden aan het verbond.
Zoals gezegd: in de christelijke wereld is het een redelijk algemeen aanvaard idee dat de christenen van nu deel uitmaken van het volk waarmee God Zijn (nieuwe) verbond gesloten heeft. In dit boekje komt de vraag naar voren hoe er in de Bijbel eigenlijk over het verbond gesproken wordt. Daarna kun je als lezer je conclusies trekken en zien met wie het (oude, dan wel nieuwe) verbond gesloten is en wat dus je eigen positie hierin is.