Grote werken van God
Pinksteren, het Joodse ´feest der weken´, is aangebroken. Handelingen 2:2-4 zegt: "En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken".
Zij waren “allen eensgezind bijeen”(vs. 1), met als doel: wachten, volgens het gebod dat zij gehoord hadden. Zij waren gehoorzaam! Toen kwam er een geluid uit de hemel als van een geweldige windvlaag. Allen (die daar bijeen waren) werden vervuld met heilige geest. Dit is de beloofde doop met heilige geest, na het wachten. Als we spreken over 'doop met heilige geest', moeten we wel rekening houden met de feiten zoals ze hier beschreven worden.
Vervolgens lezen we dat zij (weer dezelfde allen) begonnen te spreken in andere talen zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Met andere woorden: zij profeteren! Zie Handelingen 2:11: "Wij horen hen in onze taal over de grote werken van God spreken". Ook hier weer de innige samenhang tussen Woord en Geest.
Dan lezen we in Handelingen 2, vers 5 en 6: "Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn. Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken".
De kring breidt zich uit, maar blijft beperkt tot Joden. Zij wonen in Jeruzalem, waarschijnlijk om godsdienstige redenen. Zij worden godvrezende mannen genoemd en komen uit alle volken. Daar zijn ze geboren, dat is hun nationaliteit en daarvan hebben ze de taal leren spreken. De nationaliteiten worden genoemd in Handelingen 2:9 en 10. Zij lopen te hoop en horen tot hun verbazing (want: “zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken?”) ieder van hen in hun eigen taal spreken (vs. 8). Dit zijn dus de Galileeërs, die in het huis (Hand. 2:2) waren, over wie al eerder gesproken is in Handelingen 1:11.
Doel
Uit de context blijkt dat de gave van het spreken in talen een bedoeling heeft.
Dat wordt duidelijk als we horen wat de buitenlandse Joden zeggen in vers 11. Het doel is dus: profeteren zonder de taalbarrières, afkomstig van de Babylonische spraakverwarring. De Joden hadden een communicatieprobleem: zij waren verstrooid over alle volken en spraken alle talen, maar niet meer hun eigen taal, Hebreeuws. Daarom gaf God hen deze gave, om Zijn grote werken bekend te maken en zo de gevolgen van de spraakverwarring op te heffen. Deze gave had daarom een belangrijke functie en zó zal het in de toekomst ook weer gaan. Uiteindelijk zal de wet uitgaan uit Jeruzalem (Jes. 2) en ongetwijfeld zal er dan geen taalprobleem zijn!
In onze dagen geldt deze context niet. Wij zijn geen aards volk, maar een hemels volk. Als we aan een zinvolle toepassing (volgens de bedoeling) van deze gave in onze dagen denken, zou het moeten zijn in omstandigheden, waar een taalprobleem is, bijvoorbeeld in de zending.
Toepassing nu, in onze normale bijeenkomsten, ligt niet voor de hand, want daar zijn normaliter geen mensen met een taalprobleem. Als we dan in tongen c.q. vreemde talen gaan spreken, creëren we juist een probleem, omdat het dan weer vertaald moet worden! Als iemand van de grote werken van God moet spreken, kan dat maar beter gelijk in de goede (gebruikelijke) taal die iedereen verstaat. Uit het nauwkeurige onderzoek van dit gedeelte blijkt zonneklaar dat de beloften gedaan zijn aan Joden en dat de vervulling daarvan ook geschied is aan Joden. Dit is volkomen in lijn met wat geschreven is over de zending van Christus en van de twaalf apostelen.
De grote vraag die iedereen bezighield, staat in Handelingen 2, vers 12: "En zij waren allen buiten zichzelf en raakten in verlegenheid, en de één zei tegen de ander: Wat wil dit toch zeggen?"
Dit is al de derde keer dat het woord ´allen´ in dit hoofdstuk wordt gebruikt. Daarnaast worden nog andere woorden gebruikt om totaliteit aan te duiden: het hele huis, ieder van hen, een ieder (tweemaal), alle volken. Toch blijkt het steeds om een beperkte groep te gaan. Bij ´alle volken´ gaat het over de vrome Joden uit alle volken. Ook hier in vers 12 gaat het om een beperkte groep, zoals blijkt uit vers 13: "Anderen zeiden spottend: zij zijn vol zoete wijn". De spotters horen er dus niet bij.
Getuigenis vanuit Jeruzalem
Petrus neemt het voortouw om uitleg te geven op de vraag waar allen mee zitten. Hij richt zich in de eerste plaats tot de Joden en vervolgens tot allen in Jeruzalem woonachtig, inclusief de spotters. Hier wordt een begin gemaakt met de profetie van Christus: "... u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot het uiterste van de aarde" (Hand. 1:8b). Petrus spreekt door de Heilige Geest gedreven, dat is profeteren. En profetie laat geen eigenmachtige uitleg toe (2 Petr. 1:20). Het gaat recht toe recht aan, zonder omwegen. Hij begint zijn uitleg met: "... dit is wat gesproken is door de profeet Joël ...". Hij verwijst direct naar de Schrift, het Woord van God, zoals dat toen was, het Oude Testament, gesproken tot Israël, Zijn uitverkoren volk. Paulus schrijft later dat hun de woorden van God zijn toevertrouwd, om geloofd te worden. Dus niet aan alle overige volken (Rom. 3:2b). Om eventuele misverstanden te voorkomen: We moeten rekening houden met (2 Tim. 2:15 en 3:16-17) en het Woord op de juiste wijze hanteren. Als we hier geen rekening mee houden, is ons werk niet goed. Al de Schrift is wel voor ons, maar gaat niet altijd over ons!
Petrus citeert een aantal verzen uit het boek Joël, die gaan over de ´Dag van de HEERE´, de Dag van de openbaring / wederkomst van Christus. Die dag is nog niet aangebroken, maar daar gaat het wel naartoe. Petrus verwijst diverse malen naar de komst van Christus. De elementen die met de Dag zelf te maken hebben, zijn echter nog niet aan de orde. Wat wel gehoord en gezien is, is de uitstorting van geest op alle vlees. Het woord ´alle´ is - zoals we gezien hebben - niet onbeperkt, maar duidt een beperkte groep aan. In de eerste plaats kan heilige geest alleen op gelovigen komen; in de tweede plaats betreft het hier alleen mensen van Israël. In de profetie van Joël vinden we dat terug: "... uw zonen en uw dochters zullen profeteren ..." (Hand. 2:17). Het gaat hier zonder twijfel over Israël; deze woorden laten geen andere uitleg toe! De zending van Christus was ook slechts tot Israël (Matt. 15:24) en Hij heeft Zijn apostelen opgedragen deze zending voort te zetten (Joh. 20:21). Laten we daar rekening mee houden.
Vervolgens staat er: "op alle vlees". Met vlees wordt de gehele mens bedoeld, zoals hij zich voordoet, zoals hij gezien wordt en zich openbaart, naar lichaam, ziel en geest. Met name ook het lichaam wordt door de Geest bekrachtigd (denk aan het opgroeien van Johannes en de Heere Jezus). De situatie zoals die er ook was in de tijd van wet en profeten wordt dus voortgezet, zij het dat de Geest toen enkelen aandreef en in Handelingen 2 ´allen´.
We leren hieruit dat de uitstorting van (c.q. doop met) heilige geest staat in het kader van de nabijheid van het koninkrijk der hemelen. Enkele citaten uit de toespraken van Petrus, waarbij het met name om Christus gaat in Zijn lijden en Zijn toekomstig koningschap, tot de mannen van Israël, zijn: "Wat moeten wij doen, mannenbroeders? En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van der zonden; en u zult de gave van Heilige Geest ontvangen" (Hand. 2:37b en 38) en: "Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, 20 en Hij Jezus Christus zal zenden (...) God, Die Zijn Kind Jezus heeft doen opstaan, heeft Hem eerst naar u gezonden om u hierin te zegenen dat Hij ieder van u zou afbrengen van zijn slechte daden" (Hand. 3:19, 20 en 26).
Toekomst
Deze 'geschiedenis' is (uiteraard) geheel in overeenstemming met het plan van God en dat is hier nog steeds volledig gericht op Israël. In Handelingen 3 wordt door de handen van Petrus en Johannes een man genezen die van zijn geboorte af verlamd was. Hij is een type van het natuurlijke volk Israël. Het volk is verbaasd. Petrus ziet het en antwoordt het volk, beginnend met: "Mannen van Israël ...", waarna hij verkondigt wat er 'geschied' is met Christus, door Wie de man genezen is.
De rest van het boek Handelingen beschrijft de toenmalige ontwikkelingen. Israël kwam (als volk) niet tot geloof en de openbaring van het koninkrijk is uitgesteld (zie Hand. 28). In de toekomst zal de geschiedenis zich in zekere zin herhalen en de profetie van Joël volledig worden vervuld. Over het overblijfsel van het volk Israël zal de Geest worden uitgestort (zie Ezech. 36:24 e.v.) en het getuigenis zal uitgaan over de gehele aarde, in alle talen. Dan zal het koninkrijk worden geopenbaard en Gods beloften heerlijk vervuld!
Bron: Door Mijn Geest zal het geschieden, Everread Uitgevers