Timotheüs
Hij geeft zijn taak, zijn bediening, dus eigenlijk over aan Timotheüs, zijn opvolger. De naam "Timotheüs" betekent: prijst God. Het gaat in deze opdracht om de rijkdom van Gods genade, de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, de overweldigende kracht van God, waarvoor wij Hem alleen maar kunnen loven en prijzen. Alles wat wij zijn, alles wat wij hebben ontvangen, ons leven, onze toekomst, het is alles door genade ons deel geworden. Wij hoefden, ja mochten er zelf niets aan doen. God houdt de eer aan Zichzelf: "Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere" (1 Kor.1: 30-31).
Slechts door het geloof in de Heere Jezus heeft God ons alles gegeven wat Hij voor ons had bereid: een volkomen verlossing en heerlijkheid!
In zijn tweede brief aan Timotheüs blijkt dat Paulus weet dat hij spoedig zal sterven. Hij zegt dan: "U dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is. En wat u van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan trouwe mensen die bekwaam zijn om ook anderen te onderwijzen" (2 Tim. 2:1-2). Hiermee zet hij de trein van de verkondiging in beweging, opdat de boodschap van Paulus zich verder zou verspreiden.
Geschiedenis
Hoe snel is deze trein eigenlijk al ontspoord. Immers, de ‘gezonde leer’ werd al spoedig versluierd door de mis(ve-r)standen in de jonge kerk. Menselijke inzichten en leringen verdrongen het Evangelie der genade, zoals Paulus dat predikte. De kerk werd een instituut met machtsinvloeden in de wereld, uitlopend in de donkere tijd der Middeleeuwen. Men meende de zonde te kunnen afkopen. Men dacht door goede werken de hemel te kunnen verdienen en noem maar op.
Hoewel er altijd een getrouw overblijfsel is geweest, dwaalde de grote meerderheid van het Christendom af van de rechte weg en de rechte leer... en dus ook van de rechte kennis van God (Kol. 1:9).
Een grote ommekeer is gekomen doordat de Hervormers de boodschap van de rechtvaardiging (her)ontdekten. Hoewel de kerk der Reformatie afstand nam van de Roomse leer, slopen er via de achterdeur toch nog allerlei Roomse trekjes binnen, zodat ook daar het gevaar van vormendienst en starheid in de leer aanwezig was. Hoewel de "rechtvaardiging uit het geloof" het grote thema was in Paulus' prediking kwam in de tijd der Reformatie de gezonde leer slechts ten dele boven water. Later volgden nog de grote opwekkingen en kwam de Maranatha-boodschap weer in de belangstelling.
Langzaam wordt de cirkel rond, want ondertussen komt ook de boodschap van Paulus weer meer op de voorgrond, hoewel - helaas - niet in brede kring en niet altijd van harte, want ook nu staan tradities en dogma's dikwijls in de weg!
Bedeling
In Efeziërs 3:2 spreekt Paulus over "...de uitdeling van de genade van God die aan mij gegeven is ten behoeve van u...". De Statenvertaling heeft hier: "de bedeling der genade Gods". Even later, in vers 9, spreekt hij over de "gemeenschap aan het geheimenis". Het woord uitdeling/bedeling is de vertaling van het Griekse ‘oikonomia’. Dit is een samentrekking van ´oikos´ = huis, en ´nomos´ = wet, regel, voorschrift. Ons woord ‘economie’ is ervan afgeleid. Letterlijk betekent het: huisregel. Wij spreken over een huishouding.
Wij leven nu dus in de huishouding van de genade waarin een geheimenis bekendgemaakt is.
Elke huishouding heeft z'n eigen manier van leven, z’n huisregels. Zo golden er voor het leven ‘onder de Wet’ andere regels van Godswege dan nu ‘onder de genade’. Zo zullen er straks, als het Koninkrijk geopenbaard wordt op aarde, ook weer andere regels gelden dan in deze tijd. De regelgeving c.q. manier van leven is mede afhankelijk van de huishouding waarin men leeft. Wij leven nu in de bedeling van de genade, de huisregel is: genade. De genade van God is verschenen... om ons op te voeden (Titus 2).
Geheimenis
In deze huishouding van de genade is, zoals gezegd, ook een geheimenis bekendgemaakt, dat "…door de eeuwen heen verborgen is geweest in God, Die alle dingen geschapen heeft…" (Efe. 3:9).
Dit geheimenis heeft betrekking op de Gemeente, het Lichaam van Christus, en haar plaats in het plan van God. Het bepaalt ons bij de plaats die God ons gegeven heeft in Zijn plan. Wij mogen namelijk, als leden van Zijn Lichaam, met Christus delen in Zijn positie boven alles!
Christus is volgens Efeziërs 1:22 als "Hoofd over alle dingen, gegeven aan de Gemeente, die Zijn Lichaam is...".
De volkeren hebben hun eigen plaats in Gods plan; Israël eveneens, namelijk om een ´Koninkrijk van priesters´ en een ´heilige natie´ te zijn op de aarde. De Gemeente heeft ook een eigen plaats in Gods plan, de hoogste plaats: boven alles verheven!
Dit werd in het Oude Testament niet geopenbaard. Dit behoort tot de onnaspeurlijke rijkdom van Christus. Door genade alleen is ons dit ten deel gevallen. Toen wij tot waarachtig geloof kwamen, hebben wij de Geestesdoop, de doop in Christus, ondergaan en zijn wij volledig met Hem vereenzelvigd: met Hem gekruisigd, met Hem opgewekt, met Hem verhoogd, met Hem in de (hoogste) hemel geplaatst, met Hem verheerlijkt.
Dat betekent, dat wij nu deel gekregen hebben aan de heerlijke positie die de Heere Jezus Christus inneemt, boven alles. Kolossenzen 2:9 zegt dat in Christus heel de volheid van de Godheid lichamelijk woont, en vervolgens in vers 10: "En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht".
God geve, dat wij ons meer en meer bewust worden van de geweldige roeping, die wij deelachtig geworden zijn als volk, dat God "…Zich verworven heeft tot lof van Zijn heerlijkheid" (Efe. 1). Deze zaken worden in de latere brieven van Paulus (geschreven in gevangenschap - zie Hand. 28) rijkelijk uiteengezet.
De rijkdom van Zijn genade
De genade van God wordt in deze fase van Gods plan op een bijzondere wijze geopenbaard. Natuurlijk is God in het verleden (in vorige huishoudingen) ook genadig geweest en Hij zal dat in de toekomst ook zijn. Het kenmerkende voor deze bedeling is, dat God alléén maar genadig is! Christus is gezeten op de troon van de genade (Hebr. 4: 16) en wij zijn begenadigd in de Geliefde (Efe. 1:6). God maakt in deze tijd geen onderscheid tussen Israël en de volkeren; het heil is verschenen voor alle mensen. Waar ter wereld ook de boodschap wordt gehoord, wie gelooft in de Heere Jezus Christus ontvangt uit de volheid van Gods genade vergeving van zonden (Efe. 1:7) en onvergankelijk leven.
Het is vandaag niet de tijd, waarin God ons vraagt te leven naar de regels van de Wet. Het is ook niet de tijd, dat Christus regeert in gerechtigheid, waarin een 'beperkte' genade geldt (vgl. Jes. 32:1 en 65:20). Het is vandaag niet de tijd, dat God oordeelt en wraak uitoefent over Zijn tegenstanders.
Ieder die tot waarachtig geloof in de Heere Jezus komt, ontvangt van God een volkomen gerechtigheid. De verzoening met God heeft ons in een totaal nieuwe positie gebracht, waardoor wij mogen delen in de gerechtigheid die Christus door Zijn volbrachte werk tot stand heeft gebracht.
God heeft ons de ´zoonplaats´ gegeven (letterlijke vertaling van Efe. 1:5) "…overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade..." (Efe. 1:6). Dat betekent, dat Hij ons tot zonen (erfgenamen) gesteld heeft om met Christus te delen in het hoofdschap boven alle dingen.
En dat allemaal niet om onze verdiensten, maar om de wil van God. God heeft het zo gewild en wij kunnen niet anders doen dan Hem daarvoor de lof, dank en eer brengen!
In de toekomst zal de Heere God, volgens Efeziërs 2:7, deze "allesovertreffende rijkdom van Zijn genade" bewijzen (beter: laten zien) "door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus".
Daarom gaan wij zo'n heerlijke toekomst tegemoet. Zonder vlek of rimpel zal de Gemeente, het Lichaam van Christus, openbaar worden in de heerlijkheid van God! Wij zullen Gods heerlijkheid ontvangen én Gods heerlijkheid uitstralen...
Dat we ons toch steeds meer bewust zullen zijn van deze onnaspeurlijke rijkdom van Christus! Dan zullen we geen enkel woord meer willen wijden aan allerlei uiterlijkheden, onenigheid, verschil van mening, etc. Wij zullen ons geen tijd meer gunnen om allerlei onzinnige dingen te horen of te lezen, te bekvechten over allerlei bijzaken, enzovoort.
Laten wij ons uitstrekken naar deze Paulinische boodschap en die boodschap niet alleen gehoorzamen, maar ook toepassen in ons leven, tot eer van God!