In deel 1 bespraken wij welke plaats genezing door Goddelijke kracht in het Oude Testament en de Evangeliën inneemt. Het bleek dat het een bijna exclusieve zegen voor Israël betreft. Het is een genadegift die hoort bij hun aardse positie, roeping en hoop. Deze richt zich op het herstel van Israël en de openbaring van het Koninkrijk der hemelen op aarde bij Christus' wederkomst. In dit artikel onderzoeken wij wat in Handelingen staat geschreven over lichamelijke genezing. Het zal blijken, dat deze genezingen in dit deel van de heilsgeschiedenis een aparte zegen blijven voor Israël. Dit staat in verband met het op te richten Koninkrijk. Dit houdt in dat deze zegen geen algemene regel is voor ons vandaag. Immers wij behoren tot het Lichaam van Christus. Dit wil niet zeggen dat God in onze tijd nooit mensen op een wonderbaarlijke manier geneest.
Vormen van genezing
In deel 1 onderscheidden wij grofweg deze vormen van lichamelijke genezing:
- Genezing op natuurlijke wijze: door herstel van het lichaam, bijvoorbeeld bij griep of verkoudheid;
- Genezing met behulp van de reguliere geneeskunde en/of medicatie;
- Genezing op alternatieve wijze: oosterse geneeskunde, iriscopie, magnetiseurs, sjamanen etc.;
- Genezing door Goddelijke kracht, waarin wij onderscheiden:
a. Genezing door geopenbaarde Goddelijke kracht: het is God Die ingrijpt door gelovigen die Zijn gave van genezing bezitten, vaak via handoplegging en/of oprichting;
b. Genezing door verborgen Goddelijke kracht: het is God Die op onzichtbare wijze ingrijpt in het leven van de zieke, soms als antwoord op gebed.
In dit artikel zal (opnieuw) punt 4 centraal staan.
Petrus
Velen menen dat het Lichaam van Christus met Pinksteren ontstond. Dit leidt vaak tot een onjuiste conclusie. Namelijk, dat de zegen van genezing vanaf dat moment toepasbaar is op alle gelovigen. We zullen eens nagaan wat hierover in het boek Handelingen staat.
De eerste hoofdstukken gaan alleen over Israël. De enkele heidenen die deelden in Israëls zegen, waren proselieten (of Jodengenoten). Zij bekeerden zich tot het Jodendom, waren besneden en leefden naar de wet van Mozes. Dat het puur Israël aangaat merken we al bij het Pinksterfeest. Dat is een Joods feest, zie Leviticus 23:15, e.v. 1) Als de apostel Petrus na de uitstorting van de Heilige Geest zijn toespraak houdt, richt hij zich tot teruggekeerde Israëlieten uit de verstrooiing: "Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel." (Hand. 2:5). Hij zei: "Mannen van Israël" (Hand. 2:22). Even verder: "God heeft in de eerste plaats voor u Zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden." (vers 25 en 26). 2) Hier staat overduidelijk Gods handelen met Israël centraal. Christus is in de eerste plaats voor hen gekomen. Petrus sprak niet tot de ‘mannen van de kerk’, of ‘mannen van het Lichaam van Christus’, o.i.d. Bekend is, dat Petrus refereerde aan een profetie uit Joël 2:28-32. De daar genoemde zegeningen zijn expliciet voor Israël, wanneer zij uit de verstrooiing door de HERE verlost zullen worden: "Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem." (Joël 3:1). De profetie heeft betrekking op geheel Israël. Ook op hen die zich in de diaspora bevinden.
Genezingen
Als Petrus en Johannes in Handelingen 3 een verlamde (Joodse) man bij de Schone tempelpoort genezen, u moet dat hoofdstuk maar eens lezen, dan veroorzaakt dat grote opschudding. Vooral onder de Joden die niet geloofden dat het Koninkrijk der hemelen voor Israël (toen nog) nabij was. En met name onder de leiders van het volk, die de opstanding van Jezus Christus loochenden. Petrus, Johannes en de genezen man moeten zelfs voor de Joodse Raad verschijnen, in aanwezigheid van de hogepriester. Petrus richt zich tot deze Joodse geleerden, de oversten en oudsten van het volk Israël en zegt o.a.: "Indien wij thans in verhoor genomen worden ten aanzien van een weldaad aan een zieke, waardoor hij gezond geworden is, dan moet aan u allen en het ganse volk van Israël bekend zijn, dat door de naam van Jezus Christus de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt, maar die God heeft opgewekt uit de doden, dat door die naam deze hier gezond voor u staat." (Hand. 4:10) Hier zien we weer dat het een Joodse aangelegenheid betreft.
Gaan we naar Handelingen 5, dan komt de genezingskracht van de opgestane Christus voor Israël nog sterker naar voren: "Zo zelfs dat men de zieken op straat droeg en op bedden en matrassen legden, opdat wanneer Petrus voorbij kwam ook maar zijn schaduw op hen zou vallen. En ook de menigte uit de steden rondom Jeruzalem stroomde toe en bracht zieken en door onreine geesten gekwelden mede. En zij werden allen genezen. (Hand 5:15 en16) Voor alle duidelijkheid: deze zieken waren Joden.
Via Petrus genas Jezus Christus ook Eneas, een verlamde man in Lydda, die al acht jaar op bed lag (Hand. 9:33). Het grootste genezingswonder dat Jezus Christus via Petrus tot stand bracht was de opwekking van de dode Tabita, die zoveel voor haar omgeving betekende. Dit wonder leidde tot het doel van genezingen: de bekering van de Joden tot Jezus Christus. Het staat in Handelingen 9:36-43.
Van al deze genezingen hadden de Joden die de Schrift kenden, als het ware kunnen aflezen dat het Koninkrijk van hun Messias nog kon komen. Want dat was toch Gods bedoeling, zoals Joël had geprofeteerd en waarop Petrus de joden had gewezen?
Filippus
Na de steniging van Stefanus werd de gemeente in Jeruzalem vervolgd. De in Christus gelovige Joden vluchtten naar Judea en Samaria. Filippus kwam in Samaria terecht. Hij predikte daar Jezus Christus en het evangelie van het Koninkrijk Gods (Hand. 8:12). Dat het Koninkrijk aanstaande was (niet verwarren met het Lichaam van Christus) toont Filippus door genezingen. Immers het Koninkrijk van Israël en genezingen, - dat is nu wel duidelijk – horen bij elkaar. "Want van velen die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen en er kwam grote blijdschap in die stad." (Hand 8:7) In de naam van Jezus Christus mocht de Joodse apostel Filippus bijdragen aan de verkondiging van het Koninkrijk Gods voor Israël.
Paulus
Paulus was bij zijn bekering reeds afgezonderd om ook aan de heidenen het evangelie te verkondigen: "Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om Mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls." (Hand. 9:15) Overal waar hij kwam ging hij eerst naar de Joden en hun synagogen. Israël bleef voorop staan in de verkondiging van het evangelie. Hun bekering was noodzakelijk om het Koninkrijk der hemelen op aarde te vestigen. Pas als de Joden het evangelie niet aannamen ging hij naar de heidenen: "Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen." (Hand. 13:46) En dan zie je ook gebeuren, dat (toen nog niet het Lichaam van Christus werd gevormd), Paulus een heidense man in Lystra geneest van zijn zieke voeten (Hand. 14:8). Hij had nog nooit kunnen lopen! Hij nam het geloof van Jezus aan en zou voortaan zijn leven met Christus wandelen.
We gaan naar Handelingen 19. Paulus is in Efeze. Hij verkondigt eerst in de synagoge het Koninkrijk Gods. Maar, men wilde er niet aan. Dan verkondigt hij twee jaar lang in de gehoorzaal van Tyrannus het evangelie. Zijn prediking ging als een lopend vuurtje door Asia rond. Zowel Joden als Grieken (heidenen) hoorden het woord des Heren (vers 11). En wat staat er dan geschreven? "En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, zodat ook zweetdoeken en gordeldoeken van zijn lichaam aan de zieken gebracht werden en hun kwalen van hen weken en de boze geesten uitvoeren."
Jaren later, als Paulus als gevangene naar Rome wordt vervoerd, lijden zij schipbreuk. Men komt in Malta aan wal en daar worden de schipbreukelingen met veel liefde, zorg en warmte omringd. De apostel der heidenen, Paulus, geneest op dit eiland in Gods genade en kracht een heiden, de vader Publius, die Malta bestuurde. "Nu geschiede het dat de vader van Publius met ingewandskoortsen te bed lag; en Paulus ging tot hem en deed een gebed en hij legde hem de handen op en genas hem. En toen dit geschied was kwamen ook de anderen op het eiland, die ziekten hadden, en zij werden genezen." (Hand 28:8 en 9) Van gemeentevorming was daar geen sprake, althans wij lezen er niets over in de Handelingen. Het Lichaam van Christus was nog steeds niet gevormd!
Via al deze genezingen liet God via Paulus alvast iets zien van het toekomstige Licht van Israël. Dat ook voor de heidenen zal gaan schijnen als het Koninkrijk in Israël wordt opgericht.
De hoop van Israël
Een laatste overtuigend woord zegt Paulus in zijn gevangenschap: "…want om de hoop van Israël draag ik deze keten." (Hand. 28:20) Niet de hoop van het Lichaam van Christus verkondigde hij op dat moment en ook niet de hoop van de heidenen. Hij was een dienaar van Israëls hoop. Dit bleef hij tot het gebeuren beschreven in de laatste verzen van
Handelingen 28
. Daar werd Israël voor een bepaalde tijd terzijde gesteld. Opnieuw, na een kans van meer dan dertig jaren, verwierpen de Joodse leiders openlijk de Messias. Toen sprak Paulus door de Geest: "Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!" (Hand. 28:28)
De hoop van Zijn Lichaam
Vanaf dat moment predikte Paulus niet meer de hoop van Israël. De apostel begon met de verkondiging van een geheimenis dat niet eerder in de Schriften geopenbaard was (Efe. 3:4-5) namelijk: "…dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus…" (Efe. 3:6) Dit houdt in een onlosmakelijke eenheid van gelovigen uit Joden en heidenen, waarvan Christus het Hoofd is. In dit Lichaam is geen verschil tussen Jood en heiden. De tussenmuur die hen voorheen scheidde, is weggenomen. In Christus Jezus worden nog steeds individuele gelovigen uit Israël en de heidenen tot één nieuwe mens gemaakt (Efe. 2:15). Dit is de Gemeente, het Lichaam van Christus, waarvan Christus het Hoofd is. Zij die tot deze nieuwe heilsgroep behoren, leven uit geloofszekerheden die buiten Israëls verbonden omgaan en veel hogere en rijkere zegeningen hemelse beloften kent. Aan dit Lichaam is niet de zegen van genezing als belofte of profetie gegeven.
Conclusie
Lichamelijke genezing was in de Handelingentijd, net zoals in het Oude Testament en de Evangeliën, een teken voor Israël. Het wees op de komende oprichting van Gods Koninkrijk vanuit Israël over de gehele wereld. Het was één van de krachten waarover Hebreeën 2 spreekt. Het bepaalt ons bij de toekomende wereld waarin de Messias regeert: "…terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar Zijn wil. Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen." (Hebr. 2:4-5)
Voetnoten
- Nergens wordt dit in de Bijbel als een feest voor het Lichaam van Christus gepresenteerd.
- Zie ook: "mannen van Israël en hun kinderen" (Hand. 2:39); "zonen van de profeten en van het verbond" (Hand. 3:12).