God is zo’n Bestuurder en daar gaat het feitelijk over in het boek Richteren. Hij zet de dingen recht. Hij voedt Zijn volk op, dat op dat moment in het land gebracht is en waarvoor aan alle condities is voldaan: al de beloften van God zijn vervuld.
Het volk moet nu proberen zelfstandig en wijs te worden, onder leiding van de tuchtmeester (Grieks: pedagoog, zie Gal. 4:1 en 2), dat is de wet (waaraan zij niet zouden kunnen voldoen). Dat gaat met schade en schande, zoals het boek laat zien. Uiteindelijk zal de Zoon de laatste Richter zijn, als Hij bij Zijn wederkomst het dan wedergeboren volk redt van al zijn vijanden en de zaken op de aarde gaat rechtzetten: "Ik heb immers Mijn Koning gesteld over Sion, Mijn heilige berg" (Ps. 2:6).
Jozua had tegen het volk gezegd: "U zult niet in staat zijn de HEERE te dienen ...". Het gelijk van Jozua lezen we in het vervolg van de geschiedenis in het boek Richteren. Israël is als natuurlijk volk niet in staat om de Heere te dienen.
Israël begint wel met zijn voornemen. Juda maakt een begin met het aanpakken van de vijand. Als echter na de dood van Jozua ook alle oudsten die hem overleefd hebben, overleden zijn, verzandt deze actie. Zij laten de vijand in hun erfdelen in leven en zij worden hen tot een strik en een val. De vijanden worden vervolgens door God gebruikt om Zijn volk te onderdrukken en in benauwdheid te brengen. Daardoor komen zij tot inkeer en beginnen hun God aan te roepen. God vergeeft menigvuldig en kiest een richter waardoor Hij verlossing brengt. Door Zijn Geest is het allemaal geschied.
Gods Geest
We vinden zeven teksten waarin vermeld wordt dat de geest van God op de richter kwam. Driemaal bij de richters Otniël (Richt. 3:10), Gideon (hfdst. 6:34) en Jefta (hfdst. 11:29) en viermaal bij Simson (hfdst. 13:25; 14:6 en 19 en 15:14). Er wordt ook tweemaal gesproken over een verkeerde geest: 8:13, de toorn (ruach) van Efraïm en hoofdstuk 9:23, een boze geest.
De tiende keer dat weer over ‘geest’ gesproken wordt, is voor de vijfde keer weer met betrekking tot Simson ( hfdst. 15:19) Prachtig om te lezen: "Daarop deed God een spleet ontstaan in de holte te Lechi, en er stroomde water uit, zodat hij drinken kon, en zijn levenskracht terugkeerde1{1 Statenvertaling: “Toen kwam zijn geest weder”.} en hij weer opleefde. Daarom noemde hij die bron: Bron van de roepende. Zij bevindt zich te Lechi tot op de huidige dag". Zie ook Jesaja 55:1, over het water des levens om niet.
Twaalf
In totaal spreekt Richteren over twaalf richterschappen, waarbij in één geval twee namen genoemd worden (Debora en Barak). De Richterentijd laat zien dat het volk, de twaalf stammen met elk hun erfdeel, het zonder de leiding van God niet redt. Daar zijn twaalf richters voor nodig. Terwijl God toch Zijn machtige daden getoond heeft, al Zijn beloften vervuld heeft en hen al Zijn wetten, voorschriften en verordeningen gegeven heeft. Mozes en ook Jozua hadden alles voor hen opgeschreven. Hoe het allemaal gegaan is lezen we samengevat in Richteren 2:1-3:4. Ze deden telkens wat kwaad was in de ogen van God (de eerste keer: 3:7). Ook voor ons zijn al deze dingen opgeschreven: “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen" (2 Tim. 3:16a). Het preciese euvel staat in het laatste vers van Richteren (hfdst. 21:25, ook eerder in hfdst. 17:6): "In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen".
Eigen weg
God was niet hun Koning en ieder bedacht zelf wel wat goed was, eigendunkelijkheid ten top. Dit zijn geluiden van alle tijden, zoals tegenwoordig: ‘ik probeer de tien geboden te houden, en ik geef ieder het zijne’, maar de Bijbel blijft in de kast.
Hoe is het gegaan met het christendom? Zonder er verder over uit te wijden, kunnen we zeggen dat de wederwaardigheden van Israël ons heel bekend voorkomen. Ook wij zijn vergeten Wie onze ‘Koning’ is: Christus Jezus, de Heere, het Hoofd van de gemeente, die Zijn lichaam is, de Opgestane en de Verheerlijkte, aan Wie alle macht gegeven is. Er is geen sprake van de eenheid van de Geest. Elk genootschap heeft in meerdere of mindere mate zo zijn eigen gedachten ontwikkeld en daar soms belijdenissen van gemaakt. Dit eigen denken wordt dan tot de hoogste waarheid verheven en daarmee, zonder dat men dit ten volle beseft, boven het Woord gesteld. Dat is dan het ware geloof. Terwijl geloven feitelijk is: geloven wat God gezegd heeft en dat laten staan. Interpreteren is mensenwerk. Van Gods Woord zal geen letter vervallen. Hij zegt wat Hij bedoelt en bedoelt wat Hij zegt.
De boodschap van het boek Richteren is daarom indringend en kan hard overkomen: de mens, de natuurlijke mens, is niet in staat om God te dienen. De beschreven geschiedenis heeft de waarheid van de woorden van Jozua "U zult niet in staat zijn de HEERE te dienen" bewezen.
Namen
Als Israël God zoekt en luistert naar Zijn geboden en verordeningen en die onderhoudt, dan gaat het goed met land en volk, is er zegen en rekent God met de vijand af. Als dat niet het geval is, is er vloek in diverse gradaties en is de vijand steeds actiever. Als het volk dan weer terugkeert, vergeeft God en schenkt Hij hen een verlosser, die hen, geleid door de Geest van God, weer brengt in een toestand van zegen.
En die boodschap ligt ook opgesloten in de namen van de richters, die allemaal verwijzen naar Christus. Hieronder volgen de betekenissen volgens het boek De Namen in de Bijbel, met enkele van de vele tekstverwijzingen die er zijn.
Otniël
Leeuw van God; ook: mijn sterkte is God. "Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd, zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan?" (Gen. 49:9) en Huil niet. Zie, de Leeuw Die uit de stam van Juda is, de Wortel van David, heeft overwonnen om de boekrol te openen en zijn zeven zegels te verbreken" (Openb. 5:5).
Ehud
Mogelijk: eenheid / samengevoegd; ook mogelijk: deel; sympathieke. "Luister, Israël: de HEERE is onze God; de HEERE is één" (Deut. 6:4) en "Opdat zij allen één zijn, zoals U, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn" (Joh. 17:21a).
Samgar
Waarschijnlijk: zwaard; mogelijk ook: vreemdeling geheten. "Gord uw zwaard aan de heup, o Held, Uw majesteit en Uw luister" (Ps. 45:4) en "En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij had een naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een in bloed gedoopt bovenkleed, en Zijn naam luidt: Het Woord van God. En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos. En uit Zijn mond kwam een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God.
Er stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren" (Openb. 19:11-16).
Debora
Honingbij; ook: haar woord. " De vreze des HEEREN is rein, zij houdt voor eeuwig stand; de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begerenswaardiger dan goud, ja, dan veel zuiver goud; en zoeter dan honing en honingzeem uit de raat" (Ps. 19:10 en 11).
Barak
Bliksemschicht; bliksemflits. "Want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn" (Matt. 24:27).
Gideon
Hij die neerslaat; veller; omhouwer. "En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen" (Gen. 3:15) en "U zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk" (Ps. 2:9).
Tola
Wormpje; (purper)slak. "Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk" (Ps. 22:7).
Jaïr
Hij zal verlichten; tonen, illustreren. "De HEERE is van Sinaï gekomen, als de zon kwam Hij uit Seïr op. Hij verscheen blinkend vanaf de Paranbergen, Hij kwam met tienduizenden heiligen…" (Deut. 33:2a); "Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht" (Jes. 9:1); "Hij is als het morgenlicht bij het opgaan van de zon, een morgen zonder wolken: door de glans na de regen spruit jong groen uit de aarde" (2 Sam. 23:4) en "Het waarachtige Licht, dat iedere mens verlicht, was komende in de wereld (...). Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die aan de boezem van de Vader is, Die heeft Hem doen kennen" (Joh 1:9 en 18).
Jefta
Opening, toegang; ook: hij opent. "Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken” (Gen. 3:24). "Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft , Die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent" (Openb. 3:7b).
Ibsan
Werk / arbeid; ook: barenswee, barensnood. "Maar Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook" (Joh. 5:17) en "Want wij weten dat heel de schepping gezamenlijk zucht en gezamenlijk in barensnood verkeert tot nu toe" (Rom. 8:22).
Elon
Eik / terebint; ook: machtig. "Daarna verscheen de HEERE aan hem bij de eiken van Mamre, toen hij in de ingang van de tent zat" (Gen. 18:1) en "Jozua schreef deze woorden in het wetboek van God. Vervolgens nam hij een grote steen en richtte die daar op, onder de eik die bij het heiligdom van de HEERE stond" (Joz. 24:26).
Abdon
Slavernij; dienstbaarheid. " Maar als de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn meester, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als vrij man vertrekken, dan moet zijn meester hem bij de rechters brengen. Hij moet hem bij de deur of de deurpost brengen. Zijn meester moet dan met een priem zijn oor doorboren. Zo zal hij hem voor eeuwig dienen" (Exod. 21:5 en 6); " U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt Mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven" (Ps. 40:7 en 8) en "Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan" (Jes. 42:1).
Simson
Als de zon / zon-achtig; schitterende zon. "Maar voor u, die Mijn Naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal" (Mal. 4:2).
De boodschap in de namen van de richters is dat God doorgaat met waar Hij mee begon in het kiezen van Abraham: om uit een verloren mensengeslacht en een vervloekte aarde te komen tot een gezegende aarde. Waarom doet God dit? Het antwoord is: ter wille van Zijn naam. Die naam is ‘Jozua’, ‘Jezus’ en betekent: de HEERE is redding. Zó is Zijn naam, daar draait het om in de geschiedenis van de aarde, in het verleden, heden en de toekomst!
Een veel uitgebreider behandeling van het boek Richteren is te vinden in de Morgenroodbrochure Bijbelstudies uit Richteren en het Morgenroodboekje Jefta).