Intermezzo
Dit hoofdstuk laat mooi zien hoe de Heere God tegen dingen aankijkt en hoe Hij het bedoeld heeft. 1 Korinthe 13 is eigenlijk een onderbreking in een lang betoog, waarin Paulus spreekt over geestelijke gaven zoals ze er in die (Handelingen)tijd waren. Na de uitstorting van de Heilige Geest (Hand. 2) is het evangelie verkondigd en kwamen her en der mensen tot geloof. Zo ontstonden er gemeenten. Ook in Korinthe. Op zich mooi, maar het leverde ook problemen op. Er waren vragen over het reilen en zeilen in die gemeenten. Over de bedoeling en het gebruik van allerlei gaven, en noem maar op. Wie de Korinthe-brieven doorleest, ontdekt al gauw dat er van alles mis was. Verdeeldheid, partijschappen, zedeloosheid, geschillen die zelfs tot rechtszaken leidden, huwelijksproblemen, omgaan met de vrijheid der genade, afgoderij, misstanden bij de maaltijd van de Heere, valse leringen (over de opstanding bijvoorbeeld – hs. 15) en ga zo maar door. Bepaald geen ‘voorbeeldgemeente’. Onze Bijbel bevat twee brieven aan de Korinthiërs; naar verluidt heeft Paulus er in totaal vier geschreven, maar in deze twee lezen we al genoeg over hoe het er aan toe ging. In de eerste brief besteedt Paulus veel aandacht aan de geestelijke gaven (hs. 12-14). Want ook daar was een hoop gedoe over. Er was een verscheidenheid aan werkingen (12:6) in die tijd en daar werd niet zorgvuldig mee omgegaan. Sommigen lieten zich voorstaan op bepaalde gaven. Maar Paulus zegt: “Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander” (12:7). Het was Gods bedoeling dat al die gaven ten dienste stonden voor anderen. En dus niet dat men er mee pronkte of zo. Bovendien, het waren geestelijke gaven die door God gegeven waren, zoals Hij dat verkoos (12:8-11). Niets om mee te koop te lopen dus. En dat hebben sommigen, of wellicht velen, niet goed begrepen. Daarom schreef Paulus 1 Korinthe 13. Om hoofd- en bijzaken te onderscheiden.
Liefde
Allereerst zegt hij dat je weliswaar gaven kunt hebben, zoals profetie, kennis, geloof, spreken in talen, maar hoe bekwaam je daarin ook bent, is van nul en generlei waarde als de liefde ontbreekt. De liefde stijgt boven alles uit. Vanuit Gods optiek is de liefde het begin en einde van alle dingen. De Bijbel zegt zelfs: “God is liefde” (1 Joh. 4:8). Paulus spreekt hier over de onvoorwaardelijke liefde (Grieks: agape). Liefde die niet het gevolg is van wederzijdse sympathie, maar los daarvan, zich uitstrekt naar de ander en diens welzijn op het oog heeft. Liefde, zoals God Zelf die betoont en zichtbaar gemaakt heeft in Zijn Zoon, Jezus Christus. En dat was men in Korinthe kennelijk geheel uit het oog verloren. Lees wat Paulus schrijft in vers 4-7.
De liefde is geduldig, zij is vriendelijk (of: goedertieren). Kennelijk waren er in die gemeente veel Jantjes ongeduld, mensen met een kort lontje, zeg het maar. Dat kan inderdaad gauw leiden tot onvriendelijkheid, e.d. En dat hoort niet bij de ware liefde.
Evenmin hoort daar jaloersheid bij. Dat kan natuurlijk gauw ontstaan als mensen met bepaalde gaven pronken. Dus ook dat is uit den boze. Net als haantjesgedrag: Liefde doet niet gewichtig of, zoals ook wel vertaald, is niet opgeblazen. Allemaal onwelvoeglijke zaken die in de Korinthegemeente kennelijk aanwezig waren, stelt Paulus hier aan de kaak door te laten zien wat echte liefde uitwerkt. Bovendien, wat opgeblazen is, zit vol met… lucht! Stelt niets voor dus. Dergelijke luchtfietserij leidt tot onzorgvuldigheid, zodat men niet meer weet wat wel of niet gepast is in bepaalde situaties. Liefde zoekt niet haar eigen belang, maar juist dat van de ander. Denk ook aan wat Paulus in Filippenzen 2:4 zegt: “Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is”, waarna hij wijst op de gezindheid van Christus: liefdevolle overgave, vernedering, dienstbaarheid.
Liefde wordt niet verbitterd en denkt geen kwaad. Eigenlijk staat er: zij rekent het kwade niet toe. Mooie voorbeelden van deze liefde vinden we bij de Heere Zelf (Luk. 23:24) en bij Zijn dienstknechten Stefanus (Hand. 7:60) en Paulus (1 Tim.4:16).
En… ware liefde is niet blij met ongerechtigheid, maar met de waarheid. Soms lijkt dat wel met elkaar in tegenspraak, liefde en waarheid. Als iemand de waarheid vertelt, wordt dat soms als liefdeloos betiteld. Paulus vertelde de Korinthiërs de waarheid, maar het werd hem niet door iedereen in dank afgenomen, wat heet, zijn apostelschap werd door sommigen zelfs in twijfel getrokken (zie 1 Kor. 9:1, 2; 2 Kor. 10:10-11; 12:11 e.v.). Maar hij liet zich niet uit het veld slaan. Hij was overtuigd van wat hij de Korinthiërs voorhield. Alles moet omgeven zijn door en gedrengd zijn in de liefde. Daarom: Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij (13:7).
Kun je als mens zo liefhebben? Nee, als mens niet, maar als kind van God wel, want Romeinen 5 zegt dat “de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is” (vs. 5). En door die liefde alleen kunnen we beantwoorden aan Gods doelstelling en dat brengt ons nog bij het ‘andere’ van 1 Korinthiërs 13.
Volmaakte
Zoals gezegd is dit hoofdstuk een intermezzo tussen de hoofdstukken 12 en 14. Daarin gaat Paulus uitvoerig in op het gebruik en vooral misbruik van de geestelijke gaven. Hij wijst in hoofdstuk 12 op de verscheidenheid die er is en dat God gaven kan geven aan wie Hij wil. Wee degene die zich dus beroemt op welke gave dan ook. Ze zijn er om slechts in nederigheid en op gepaste wijze gebruikt te worden voor het doel waarvoor ze gegeven zijn en tot welzijn van de ander. In hoofdstuk 14 komt hij nog speciaal terecht op het spreken van Gods woorden (profetie) en in (vreemde) talen. Dat laatste is in een gemeente waar ieder dezelfde taal spreekt, volstrekt overbodig en dat laat de apostel ook met duidelijke argumenten zien. Zijn betoog laat ook niets heel van beweringen in onze tijd als zou het spreken in talen, of ‘tongentaal’ een bewijs zijn van de vervulling met de Heilige Geest of van het gedoopt zijn in de Heilige Geest. Dat zijn menselijke leringen en filosofieën die alleen maar verwarring (kunnen) brengen. Lees (en geloof!) wat er staat in hoofdstuk 14 want dat laat niets aan duidelijkheid te wensen over.
In 1 Korinthe 13:8 zegt Paulus dat de liefde nooit zal vergaan, terwijl dat niet geldt voor zaken als het uitspreken van profetieën, spreken in talen en doorgeven van woorden van kennis. En dat is opmerkelijk. Deze gaven zijn kennelijk voor een bepaalde periode gegeven en zullen dus na verloop van tijd verdwijnen. En wanneer dat zal zijn, staat erbij! Vers 10: “…maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden.”
Bedenk wel dat hetgeen van Godswege (door Zijn Woord) geopenbaard moest worden nog niet compleet was. In de Handelingen-tijd was de ‘volle waarheid’ nog niet helemaal bekend (vgl. Joh. 16:33). De kennis was nog fragmentarisch, of, zoals hier staat: ten dele. Eigenlijk stond het allemaal nog in de kinderschoenen (zie vs. 11!). De complete Bijbel zoals wij hem nu kennen, had men nog niet. Woorden van God werden dan ook doorgegeven door gelovigen die de Heere daarvoor wilde gebruiken en daarvoor een gave had toevertrouwd. Nu hier, dan daar gaf God door Zijn Geest een woord om aan de gelovigen in die tijd door te geven. De een profeteerde, een ander gaf een openbaring door en een derde ontving kennis en deelde dat. Et cetera.
En Paulus zegt dan dat wat nu (= op dat moment, in die periode) nog ‘ten dele’ was, zou eindigen en plaats maken voor het ‘volmaakte’. Dit woord komt van het Griekse teleios: volkomene, dat wat volwassen (volgroeid) is. Hetzelfde woord staat ook in hoofdstuk 14:20 en is daar vertaald met ‘volwassen’: “Broeders, word geen kinderen in uw denken, maar wees kinderlijk in de slechtheid, en word in uw denken volwassen.”
De openbaring van God was nog niet compleet, nog niet volkomen en daarom waren de gelovigen ook nog niet tot die volkomenheid, tot die volwassenheid gekomen.
Uiteraard is nu de vraag belangrijk wanneer dan “het volmaakte zal gekomen zijn” en dus hetgeen ‘ten dele’ is, tenietgedaan. Welnu, daarover laat de Bijbel ons niet in het ongewisse!
Late brieven
Meestal verwijst men in commentaren over dit hoofdstuk naar de toekomst als het gaat om het volmaakte dat komen zal. En daar is wat voor te zeggen als we bedenken dat, zolang we leven in deze onvolmaakte wereld, er veel is dat wij niet begrijpen. Wij weten niet alles wat er te weten valt, dus kennen wij slechts ten dele. In dat perspectief is deze verklaring goed te begrijpen. Maar er is meer…
Ik zei al dat de kennis omtrent Gods weg in die (handelingen)tijd nog onvolledig was, ‘ten dele’ dus. En de belofte van de Heere Jezus was destijds dat de Geest der waarheid hen zou leiden tot de volle waarheid. En zo is het ook gegaan!
Over dat ‘volmaakte’, die ‘volwassenheid’ wordt later ook gesproken in de brieven die Paulus schreef aan het einde van en na de Handelingentijd. Wij noemen dat de ‘late’ brieven van Paulus in tegenstelling tot de ‘vroege’ brieven die geschreven zijn tijdens de periode van Handelingen. Aan het einde van het boek Handelingen zien we Paulus in gevangenschap te Rome en daar getuigt hij van een belangrijk (heils)feit. Opnieuw blijkt dat de Joden het heil (= de Christus) afwijzen en nadat de apostel (net als de Heere Jezus destijds onder Zijn volksgenoten, zie Matt. 13:14) de profetie van Jesaja 6 heeft geciteerd verklaart hij: “Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren” (Hand. 28:28). En in zijn twee-jarige gevangenschap schrijft Paulus dan brieven waarin hij van Godswege het geheimenis mag bekendmaken.
De woorden in Kolossenzen 1:24-29 sluiten perfect aan op zijn eerdere verklaring. Hij zegt een dienaar geworden te zijn van de Gemeente “…overeenkomstig de beheerstaak van God, die mij met het oog op u gegeven is om het Woord van God te vervullen…” (vs. 25). Het woord ‘vervullen’ (gr. pleroo) betekent: vol maken. Dus: het was nu zijn taak om het Woord (= de waarheid) van God vol te maken door iets te openbaren: “…het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen (vs. 26). En dit sluit inderdaad aan op zijn eerdere verklaring in Handelingen 28:28, want hij spreekt over het geheimenis onder de heidenen: “Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid” (vs. 27).
Zo heeft dus de ‘volle waarheid’ gestalte gekregen. Het laatste wat God nog te openbaren had, is nu bekendgemaakt en dan zegt Paulus in vers 28: “Hem verkondigen wij, terwijl we ieder mens terechtwijzen, en ieder mens onderwijzen in alle wijsheid, opdat wij ieder mens volmaakt zouden stellen in Christus Jezus.”
‘Volmaakt’ is hier in de grondtekst hetzelfde woord als in 1 Korinthe 13:10 ‘teleios’, volkomenheid, volwassenheid.
Kennelijk is nu dus, door de openbaring van het geheimenis, het ‘volmaakte’ gekomen. Uit de Efeze-brief leren we dat dit geheimenis vooral betrekking heft op Gods werk in deze ‘tussentijd’, de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus (zie Efe.3:1 e.v.).
Let ook op wat Paulus in Kolossenzen 2:8-10 schrijft en waarvan vers 10 zegt: “En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht”. Hier is het woord ‘volmaakt’ weer de vertaling van pleroo, d.i. volgemaakt. Met andere woorden: alles wat we nodig hebben, is nu ons deel geworden in Christus. Een volkomen zaligheid zijn we deelachtig geworden. Wat ‘ten dele’ was is nu volkomen geworden in Christus. En in die volkomenheid mogen wij nu opwassen. Vanuit die (geopenbaarde) volheid worden wij toegerust “…tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen (Gr. teleios) man, tot de maat van de grootte van de volheid (Gr. pleroo) van Christus, opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus” (Efe. 4:12-15).
Geloof, hoop en liefde
Dit zijn volgens het laatste vers van 1 Korinthe 13 de zaken die ‘blijven’. En inderdaad, in Kolossenzen 1 worden ze genoemd: “Wij danken de God en Vader van onze Heere Jezus Christus altijd wanneer wij voor u bidden, omdat wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde die u hebt voor alle heiligen, vanwege de hoop die voor u is weggelegd in de hemelen. Hiervan hebt u eerder gehoord door het Woord van de waarheid, namelijk van het Evangelie” (vs. 3-5).
En waarom is nu de liefde de meeste van deze drie? Niet alleen omdat liefde bij het wezen van God hoort, maar ook omdat die altijd zal bestaan: De liefde vergaat nooit.
Het geloof zal ophouden als het overgaat in wonderlijk aanschouwen. De hoop zal eindigen als (al) de beloften zijn vervuld. Wat overblijft is de liefde!
En ja, dan zal alles wat ook nu nog ‘ten dele’ is, alle onvolkomenheid, worden veranderd in een volledig kennen, een volmaakte heerlijkheid!