De soldaten staan nog steeds op wacht bij het graf als daar plotseling “een grote aardbeving” plaatsvindt. Vervolgens daalt een engel neer, wentelt de steen af en gaat erop zitten… als op een overwonnen vijand. De soldaten worden dan door vrees voor hem bevangen, ja zij “…werden als doden”.
Het verslag van Mattheüs wordt wel genoemd ‘het Koninkrijks-evangelie’. In dit getuigenis wordt de Heere Jezus Christus met name gezien als de Zoon van David, de Koning der Joden. Deze Koning is overigens niet alleen de Zoon van David , maar vooral ook de Zoon van God (vgl. ook Matt. 27:37 en 42-43). Dat is wat deze opstanding zo bijzonder maakt. Er waren immers eerder ook al opstandingen geweest. Denk maar aan het dochtertje van Jaïrus, de jongeling van Naïn en de opwekking van Lazarus.
Deze opstanding is echter bijzonder, want het toont Christus als de tweede Mens (zie 1 Kor. 15) en ‘bewijst’ Hem als de Zoon van God. De opgestane Heer is Degene, in Wie en door Wie God al Zijn plannen volvoert! Christus is de Eersteling van de nieuwe schepping. God heeft een nieuwe start gemaakt en nu worden de woorden van Jesaja 53:10 werkelijkheid: “…het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn”.
‘Bewezen Gods Zoon te zijn’
“Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God, dat Hij tevoren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schriften, ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. Wat de Geest van heiliging betreft, is Hij met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden, namelijk Jezus Christus, onze Heere” (Rom. 1:1-4).
Naar het vlees is de Heere Jezus dus geboren uit het geslacht van David. Hij is de Zoon van David. Wat de Geest van heiliging betreft is Hij met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden. Hij is de Zoon van God. De uitdrukking ´Geest van heiliging´ wordt hier gebruikt als tegenstelling van ´het vlees´, en wijst derhalve op de natuur van de opgestane Heer. In Zijn opstanding wordt de Heere Jezus ‘geest’ genoemd in overeenstemming met het opstandingsleven: “De eerste mens Adam is geworden tot een levend wezen, de laatste Adam tot een levendmakende Geest” (1 Kor. 15:45; zie ook 2 Kor. 3:17, 1 Tim. 3:16, 1 Petr. 3:18).
Het woord ‘bewezen’ is de vertaling van het Griekse ‘horizoo’. De grondbetekenis van dit woord is: de grenzen van een plaats markeren. Ons woord horizon is ervan afgeleid.
In de Bijbel heeft het de betekenis van: aanstellen, aanwijzen, bepalen, beschikken, besluiten.
Het woord 'horizoo' komt o.a. voor in: |
|
Lukas 22:22 |
"En de Zoon des mensen gaat wel heen, zoals bepaald is…" |
Hand. 2:23 |
"Deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is…" |
Hand. 10:42 |
"…dat Hij Degene is Die door God aangesteld is tot een Rechter…" |
Hand. 11:29 |
"En de discipelen besloten…" |
Hand. 17:26 |
"…en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied…" |
Hand. 17:31 |
"…door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft. " |
Hebr. 4:7 |
"…bepaalt Hij opnieuw een zekere dag, namelijk heden…" |
Zoon
Het lijkt wat vreemd over te komen als gezegd wordt, dat de Heere Jezus door Zijn opstanding bewezen, bepaald of aangewezen is Gods Zoon te zijn. Want al ruimschoots vóór Zijn opstanding was dat al bekend. We herinneren ons de woorden van de engel Gabriël tot Maria: “Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven…” (Luk. 1:32, zie ook Matt. 16:16, 26:63, 27:43 en Joh. 20:30-31).
Wij moeten dan ook bedenken, dat het woord ‘zoon’ in de eerste plaats wijst op het erfgenaamschap. In ons normale spraakgebruik wordt bij het woord ‘zoon’ gedacht aan een mannelijk kind en dat is natuurlijk niet onjuist. Toch geeft de Bijbel er een veel diepere inhoud aan en is het belangrijk daarmee op de hoogte te zijn. Het Bijbelse begrip ‘zoon’ wijst veel meer op ‘erfgenaam’. En dat heeft te maken met erfrecht.
Als van de Heere Jezus wordt gezegd dat hij de Zoon van David is, dan weten wij dat hij niet een mannelijk kind van David is. Hij is hooguit een verre nakomeling. Toch wordt Hij de ‘Zoon van David’ genoemd, waarmee wordt aangegeven dat Hij de wettige Erfgenaam van David is. Dat betekent dus ook, dat Hij recht heeft op de troon van David. Hij zal dan ook in de toekomst als de rechtmatige Koning die troon bestijgen, zoals ook door de engel Gabriël aan Maria is voorzegd.
Als de ‘Zoon’ is Christus de Erfgenaam die straks Zijn erfenis volledig in bezit zal nemen.
God zal Zich openbaren in de Zoon en door Hem Zijn plannen tot uitvoering brengen. Het Hebreeuwse woordje ‘ben’ (zoon) is afgeleid van het werkwoord ‘banah’, hetgeen vertaald kan worden met: bouwen, opbouwen of construeren.
Er is dus niet alleen verband tussen ‘zoon’ en ‘erfgenaam’, maar ook tussen ‘zoon’ en ‘bouwen’!
De zoon is de bouwer. Beide begrippen: erfgenaam en bouwer, liggen opgesloten in het woord ‘zoon’.
Het begrip ‘zoon’, toegepast op de Heere Jezus als Erfgenaam en Bouwer, krijgt dan ook eerst z’n volle betekenis en waarde in de opstanding.
God heeft in de dood van de Heere Jezus de grens bepaald van de oude schepping. Hij stierf als de laatste (erfgenaam van) Adam en stond op als de tweede Mens. Hij is het Hoofd van een nieuwe schepping, of, zoals Paulus zegt: “Hoofd boven alle dingen” (Efe. 1:22).
…met kracht…
Wij doen er goed aan Romeinen 1:4 nauwkeurig te lezen. Paulus zegt niet, dat Christus door Zijn opstanding bewezen is Gods Zoon te zijn, maar: “…met kracht (Gr. dunamis) bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden”.
Ditzelfde woord wordt in Efeze 1:19 gebruikt, waar het in verband staat met de opstanding van Christus en Zijn verhoging ter rechterhand Gods “…in de hemelse gewesten, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende” (vs. 21).
God heeft Hem aangesteld als “Rechter over levenden en doden” (Hand. 10:42). De Heere Jezus heeft Zelf gezegd na Zijn opstanding: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde”(Matt. 28:18).
Ongetwijfeld heeft Paulus bij het schrijven van Romeinen 1:4 ook gedacht aan de woorden van David in Psalm 2. Het gaat daar om de Koning, die door God gesteld is over “Sion, mijn heilige berg.” In vers 7 lezen we dan: “Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt”.
In Handelingen 13:32 en 33 worden deze woorden toegepast op de Heere Jezus Christus en dan met name op Zijn opstanding uit de doden: “En wij verkondigen u de belofte die aan de vaderen gedaan is, namelijk dat God die vervuld heeft aan ons, hun kinderen, door Jezus te verwekken, zoals ook in de tweede psalm geschreven staat: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt”.
In het evangelie van God wordt dus bewezen (NBG ´51 zegt: verklaard), dat deze Zoon uit Psalm 2 niemand anders is als de opgestane Heer, die als de Erfgenaam van alle dingen aangewezen is als Heerser over alles. Een paar bladzijden verder, in Handelingen 17:30-31, wordt dat bevestigd. De opgestane Heer is de aangewezen Persoon om de wereld rechtvaardig te oordelen.
Naam boven alle naam
Paulus bevestigt dit getuigenis in Filippenzen 2:5-9. In de naam van Jezus zal alle knie zich buigen en alle tong zal belijden: “Jezus Christus is Heere, tot eer van God, de Vader”.
Christus heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd (Kol. 2:15). Zijn opstanding betekent de definitieve nederlaag voor de machten der duisternis.
De Heere zal in de toekomst Zijn macht en heerschappij openbaren. Dat betekent in ieder geval, dat de boze machten worden uitgeschakeld, Gods vijanden worden geoordeeld en dat alles aan Zijn voeten onderworpen wordt.
De opstanding van de Heere Jezus Christus markeert de ommekeer in de geschiedenis en het bestaan van deze wereld. Vanaf dat moment begon de Heere God Zijn vernieuwend en opbouwend werk, hetgeen uiteindelijk zal uitmonden in de openbaring van nieuwe hemelen en aarde, waarin gerechtigheid woont (2 Petr. 3).
In Openbaring 21 zien wij de opgestane en verheerlijkte Christus zitten op de troon in de hemel en we horen Hem zeggen: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw”.
Hij is de Overwinnaar en zal het Goddelijke voornemen uitwerken door Zijn grote kracht. De ‘eerste dingen’ zullen voorbijgaan en plaats maken voor het nieuwe leven uit de opstanding. Dat leven zal tot bloei komen en zich uitstrekken over ‘al wat is’. Als alles aan de Zoon is onderworpen, als alle oordelen zijn afgerond, als zelfs de laatste vijand, de dood, onttroond zal zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich aan God, de Vader onderwerpen, opdat God zij alles in allen!
Dan is er alleen nog maar plaats voor Gods heerlijkheid, die heel Zijn schepping zal vervullen!