Koloniën
Als ik aan een kolonie denk, denk ik bijvoorbeeld aan zo’n groep pinguïns in het Zuidpoolgebied. Ook moet ik denken aan Nederlands-Indië uit de Gouden Eeuw. Onze voorvaders hebben de zeeën bedwongen met die prachtig grote galjoenen. Op hun ontdekkingstochten werden overal kolonies gesticht. Eigenlijk hadden we daar niets te zoeken, maar de nieuwsgierigheid van de mens dient toch bevredigd te worden: peperdure zaken werden uit de koloniën weggehaald: al was het bijvoorbeeld maar ‘peper’. Vervolgens werden koloniën vaak uitgebuit, want de thuisbasis wilde meer! De waarden en normen van het moederland moesten ook in die verre koloniën gelden. De kolonisten zelf heersten over de eigenlijke bewoners. Gaat het niet altijd zo? Wij, mensen spelen graag de baas over anderen. De nieuwsgierigheid en de honger van de mens (lees: begeerte ) is niet te bevredigen. In onze twintigste eeuw gaat de ontdekkingstocht naar het nieuwe, onbekende land gewoon door. Het heelal wordt uitgekamd. Geleerden beweren dat er planeten zijn met een vergelijkbare dampkring als de aarde. Daarom lijkt een kolonie van aardbewoners ergens ver weg buiten de dampkring tot de mogelijkheden te gaan behoren. De mens wil alles in zijn macht zien te krijgen. Science fiction? Of ijdelheid?
Filippi
In de Bijbel, Handelingen 16, komen we ook een kolonie tegen, in Filippi, gelegen in het tegenwoordige Griekenland. Paulus is op zijn tweede zendingsreis. We lezen daar in vs. 11 en 12: “En van Troas afgevaren, koersten wij recht op Samotrake aan en de volgende dag naar Neapolis; en vandaar naar Filippi, dat de eerste stad is in dit deel van Macedonië, een Romeinse kolonie (Gr. ‘kolonia’).
Volgens de Bijbelse Encyclopedie werden de Grieken in het jaar 42 voor Chr. verslagen door de Romeinen. Het schijnt een heel slagveld geweest te zijn. Augustus heeft zijn keizerskroon aan deze overwinning te danken. Hij verhief daarom de stad Filippi tot de ‘adelstand’: het werd een Romeinse kolonie met stadsrechten. Het bestuur van de stad was zelfstandig en in Filippi was men niet onderworpen aan het provinciebestuur van de gouverneur. Zo werd het Griekse plaatsje Filippi een typisch Romeinse stad, een kolonie. Het is trouwens zo dat een kolonie uit die Romeinse tijd eigenlijk meer een kopie van het origineel betekende. Als je het over Filippi had dan had je het eigenlijk over Rome. Het was een soort verre buitenwijk van Rome.
Romeins burgerschap van Paulus
Romeinen uit die tijd hadden veel rechten. Een bekend recht was bijvoorbeeld in beroep te kunnen gaan in rechtszaken. Je moest wel heel sterk in je schoenen staan om een Romein te durven aanklagen. In het uiterste geval kon een Romein zich zelfs op de keizer beroepen. Volgens het burgerrecht van Rome diende een Romein ook een Romeinse naam te dragen. Laten we eens kijken naar het leven van de Joodse Saulus van Tarsen. Hij werd door de Heere geroepen bij zijn Hebreeuwse naam Saulus. Vanaf Handelingen 13:9 wordt hij Paulus genoemd, d.i. zijn Romeinse naam. Paulus was een Romeins staatsburger. Het Romeinse burgerschap kon gekocht worden voor veel geld, voor geld is immers alles te koop. Maar Paulus bezat het Romeinse burgerschap door geboorte. U leest dit bijv. in Handelingen 22:23. Geboren Romeinen hadden in theorie evenveel voorrechten als Romeinen die dit burgerschap gekocht hadden. Maar in de praktijk was het zo dat de status van een geboren Romein toch nog hoger was. Waarschijnlijk zijn de ouders van Paulus ooit als gevangenen uit Galilea naar Tarsus gebracht. In Tarsus zijn ze vrijgelaten en daar door een Romeins burger geadopteerd. Wat een rijke les ligt hier trouwens in: aan de ene kant kon Paulus als Romeins burger aanspraak maken op veel privileges, maar aan de andere kant geeft zijn naam juist zijn zwakheid aan1.
Voetnoot 1
‘Paulus’ betekent: de kleine. Ik denk dat zijn naam juist op het moment van Handelingen 13 veranderd werd,
omdat hij op het punt stond om zijn eerste grote zendingsreis te maken in het buitenland. Daar
heersten de Romeinen. Nog veel belangrijker is het gegeven dat in de naam ‘Paulus’ duidelijk
aangegeven wordt, dat hij in Gods kracht ging. Handelingen 13: 2 zegt: “Zondert mij nu Barnabas en Saulus af
voor het werk, waartoe ik hen geroepen heb”. Het Griekse werkwoord ‘pauo’, waar de naam ‘Paulus’
van is afgeleid betekent: doen/laten ophouden. Saulus werd Paulus, de kleine. Hij moest leren om uit
Gods genade te leven. Zijn genade wordt in zwakheid volbracht.
Als we deze historische achtergrond verstaan, krijgt de Bijbelse geschiedenis uit Handelingen 16 en de brief van Paulus aan de Filippenzen ineens een veel diepere betekenis. De Romeinse bevolking van Filippi (Hand. 16:21) wil alleen de zeden van Rome aanvaarden. Romeinen werden met respect behandeld. Een vreemde oproerkraaier daarentegen werd zonder proces gegeseld en in de gevangenis gegooid. Het Romeinse bestuur van de stad zat daar niet mee. Dit gebeurde ook met Paulus en die andere Romein Silas2.
Voetnoot 2
Zou dit soms de reden kunnen zijn van Paulus’ onenigheid met Barnabas? (Hand. 15: 36-40). Barnabas
was nl. geen Romein. Hij wou Marcus op reis meenemen en Paulus wilde dit niet. Vanwege deze
verbittering koos Paulus zich Silas, de Romein, om met hem verder te gaan (Hand. 15:40).
Paulus maakt de gerechtsdienaars erop attent dat Silas en hij Romeinen zijn. Waarom doet hij dit? Wil hij zijn gram halen? Ik denk het niet. Paulus wil juist de aandacht vestigen op de bevoorrechte positie van een Romeins burger. Want als ineens blijkt dat er Romeinen zonder vorm van proces dusdanig behandeld zijn, slaat de angst de Romeinse hoofdlieden om het hart. In Filippi moesten de Romeinse regels gekopieerd worden, anders werd de eer van Rome aangetast. Als de Romeinse hoofdlieden lichtvaardig met deze regels zouden omgaan, hadden ze grote kans dat het niet goed met hen zou aflopen. Ze zouden nog als gladiatoren in de arena belanden! Met veel nederigheid en vriendelijke verzoeken probeerden ze hun fout te corrigeren.
De Gemeente, het Lichaam van Christus
De Gemeente als Lichaam van Christus is eigenlijk ook een kolonie in een ver land. Laten we daarom als kolonisten (nog) eens goed kijken naar het bekende gedeelte uit Filippenzen 3: “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Heere Jezus Christus als Verlosser verwachten”.
De Filippenzen begrepen wat Paulus bedoelde. Zij waren immers Romeinen die op een andere plaats woonden. Onze plaats is ook een andere plaats dan waar wij in de burgerlijke stand ingeschreven staan. Onze plaats is een hemelplaats, broeders en zusters! Ik zal het nog eens schrijven: een hemelplaats, daar gaat het om. Net zoals de burgers uit Filippi eigenlijk in Rome thuishoorden, met alle “zegeningen“ van dien is onze woonplaats niet Lutjebroek of Rotjeknor, maar ‘Hemelplaats’, met alle geestelijke zegen van dien! Gelooft u dat? Wij zijn toch gezegend met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus? God heeft ons toch volgens Efeze 2:5 en 6 mede levend gemaakt met Christus en wij zijn toch mede opgewekt en ons is toch mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten? Ja, deze ‘mede-plaats’ is een ‘hemelplaats’!
Mede met wie? Met Christus! Wat een overweldigende genade is hier voor nodig geweest:
Zondaars die uit vrije genade een hemelplaats gegeven is in Christus: onbegrijpelijk, maar waar!
Als een Romein onheus werd behandeld werd de eer van Rome aangetast. We zouden ook kunnen zeggen dat de eer van de keizer van Rome op het spel stond. Overtreding werd zwaar bestraft! Als een hemelburger onheus bejegend wordt, wordt de eer van de Heer aangetast. Volgt er nu ook straf? Gelukkig niet: de Heere is in deze tijd genadig! Tussen haakjes: als u kwaad wordt aangedaan, bent u dan ook genadig? Of ‘pikt’ u dat niet?
Hemelburgers
Wij zijn verloste hemelburgers, zegt de Schrift. Niets en niemand kan ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus. Maar blijkbaar zijn er nog steeds gelovigen die niet als hemelburgers wandelen. Er zijn nog steeds aardsgezinde gelovigen die bijvoorbeeld het Koninkrijk op aarde willen oprichten. Dat is niet wat Paulus van ons vraagt. Het lijkt in onze dagen ook vaak zo te zijn dat er allerlei inspanningen verricht worden, al of niet evangelisch, om de wereld te verbeteren. Eén van die inspanningen is bijvoorbeeld om Israël alvast naar Palestina te brengen. Beste mensen: de wereld wordt nu niet verbeterd, dat lukt echt niet in deze tijd! Dat is ook Gods bedoeling niet. De wereld wordt nu niet verbeterd, de Gemeente wordt naar de hemel verplaatst. Deze tijd wordt een verborgen tijd genoemd. God houdt Zich stil voor het oog van de wereld en handelt al bijna tweeduizend jaar enkel en alleen in genade. Wat een eindeloos geduldige God hebben wij! Paulus huilde bij de gedachte dat mensen een houding hadden, die niet in overeenstemming was met het hemels burgerschap (Fil. 3:17, 18 en 19). Ze waren ‘aardsgezind’ en niet ‘hemelsgezind’.
De kern van Paulus’ bediening
Hij doet een dringend beroep op de gelovigen om telkens naar de hemel te wijzen. Dat was de strijd van het geloof in Paulus’ leven. Daarom moeten wij, beste lezers, ook steeds weer opgeroepen worden om te bedenken de dingen die boven zijn. Hoe meer wij ons de heerlijke positie van ons hemels burgerschap gaan realiseren, des te blijer wij worden, daar ben ik van overtuigd. In Filippenzen 4:1 lees ik: “Staat alzo vast in de Here, geliefden!”, met een uitroepteken. Deze geloofsstrijd is een strijd zonder ceremonie, zonder schaduwen: we hebben niet met beelden te maken, maar met de (onzichtbare) werkelijkheid. Dát moeten wij geloven! Hebben we dan nergens meer houvast aan? Nee, alle aardse houvast raken we kwijt. Gelukkig wel. Kolossenzen 2:23 zegt, dat dit alles slechts dient tot bevrediging van het vlees. De aardse dogma’s worden ingeruild voor het hemelse houvast: De werkelijkheid is van Christus, zegt Kolossenzen 2:17. Dit is ten diepste de strijd van het geloof. Dit gaat recht tegen het natuurlijke streven van ons mensen in. Toch ligt hier het geheim: de Heer dient verheerlijkt te worden en Hij is in de onzichtbare werkelijkheid en ons is die ‘hemelplaats’ mede met Christus gegeven. Eigenlijk hebben we dus geen aards houvast meer, maar tegelijkertijd hebben wij alle zekerheid in Christus. Dat lijkt me toch wel genoeg!
Daarbij hebben wij Zijn Woord, waarin de onzichtbare God Zijn gedachten bekend maakt. Is dat niet heerlijk?
Zijn onzichtbaarheid wordt werkelijkheid in onze gedachten. Daar gaat het om.
In Filippenzen 4:6 en 7 staat geschreven: “Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God... En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus”.
Ziet u, omdat Zijn onzichtbare gedachten werkelijkheid worden in ons leven, ervaren wij die vrede van God ook. Dit gaat alle verstand te boven. Bent u bezorgd? Vertel het aan de Heere, dat geeft steeds weer ‘lucht’ (of beter nog: geest). De Heere is nabij en Hij ademt door Zijn Geest weer door ons heen. We ervaren daardoor weer diepe vrede: daarbij vergeleken is alles toch betrekkelijk?
Verwachten
Als verloste hemelburgers verwachten we Christus als Verlosser. Ja, want dan zal ook ons vernederd lichaam (al of niet ziek) gelijkvormig worden aan Zijn verheerlijkt lichaam. Verlangt u daar ook zo naar? Trouwens, waaruit verwachten wij Christus als Verlosser? Meestal wordt dit tekstgedeelte als volgt geinterpreteerd: wij zijn hier op aarde en wij verwachten Christus’ wederkomst uit de hemelen. Dan zullen we naar de hemel gaan. Maar als we zien dat het woord “waaruit” in het enkelvoud geschreven is, en dus niet kan slaan op ‘hemelen’, dan wordt de betekenis anders en ook duidelijker. Dat betekent nl. dat we Christus uit onze woonplaats, de hemel, verwachten; vanuit onze ‘hemelplaats’ (Gr. ‘politeuma’), want daar wonen we toch? Dit benadrukt dus weer dat wij eigenlijk al in de hemel zijn. Alleen onze lichamen hebben er nog geen deel aan. Paulus roept ons op om allemaal mede-navolgers van hem te zijn (vs. 17). Niet dat het om Paulus zelf zou gaan, maar wel om zijn bediening, die hij door openbaring ontvangen heeft. Daarom moeten wij ons waardig gedragen volgens het Evangelie van Christus (eigenlijk: volgens de politiek van het Evangelie van Christus): adeldom verplicht!
Als hemelburgers moeten wij bedenken de dingen die boven zijn. “De regie van ons leven”, zoals ik een broeder pas hoorde zeggen, “is in Zijn hand”. God heeft alles onder Zijn voeten gesteld en Christus, als Hoofd boven al wat is, gegeven aan de Gemeente, Zijn lichaam. Hij volmaakt alles in allen (Efe. 1:22,23).
De Romeinen in Filippi wilden de Romeinse keizer behagen door hem de eer te geven. Deze hielenlikkerij (of beter: afgoderij ) ging soms heel ver, zo ver zelfs dat de keizer als god aanbeden werd. Zouden wij dan niet de hemelse Keizer, de Heere der heren, alle eer bewijzen die Hem toekomt? Dit kan nooit te ver gaan! Laat dat uw dringend gebed zijn om Zijn Naam te mogen verheerlijken. Wij zijn verloste hemelburgers, we zijn verlost! Wat zal het heerlijk zijn als ook ons vernederde lichaam gelijkvormig gemaakt zal worden aan Zijn verheerlijkte lichaam.
Pensioen
Veel burgers in Filippi waren gepensioneerde Romeinen. Een pensioen is eigenlijk uitgesteld loon. Als loon voor bewezen diensten genoten de Romeinen van de vele voorrechten die zij bezaten in Filippi. Deze Romeinen hadden maatschappelijk gezien een goed leven. Ik ben zelf tegenwoordig actief in het bedenken van allerlei pensioenconstructies. Een deel van het geld, dat mensen nu verdienen, wordt zo goed mogelijk belegd om straks ‘goed’ te kunnen leven. Een hele betrekkelijke aangelegenheid, dat weet ik, zeker als je bedenkt dat mensen hier weer heel ver in gaan. Maar het gaat nu even om de geestelijke toepassing. U heeft ook gaven van de hemelse Vader der heerlijkheid ontvangen. Kunnen deze gaven door de hemelse Belegger besteed worden in Zijn Goddelijke dienst? In Romeinen 12:1 worden de gelovigen opgeroepen om hun lichamen beschikbaar te stellen tot een “levend, heilig en Gode welgevallig offer”.
Ik kom mensen tegen in mijn werk die zeggen: “Laat ik mijn geld maar zus of zo beleggen”. Broeders en zusters: Is Christus u meer dan alles waard? Geef u dan alstublieft over aan de God van alle genade en geef de regie van uw leven (telkens weer) over en laat Hem uw hele leven besturen: niet een deel van uw gave, maar al uw gaven, met uw hele lichaam. Romeinen 12:1 noemt dit “uw redelijke godsdienst”. De gaven komen van de Gever: laat Hem uw gaven beleggen.
In Filippenzen 4:13 schrijft Paulus: “Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft”. Het gaat er hier om dat Paulus zegt dat hij de lichamelijke kracht van God ontvangt: bij overvloed en bij gebrek. Als wij echt afhankelijk van de hemelse Heer leven, ontvangen we van Hem de lichamelijke kracht. In dit vers wordt het trouwens wel in verband gebracht met de geldelijke ondersteuning die Paulus van de rijke Filippenzen ontvangen heeft. Alle tekorten zijn weer aangezuiverd. Deze geldelijke ondersteuning is uiteraard een hele bemoediging geweest voor Paulus. Maar tegelijkertijd wil Paulus benadrukken dat hij alleen in de Heere alles kan doen. Bent u toevallig ook een rijke lezer, al of niet genietend van een goed pensioen? Weet van wie u die rijke gave in ontvangst genomen hebt. Geef dan ook van die rijkdom, want daarmee kunt u geestelijk werken. Trouwens, daar wordt u zelf nog rijker van, uw geestelijk tegoed groeit (4:17).
Als ik aan een kolonie denk, denk ik ook aan de gemeenschap met elkaar. Al die pinguïns leven bij elkaar. Wij kunnen ons als Christenen soms zo alleen voelen. Maar we horen bij elkaar! Ik wil u daarom ook oproepen om de gemeenschap met elkaar te zoeken. We hebben elkaar zo nodig.
Hemelse kolonisten: Kent u uw plaats in Christus? Zo niet, leer die plaats dan kennen. Leef vervolgens vanuit die plaats als kolonist van de hemelse heerlijkheid. Onze God en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwen. En de genade van de Heere Jezus Christus zij met u.