Het werk van de Allerhoogste
We lezen in Openbaring 5:1 het volgende: "En ik zag in de rechterhand van Hem Die op de troon zat, een boekrol, van binnen en van buiten beschreven, verzegeld met zeven zegels". Natuurlijk gaat het allereerst om hetgeen Johannes in dit visioen heeft gezien: een boekrol in de rechterhand van "Hem Die op de troon zat". Daarnaast wijst de aanduiding "in de rechterhand" ook op een buitengewone plaats bij God. Deze rechterhand is eigenlijk de oorsprong van al Gods werk. Van kracht, macht, zegen, lieflijkheid, oordeel, gerechtigheid, heilsdaden, overwinning, verlossing, schepping, de positie van Christus, en de plaats waar voor ons gepleit wordt:
- Kracht - "Uw rechterhand, HEERE, was heerlijk in macht; Uw rechterhand, HEERE, verpletterde de vijand" (Exod. 15:6). "U strekte Uw rechterhand uit, en de aarde verzwolg hen” (Exod. 15:12);
- Lieflijkheid - "U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd" (Ps. 16:11);
- Overwinning - "Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost! Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel, met machtige daden van heil door Zijn rechterhand" (Ps. 20:7);
- Gerechtigheid - "Zoals Uw Naam is, o God, zo is Uw roem, tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol gerechtigheid" (Ps. 48:11);
- Verlossing - "Als ik middenin de benauwdheid verkeer, maakt U mij levend; U strekt Uw hand uit tegen de toorn van mijn vijanden, Uw rechterhand verlost mij" (Ps. 138:7);
- Ondersteuning - "Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt" (Jes. 41:10);
- Schepping - "Ook heeft Mijn hand de aarde gegrondvest, en Mijn rechterhand heeft de hemel uitgespannen. Roep Ik ze, dan staan ze er tezamen" (Jes. 48:13);
- Oordeel - "Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand, Zijn rechterhand in de aanslag als een tegenstander; Hij doodde alle voor het oog begerenswaardige dingen. In de tent van de dochter van Sion heeft Hij Zijn grimmigheid als een vuur uitgestort" (Klaagl. 2:4);
- Pleitgrond – “Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit" (Rom. 8:34) en
- Positie van Christus - "De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten" (Ps. 110:1). "De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God…" (Marc. 16:19).
De plaats van de Allerhoogste
Een geweldige zekerheid mogen wij hebben in de wetenschap dat de positie van onze Heiland aan (beter: in) Gods rechterhand vaststaat. Tegelijk mogen wij ook weten dat in Hem onze positie vaststaat (Efe. 2:6). Hij is gesteld tot erfgenaam van alle dingen en door Hem heeft God ook de wereld geschapen. "Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen" (Hebr. 1:3). Hiermee heeft onze Heiland de hoogste positie ingenomen.
Hij is als mens (zonder zonde) op deze wereld gekomen; "... Die, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood" (Fil. 2:6-8). Hij heeft verlossing teweeggebracht, daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de Naam boven alle Naam geschonken (Fil. 2:9). Hij is geplaatst in de macht van God! Hij is geplaatst aan de rechterhand des Vaders in de hemelse gewesten (letterlijk: overhemelse; dat is de plaats van de Allerhoogste) "... ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende" (Efe. 1:21). En als in de toekomst Christus in Zijn glorieuze verschijning openbaar wordt, worden ook de gelovigen, die in Christus zijn, in Zijn heerlijkheid openbaar (Efe. 2:6 en 7 en Kol. 3:4)!