Met name in de Psalmen vinden we de hoogte- en dieptepunten uit het leven van David verwoord. Daarbij was niets menselijks hem vreemd. We zien daar een gelovige, die soms vanuit doodsangst, dan weer vanuit overwinning zijn ervaringen weergeeft. Ook diep berouw over zijn zonden komt op indringende wijze naar voren. Kortom, David is een man in wiens omstandigheden wij ons van tijd tot tijd kunnen herkennen.
Verschillende van de psalmen laten duidelijk zien dat het eigenlijk niet David was, die schreef, maar dat de Geest van Christus in hem doelde, "toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna" (1 Petr. 1:11). God bracht David in omstandigheden die later te vergelijken zouden zijn – maar dan veel intenser – met die van de Heere Jezus Christus. Wat we over de ervaringen van Gods Zoon in het mens-zijn, het lijden en sterven én Zijn opstanding en verhoging niet in de Evangeliën lezen, wordt in de Psalmen als een rijk getuigenis (profetisch) naar voren gebracht. Zozeer zelfs, dat we bij het lezen van Davids psalmen helemaal niet meer aan hem zelf denken, maar veel meer aan Christus! Denk bijvoorbeeld aan de bekende psalmwoorden "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" (Ps. 22:1).
Dat maakt David, wiens naam 'Geliefde' betekent, tot een prachtige heenwijzing naar Christus. Ook in zijn koningschap en als profeet kunnen we gemakkelijk een beeld ontdekken van dé Koning van Israël, de ware Profeet, de Heere Jezus Christus.
De Gezalfde
In 2 Samuël 23:1-7 zijn de laatste woorden van David opgetekend. En op de één of andere manier hebben 'laatste woorden' altijd een bijzondere betekenis. In het geval van David mogen we zeggen, dat zijn laatste woorden een opsomming zijn van een bewogen en Gode welgevallig leven.
Niet dat hij zonder fouten was. Integendeel, in zijn levensboek treffen wij een aantal zwarte bladzijden aan. Maar hij was een vriend van God. Hij richtte zijn hart erop de HEERE te dienen en zo kon hij een bruikbaar instrument zijn in de machtige hand van God. Daarbij is het duidelijk, dat David in tal van opzichten ook een geweldig type is van de 'grote' David, de Heere Jezus Christus.
Hoog geplaatst
In het eerste vers lezen we, dat David (door God) “hoog is opgericht”, en de "gezalfde door de God van Jakob is". We denken terug aan de eenvoudige herdersjongen uit het gezin van Isaï. In onze optiek zou hij nu niet bepaald de persoon geweest zijn voor wie een toekomst als koning en leider van Israël was weggelegd. Om eerlijk te zijn, was er ook wel enige verwarring op de dag, dat hij gezalfd werd.
In 1 Samuël 16 kunnen we dat lezen. De profeet roept al de zonen van Isaï bij zich. Eliab is de oudste. Hij zag er goed uit en was niet één van de kleinsten. Uitstekend geschikt als koning, zou je zeggen. Misschien heeft Samuël dat ook wel gedacht. Maar de HEERE dacht er anders over: "…Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan" (vs. 7). Zo passeren alle zeven zonen van Isaï de revue, van de grootste tot de kleinste. Telkens schudt Samuël zijn wijze hoofd en uiteindelijk zegt hij: "De HEERE heeft dezen niet uitgekozen". En nu komt zo mooi het volhardende geloof van Samuël naar voren. Immers de HEERE had opdracht gegeven iemand tot koning te zalven uit het huis van Isaï. Maar nu er niemand van die zonen werd aangewezen, had de profeet gemakkelijk kunnen twijfelen aan zijn missie. Samuël echter houdt vast aan het Woord van de HEERE en alsof zeven zonen nog niet genoeg zou zijn, stelt hij de enig juiste vraag: "Zijn dit al de jongens?" (vs. 11).
En ja… dan blijkt er nog een achtste zoon te zijn, de jonge David. Als hij vervolgens snel bij de schapen vandaan gehaald wordt en voor Samuël verschijnt, zegt de HEERE: "Sta op, zalf hem, want deze is het" (vs. 12).
Je kunt je voorstellen, dat er diverse wenkbrauwen gefronst zijn: 'David koning?' Wat er ook over gedacht is, volgens de Heere God was David de aangewezen persoon. Was Saul eertijds de man naar het hart van het volk, David blijkt nu de man naar Gods hart te zijn.
Veel later ontmoeten wij de 'zoon van David', Die tevens zijn Meerdere is, de Heere Jezus. Velen konden of wilden niet geloven, dat Hij de Messias was en is. Denk aan de typerende woorden van Natanaël: "Kan uit Nazaret iets goeds komen?" (Joh. 1:47). Toch was juist deze Jezus van Nazaret de uitverkoren Persoon, zoals God dat bij diverse gelegenheden duidelijk proclameert: Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, de Uitverkorene, in Wie Ik Mijn welbehagen heb, hoort naar Hem" (vgl. Matt. 3:17; 12:18; 17:5; Marc. 9:7; Luc. 9:35).
Net als bij David zegt God hiermee eigenlijk: 'Deze is het'! Hij is verkoren om de Koning van Israël te zijn. De Herder, Die tevens Koning is, de Gezalfde.
David, de eenvoudige herdersjongen wordt door God verhoogd tot koning.
Hij ontving een geweldige plaats in Gods plan. Hij werd een hooggeplaatst persoon. De geschiedenis maakt duidelijk, dat dit niet voortkwam uit het streven van David. Hij heeft er niet naar gesolliciteerd, integendeel, hij was zich nog nergens van bewust toen hij de schapen weidde, terwijl Samuël al bezig was zijn opdracht uit te voeren. Je kunt daar maar één woord voor bedenken: genade!
Aan die genade hebben ook wij deel gekregen als Gods kinderen. Het was een hele verandering om als eenvoudige herdersjongen verhoogd te worden tot koning van een heel volk. Laten we eerlijk zijn: is het voor ons ook niet een grote ommekeer geweest om van een verloren zondaar te veranderen in een verlost kind van God?
Zegt de Bijbel niet, dat wij dood waren in overtredingen en zonden (Efe. 2:1)? Maar God heeft in Zijn grote liefde naar ons omgezien en ons getrokken uit deze tegenwoordige boze wereld (Gal. 1:4): "Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde…" (Kol. 1:13).
De Heere God heeft ons met Christus verhoogd en een plaats gegeven in de hemelse gewesten (Efe. 2). We zijn - door genade – hooggeplaatste personen geworden!
Gezalfd
David werd niet zomaar aangewezen om koning te zijn; hij werd daartoe ook gezalfd. Daarmee werd hij van Godswege eigenlijk toegerust tot de taak die hem te wachten stond. Als God roept om een bepaalde taak uit te oefenen in Zijn dienst, geeft Hij ook de bekwaamheid om dat te doen. We lezen dan ook: "En de Geest van de HEERE werd vaardig over David vanaf die dag en voortaan" (vs. 13).
Zo zijn ook wij, toen wij tot geloof kwamen, verzegeld met de Heilige Geest der belofte (Efe. 1:13 en 14). Die Geest wil ons leiden in de wegen van God en is ook het onderpand van onze erfenis. Laten wij ons daarom altijd weer verheugen in het verlossende werk van God en de verhoging die ons deel geworden is.
Uiteraard is David ook in zijn zalving een type van Christus. Het Hebreeuwse 'Messias' en het Griekse 'Christus' betekenen: 'Gezalfde'.
Het feit dat de Heere Jezus de Gezalfde is, betekent dan ook, dat Hij de aangewezen Persoon is, om een geweldige taak uit te oefenen, namelijk om de Verlosser en Koning te zijn.
In Jesaja 61 wordt profetisch over de Knecht van de HEERE gesproken: "De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen…" (vgl.Matt. 11:5 en Luc. 7:22).
In Psalm 2 zien we de machthebbers en koningen der aarde in opstand "… tegen de HEERE en Zijn Gezalfde", waarop God verklaart: "Ik heb immers Mijn Koning gesteld over Sion, Mijn heilige berg".
Het is zo mooi om te zien wat Jesaja zegt: "Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God" (hs. 44:6). Deze woorden vinden wij terug in het laatste Bijbelboek en blijken dan van toepassing te zijn op de Heere Jezus Christus. Hij, Die Zich als HEERE openbaarde aan Israël is Dezelfde als Degene, Die wij terugvinden in het Nieuwe Testament als Jezus van Nazaret. Uit Nazaret kan dus wel degelijk iets goeds komen!
Profeet
In 2 Samuël 23 blijkt, dat David ook een profeet was: "De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken, en Zijn woord is op mijn tong". Dit spreken van David komt vooral tot uitdrukking in de vele psalmen, die hij heeft mogen dichten. De psalmen van David zijn door de eeuwen heen tot een geweldige zegen geweest voor vele gelovigen. Dat komt omdat zijn liederen door Goddelijke inspiratie tot stand gekomen zijn. Het is de Geest van God die David de woorden ingaf. We lezen in het Nieuwe Testament dan ook een aantal keren, dat de Geest 'bij monde van David' sprak (vgl. Hand. 2:30).
Het is ontroerend om te ontdekken hoe God de ups en downs in het leven van David in de psalmen verwerkte tot woorden van troost en bemoediging, zoals bijvoorbeeld in de bekende Psalm 23: "De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets (…) Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij" (vs. 1 en 4).
David heeft zeer moeilijke tijden in zijn leven gekend. Hij heeft geworsteld met zichzelf en met God. Toch nam hij altijd weer zijn toevlucht tot de HEERE, want bij Hem alleen is een veilige schuilplaats te vinden.
God heeft David bijvoorbeeld geïnspireerd tot het schrijven van de eerste Psalm, die spreekt over de 'welzalige man', die als een boom geplant is aan waterstromen. En de tweede Psalm, die spreekt over de Koning, die door God over Sion gesteld is. Telkens weer ontdekken wij, dat de psalmen profetische taal bevatten, waarin gewezen wordt naar Christus.
Psalm 8 bijvoorbeeld, waarin de Zoon des mensen gezien wordt met heerlijkheid en luister gekroond: "U doet hem heersen over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd…" (vs. 6 en 7).
Deze woorden vinden wij terug in Efeze 1:20-23, waar Paulus spreekt over de verheven positie, waarin Christus verkeert, gezeten ter rechterhand Gods. In die positie mogen wij als leden van Zijn lichaam delen: "En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult".
Wonderbaarlijk, dat wij als gelovigen één gemaakt zijn met Christus, niet alleen in Zijn dood en opstanding, maar ook in Zijn verhoging en verheerlijking. Sinds dat zo is, weten wij, dat elke macht aan ons ondergeschikt gemaakt is! Hetgeen niet wil zeggen, dat wij nu geen last meer (kunnen) hebben van de boze machten en overheden. We leven immers nog steeds in dit lichaam op aarde en zijn in die zin nog altijd 'beneden de engelen gesteld'. Maar wat ons nieuwe leven in Christus betreft, zijn wij boven alle macht en overheid en heerschappij verheven. Dat zal in de toekomst voor de hele schepping openbaar worden.
Denk ook aan Psalm 62, waar David zegt: "In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God" (vs. 8). Is dat niet zo ongeveer hetzelfde als wat Paulus zegt in Kolossenzen 3: "Want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God" (vs. 3)? De apostel voegt er dan nog aan toe: "Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid" (vs. 4).
Ongekende zegeningen zijn ons deel geworden, waarvoor wij de Heere slechts kunnen danken. Het zou veel te ver voeren om hier alle voorbeelden te noemen van psalmen, waarin David profetisch spreekt over zijn Meerdere, de Heere Jezus Christus. Eentje noemen we nog: Psalm 22, de bekende 'lijdenspsalm', waarin ons een (profetische) blik gegund wordt in het hart van Christus, als Hij dat verschrikkelijke lijden aan het Kruis ondergaat. Maar niet alleen het lijden van Christus komt aan bod, ook Zijn heerlijkheid wordt gezien, zoals bijvoorbeeld in Psalm 24, waar Christus beschreven wordt als de "Koning der ere".
Als profeet heeft David de woorden van God gesproken: “De God van Israël heeft gezegd, de rots van Israël heeft tot mij gesproken: Er komt een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. Hij is als het licht van de morgen, wanneer de zon opgaat, een morgen zonder wolken; als de glans na de regen, die groen laat opkomen uit de aarde” (2 Sam. 23:3-4).
Die Heerser is niemand minder dan de zoon van David en zijn Meerdere: de Zoon van God, de Rechtvaardige. Hij is het Woord van God in eigen Persoon: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Hij is de ware Profeet, de ware Herder-Koning. Hij is dé Gezalfde, de aangewezen Persoon in wie God alles heeft volbracht! Hij is het licht dat komen zou, de Zon der gerechtigheid, die niet alleen het volk Israël, maar ook heel de aarde zal vervullen met Zijn liefde en heerlijkheid.
Mooi eigenlijk dat David dit zo in zijn laatste woorden nog mocht doorgeven! Daar kon zijn nageslacht het mee doen. En ook wij kunnen daar vandaag nog altijd mee verder!