De scheppende activiteit hierbij is dat de levensadem in zijn neus werd geblazen: "Alzo werd de mens een levende ziel" (2:7).
En daar staat de mens dan als kroon op het scheppingswerk. Voorbestemd om te regeren over het werk van Zijn handen. Hij mocht bepalen hoe de dieren zouden heten en God keek 'nieuwsgierig' toe hoe hij de dieren zou noemen, want zo zouden ze heten.
Uit de man werd 'mannine' gebouwd als een hulp en wederhelft. Wat schitterend allemaal: God heeft grote plannen met de mens!
Maar ja... we weten hoe het gegaan is. Honderden heerlijke vruchten. De mens lijkt op het beeld van Zijn Schepper. Ondanks de ogenschijnlijk goede omstandigheden wilde de mens volkomen aan de Schepper gelijk worden. Hij is niet tevreden, hij wil meer.
Het gevolg van het eten van de boom der kennis van goed en kwaad is juist tegengesteld. De HEERE God zegt: gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeren. Het is fundamenteel om te vermelden dat de mens(heid) sinds Genesis 3 een gevallen mensheid is: de mens heeft zijn doel gemist, oftewel: hij is in de zonde terecht gekomen.
Als wij anno 1996 spreken over de gevallen mensheid die ten dode is opgeschreven, dan hebben we grote kans om uitgelachen te worden.
Er wordt veelal geleerd, zelfs vanaf de kansels, dat we moeten proberen om het goddelijke in de mens verder te ontwikkelen, want een klein goddelijk begin heeft elk mens toch al. Ik hoop dat u niet zo denkt. De fysieke, uiterlijke vorm lijkt inderdaad in zekere zin op God (vgl. Gen. 9:6 ; Hand. 17:28 ; 1 Kor. 11:7 ; Jak. 3:9). Maar dat is dan ook nog de enige gelijkenis. In Genesis 5:3 lezen we dat Seth verwekt werd naar Adams beeld. En dat lijkt op de gevallen, zondige mens Adam!
Ben ha'Adam
Het onderwerp van dit artikel is niet 'mensenzoon', maar 'de mensenzoon'.
De eerste keer dat deze titel voor komt in de Bijbel is in Psalm 8. Een prachtige Psalm. In vers 5 staat: "Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?" In plaats van "mensenkind" dienen wij te lezen: de Zoon des mensen (Ben ha'Adam). Deze Psalm gaat vooral over de heerschappij over de aarde. Van deze Zoon des mensen wordt gezegd: "Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen" (:7). De eerste mens heeft het even geprobeerd, maar dat is hopeloos mislukt. Toch begint en eindigt de Psalm met de vermelding hoe heerlijk de naam van de HEERE is op de ganse aarde! Dat ziet uiteraard op de vervulling in de toekomst. Moet u zich eens voorstellen: op de gehele aarde zal er maar één Naam belangrijk zijn. De aarde moet dan wel gezuiverd worden om dit doel te verwezenlijken. Volgens de Schrift zal de aarde vol worden van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem van de zee bedekken. Er is geen enkel plekje op de zeebodem waar geen water is. Dus... wat een kennis zal er dan zijn van de HEERE, onze God.
Wie is die mensenzoon?
De mens was en is voorbestemd om te regeren over deze aarde. En wat de mens verprutst heeft, heeft de Heere in principe al tot stand gebracht. Door Zichzelf te vernederen. God, de Schepper, Die de mens naar Zijn gelijkende beeld vormde, heeft Zelf de menselijke vorm aangenomen. Maria werd de begenadigde van de HEERE. Zij werd de moeder van het Goddelijke Kind. Zij werd daartoe bevrucht door de Heilige Geest; de kracht van de Allerhoogste overschaduwde haar. Zij is de moeder en God is de Vader: "Het Woord is vlees geworden" (Joh. 1:14). Christus Jezus heeft het Gode-gelijk-zijn niet als een roof geacht - als een voordeel voor zichzelf - zoals de eerste mens uit de aarde. Christus is de tweede Mens uit de hemel. Hij is aan de mensen gelijk geworden. Hij heeft Zichzelf ontledigd. In Zijn uiterlijke vorm leek Hij op de mens (Fil. 2:8). Hij heeft deel gehad aan vlees en bloed, opdat Hij door Zijn dood de duivel zou onttronen als machthebber. De Zoon des mensen heeft door Gods genade voor een ieder de dood gesmaakt (Hebr. 2: 8,9).
De Zoon des mensen heeft alle macht in de hemel en op de aarde.
We zien alleen nu nog niet dat alle dingen onderworpen zijn aan de Zoon des Mensen, maar we geloven het wel. U toch ook? God handelt in deze tijd volgens de principes van de genade. Nog steeds. Wat een geduld moet God hebben met de opstandige mensheid. Tegelijkertijd mogen we bedenken dat de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus, uiterst waardevol is in Zijn Plan. Omdat God nu als de Genadige optreedt, doet Hij nog niets aan al het onrecht op deze aarde. Hij houdt Zich stil. Maar "al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid" (Jes. 26:10). Het is wel duidelijk dat het niet lang meer zal duren of God zal Zich openbaren in de verheerlijkte Zoon des mensen.
Macht en heerlijkheid
De Zoon des mensen zal komen om Zijn rechten op deze aarde op te eisen, als Hij voor de tweede keer zal verschijnen in heerlijkheid. Dan zullen Gods gerichten op de aarde komen, want niet door genade, maar door gerichten leren de inwoners van de wereld gerechtigheid (Jes. 26:9). Wat een trieste constatering.
Wat een scherpe tegenstelling vormt de eerste komst van de Zoon des mensen met Zijn wederkomst. De eerste komst was in vernedering.
De eerste keer dat de titel 'Zoon des mensen' voor komt in het Nieuwe Testament is in Mattheüs 8:20, waar de Heer zegt dat de Zoon des mensen zelfs geen plaats had om zijn hoofd neer te leggen op deze aarde. Hij had hier op aarde niets aan te bieden als aardse schatten.
De tweede keer zien we dat Hij wel de bevoegdheid had om op aarde zonden te vergeven (Matt. 9:6). Het gaat klaarblijkelijk om vergeving en verlossing van het kwaad.
De derde keer wijst heen naar de tijd dat de vergeving openlijk geproclameerd zal worden (Matt. 10:23). Het is hierbij opvallend dat die vergevende proclamatie niet eens voltooid kan worden "voordat de Zoon des mensen komt".
In Johannes 5:27 lezen we dat de Vader de Zoon macht gegeven heeft om te oordelen, omdat Hij de Zoon des mensen is. Voor alle duidelijkheid: het gaat om de heerschappij over de aarde!
Bij Zijn eerste komst had Hij deze bevoegdheid om te oordelen nog niet: Hij moest eerst verheerlijkt worden. Als het ware Tarwegraan moest Hij eerst in de aarde vallen en sterven (Joh. 12:24). Hij is gestorven; Hij heeft voor een ieder de dood gesmaakt en daarom bracht de Eersteling vrucht voort. Aan de Zoon des mensen is daarom ook het oordeel gegeven, omdat Hij de Zoon des mensen is. Hij moet immers heersen over de werken van Gods handen? Hij is door God aangesteld als Rechter over levenden en doden (Hand. 10:42).
God heeft zelfs de dag al bepaald waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door "een Man, die Hij aangewezen heeft en waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken" (Hand. 17:31).
In Openbaring 1:13 zien we de Zoon des mensen te midden van de zeven gouden kandelaren met een gouden gordel aan de borst.
De laatste keer komen we de Zoon des mensen tegen in Openbaring 14:14 met een gouden kroon op Zijn hoofd en een scherpe sikkel in Zijn hand. Met deze sikkel wordt de oogst van de wijngaard der aarde gemaaid. Na deze maaiing komt Hij in helrode klederen van Bosra. Hij heeft de wijnpersbak van deze aarde alléén getreden. "Hij trad hen in Zijn toorn en vertrad hen in Zijn grimmigheid". Hierdoor spatte het bloed op Zijn kleren en werd Zijn hele gewaad bezoedeld (Jes. 63:1-6; vergelijk ook Deut. 32:32,33; Joël 3:12-15).
Wat mogen we dankbaar zijn dat we door genade nu al kinderen van God mogen zijn. In deze tijd gaat het nog steeds 'goedschiks', met de genade van God als heerlijk beginsel. Er komt een tijd dat het 'kwaadschiks' zal gaan, en dat duurt niet lang meer. De deur der genade wordt spoedig gesloten. Dan zal de toorn van het Lam over de aarde komen en die toorn zal groot zijn, vanwege de zonde van de mens(heid)!
Tot die dag is de Zoon des mensen nog altijd zoekende naar verloren zielen, om hen zalig te maken... voor eeuwig!