Mozes: … kies dan het leven, opdat gij leeft (Deut. 30:19)
Jesaja: … kom tot Mij, opdat uw ziel leve (Jes. 55:3)
Petrus: … laat u behouden (Hand. 2:40)
Paulus: … grijp het eeuwige leven (1 Tim. 6:12)
Hanna: … de Here doet herleven (1 Sam. 2:6)
Onsterflijk leven
God stelde dit plan reeds op voor de grondlegging van de wereld. Dit betekent in elk geval, dat Hij Zijn voornemens vastlegde voordat Hij de mens schiep. Door de schepping van de mens werkt God dit voornemen uit. Het is een adoptieplan. Kort gezegd wil God de mensheid aannemen als Zijn kinderen (SV), volgens de NBG als Zijn zonen. Gods kind of zoon zijn, wil zeggen dat deze evenals Hij onsterflijk leeft. Laten we er duidelijk over zijn. God stelt Zijn onvergankelijke kracht niet ter beschikking aan een nieuw te scheppen mensheid. Hij laat de doden niet maar dood in de aarde achter. Nee, volgens Zijn plan openbaart Hij Zijn vernieuwende, geestelijke kracht aan personen – groot en klein - die op aarde leefden en stierven. Herleven zullen de doden! Dit echoot door de gehele Bijbel heen. Door alle eeuwen heen brengt God een grote onsterfelijke familie tot stand, een volk dat zal leven van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Adoptie
“In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen (huiothesia) door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil.” (Efe. 1:5). Elk mens, man of vrouw is bedoeld om in liefde aangenomen te worden als Gods kind (SV) of als Gods zoon (NBG). Dit klinkt misschien wat raar, een vrouw als zoon. Dat komt door de bijbelse vertaling van het Griekse woordje huiothesia, dat adoptie betekent. In de Romeinse tijd kon een gehuwde man, ongeacht of hij wel of geen kinderen had, een slaaf of slavin bevorderen tot eigen kind. Naar het Romeinse recht kreeg de geadopteerde slaaf of slavin dan dezelfde rechten als een eigen kind. Dat is precies wat God wil met de mens. Hij wil hen goddelijke rechten geven. Daarom die bijbelse oproepen: kies, kom, laat, grijp het eeuwige leven! Als de mens op aarde leeft, is er de mogelijkheid om alvast door de Geest geadopteerd te worden. ‘Huiothesia’ komt op deze wijze voor in Romeinen 8:15: “gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap (huiothesia), door welke wij roepen: Abba, Vader.”
Erfenis
Gods geadopteerde kinderen kunnen Hem door de Geest nu al aanroepen als Vader. Zij behoren immers tot Zijn familie. De geadopteerde Romeinse slaaf ontving daardoor ook recht op de erfenis. Exact deze betekenis, maar dan die van de goddelijke erfenis, mocht de apostel Paulus aan ons doorgeven. Gods geadopteerde kinderen hebben recht op een erfdeel (Gal. 4:6). Waar bestaat deze erfenis uit? Het erfdeel dat de Vader zijn geadopteerde kinderen aanbiedt is het eeuwige leven. De Geest Die de adoptie verzorgt, biedt bovendien de ‘heilige garantie’ op de erfenis: “de Heilige Geest der belofte, Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk dat Hij Zich verworven heeft, tot lof Zijner heerlijkheid.” (Efe. 1:14) Al Gods kinderen zullen van de dood worden verlost. De Heilige Geest die zij als geadopteerden bezitten is daarvan het onderpand. Zij zullen eeuwig leven ontvangen, tot lof van Zijn heerlijkheid.
Erflater
Een erfenis kan pas worden verkregen als de erflater is gestorven (Hebr. 9:16 en 17). Hoe zit dit nu in het geestelijke leven? Het recht op de erfenis voor Gods kinderen bestaat ook omdat er Iemand is overleden. Het gaat om niemand minder dan Gods Zoon, Jezus Christus. Zijn Vader stelde Hem tot erfgenaam van alle dingen (Hebr. 1:1 en 2). Hij overleed aan het kruis van Golgotha en verzoende daarmee onze zonden. Dit gebeuren geeft recht op een deel van Zijn grote erfenis voor allen die Hem liefhebben: “opdat zij vergeving van zonden en een erfdeel onder de geheiligden zouden ontvangen door het geloof in Mij.” (Hand. 26:18)
Wat is ons perspectief?
“Zijn wij dan nu kinderen, dan zijn wij erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus.” (Rom. 8:17) Geloof daarom in de Zoon! Kies, kom, laat u door Hem behouden en grijp het eeuwige leven! “Dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht.” (Kol. 1:12)