De volledige kennis van de waarheid
In 1 Timotheüs 2:3 en 4 staat in verband met het bidden voor alle mensen (vs. 1 en 2), dat God, onze Zaligmaker "wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen".
Ook wij zijn tot geloof gekomen en in het verlengde daarvan mogen we tot "kennis van de waarheid" komen. In andere Bijbelvertalingen staat "erkentenis van de waarheid". Het oorspronkelijke woord voor "kennis" of "erkentenis" is het Griekse epignosis. Dit duidt niet op een bepaalde mate van intellectuele kennis, maar veel meer op kennis die tot stand komt door een innige vorm van gemeenschap: gemeenschapskennis; een diepere, meer volledige, kennis. Sommigen zeggen: 'boven-kennis'. Maar eigenlijk moet je dat dan opvatten als kennis die de 'gewone' kennis te boven gaat. Dus: een diepere, volledige kennis.
In het Oude Testament vinden we dit kennen in bijvoorbeeld Genesis 4:1. Daar staat dat Adam Eva "bekende" (Statenvertaling). Met als gevolg: Eva werd zwanger. Bepaald geen oppervlakkige kennis dus! In de Herziene Statenvertaling staat: "En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw ...".
In Hosea 4:6a spreekt de Heere over "kennis" in de bekende woorden tot de geestelijke leiders van het volk: "Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is". Dit soort kennis is dus van enorm groot belang.
Je hoort wel eens zeggen: 'Liefde is belangrijker dan kennis'.
In 1 Korinthe 8:1b staat immers: "De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op". Zo lijkt er een verschil tussen liefde en kennis te zijn. Het is hier belangrijk om op te merken dat in 1 Korinthe 8 het woord gnosis wordt gebruikt, waarmee meer 'kennis in het algemeen' wordt aangeduid. Kennis wordt vaak als kil en koud ervaren. Dit komt soms door hoe gelovigen met hun 'kennis' omgaan, maar soms ook door een verkeerd of onvolledig begrip van wat kennis in de Bijbel is. Maar geldt 1 Korinthe 8:1 voor alle vormen van kennis? Wie ontdekt wat de Heer Zelf onder 'gemeenschapskennis' verstaat, komt er achter dat deze kennis juist verbonden is aan Gods onvoorwaardelijke liefde.
In Hosea 4:1 gaat het ook over kennis: "Hoor het Woord van de HEERE, Israëlieten, want de HEERE heeft een rechtszaak met de inwoners van dit land, omdat er geen trouw, geen goedertierenheid en geen kennis van God in het land is". In dit vers worden trouw, goedertierenheid (in de N.B.G.-'51 -vertaling weergegeven met "liefde") en kennis van God in één adem genoemd. Drie woorden (trouw, goedertierenheid én kennis) die uitdrukking geven aan de genegenheid en liefde voor de Heere.
Het woord "trouw" is de vertaling van èmèth, dat "waarheid" betekent (zie Deel 1 van deze artikelenserie in AMEN 120)! Al met al gaat het hier om waarheid, liefde en kennis. En daar mag je in (leren) wandelen vanuit de vertrouwelijke omgang van de Heere met jou (vgl. Ps. 25:14). Basis van die vertrouwelijke omgang is dat de mens de Heere vreest. Dit vrezen is het Hem op de juiste manier vereren, ontzag hebben voor Hem, omdat je vanuit Zijn Woord bent gaan begrijpen Wie Hij is (dit laatste is natuurlijk een voort-durend proces). Zie bijvoorbeeld ook Spreuken 1:7a: "De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis". Dan wil de Heer vertrouwelijk met ons omgaan en maakt Hij ons de dingen bekend, die voor ons belangrijk zijn. Eigenlijk gaat het hier over onze wandel in de waarheid!
De 'volledige kennis' in de late gemeentelijke brieven
Het grondwoord epignosis, "kennis", komt in het Nieuwe Testament twintig keer voor. Daarvan wordt het zestienmaal door Paulus gebruikt. Van deze zestien keer gebruikt Paulus het zevenmaal in de late gemeentelijke brieven. Dat zijn de brieven die Paulus gedurende zijn tweejarige gevangenschap in Rome (Hand. 28:30) schreef aan de gelovigen te Efeze, Filippi en Kolosse. Deze zeven keren zijn te verdelen in een groep van drie en een groep van vier. De teksten die bij de tweede groep horen, staan elk in verband met gebeden van Paulus voor de gelovigen, dat zij met de volledige en diepere kennis vervuld mogen worden.
Eerst gaan we in op de teksten met 'volledige kennis' uit de eerste groep.
- Efeze 4:13
"En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen Man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus ..." (vs. 11-13).
Hier wijst Paulus op de gaven die Christus heeft gegeven tot opbouw van Zijn lichaam (zie ook vs. 7 en 8). Deze gaven worden in vers 11 nauwkeurig omschreven. Je kunt aan de opbouw van dit vers zien dat het om vier verschillende gaven gaat: 1. apostelen, 2. profeten, 3. evangelisten en 4. herders en leraars. "Herders en leraars" zijn namelijk twee omschrijvingen van één en dezelfde gave! De apostelen en profeten waren nodig voor de fundamentlegging van de huidige gemeente; dat is: de bekendmaking van het geheimenis (Efe. 2:20 en 3:5). Evangelisten en herders en leraars zijn nodig voor de verdere bouw op dat fundament. Waar in de christelijke praktijk de taak van een herder vaak apart van die van de leraar gezien wordt, is het maar de vraag of dat wel helemaal goed is. Een herder leidt zijn kudde naar plaatsen waar gegeten kan worden (vgl. Ps. 23:1 en 5) en dat doen eten is nu precies de taak van een leraar.
De opbouw van het lichaam van Christus leidt tot de 'volledige kennis' van de Zoon van God. Ofwel: tot "een volwassen Man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus" (vs. 13). Het lichaam van Christus groeit op tot een volwassen Man, met Christus als Hoofd. In positie heeft het lichaam deze staat van volheid al bereikt (vgl. Efe. 1:22 en 23 en Kol. 2:9 en 10). In de praktijk zijn we - al wandelend in het spoor van de waarheid - daar naartoe op weg; daarbij geholpen door de gaven die Christus gegeven heeft.
- Kolossenzen 2:2
"Want ik wil dat u weet hoe groot de strijd is die ik voer voor u en voor hen die in Laodicea zijn, alsook voor zo velen die mij nooit in levenden lijve hebben gezien, opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn" (vs. 1-3).
Er staat aan het eind van vers 2 letterlijk: 'tot de kennis van het geheimenis van God: Christus'. Voor ons is de kennis van de waarheid niets anders dan de waarheid die God voor deze tijd heeft geopenbaard: het geheimenis van God: Christus. Dáárover heeft Paulus het als hij schrijft dat de Kolossenzen "de genade van God in waarheid" hebben leren kennen (Kol. 1:6). Paulus laat in Kolossenzen 1:24-2:3 zien wat zijn bediening inhoudt: het bekendmaken van het laatste van wat God nog wilde openbaren. In vers 25 staat: "... de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods ..." (Statenvertaling), waarna Paulus in vers 26 schrijft wat dit inhoudt: "... het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen".
- Kolossenzen 3:10
"Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft" (vs. 9 en 10).
Wat Paulus hier schrijft, komt overeen met wat in Efeze 4:13 staat. Ook hier in Kolossenzen 3 gaat het om de praktische wandel van de gelovige, die 'onderweg' is naar wat hij in Christus al is. Elke dag mogen we beseffen dat we in Christus een nieuwe mens zijn geworden en daar waar we wandelen waardig deze roeping, merken we dat we vernieuwd worden overeenkomstig het beeld van onze Schepper. Deze vernieuwing komt tot stand door de verjonging door de geest van ons denken (Efe. 4:23). Ons denken verandert door de omgang met het Woord. Daarom roept Paulus ons op het Woord van Christus in rijke mate in ons te laten wonen (Kol. 3:16).
De bede om volledige kennis
Zoals gezegd, wordt epignosis viermaal in de late gemeentelijke brieven gebruikt in verband met het gebed. We schreven al over de vertrouwelijke omgang van de Heere met ons. Daarbij is belangrijk wát Hij ons wil bekendmaken. Juist in de gebeden van Paulus wordt benadrukt hoe graag God dat wil (vgl. ook 1 Tim. 2:3 en 4). God is de Eerste Die wil dat wij vanuit Zijn vertrouwelijke omgang met ons Hem leren kennen zoals Hij gekend wil worden. Mogelijk heeft dit volledig kennen daarom zo'n prominente plaats in Paulus' gebeden:
- Efeziërs 1:17
"Daarom, omdat ook ik gehoord heb van het geloof in de Heere Jezus onder u, en van de liefde voor alle heiligen, houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u denk, opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van openbaring geeft in het kennen van Hem, namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te weten
- wat de hoop van Zijn roeping is, en
- wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen,
- en wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht ..." (vs. 15-19).
Dit is Paulus' gebed voor heiligen en gelovigen in Christus Jezus (Efe. 1:1). We zouden de volgende parafrase kunnen maken op de woorden van Psalm 25: 'De vertrouwelijke omgang van de HEERE is met wie Hem vrezen, en Hij maakt hun bekend wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen, en wat de allesovertreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven, overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht '. Groeien in Zijn kennis betekent onder meer zicht op onze hoop - de hoop van Zijn roeping (Kol. 3:4).
- Filippenzen 1:9
"En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid, opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, opdat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God" (vs. 9-11).
In vers 9 vinden we de verbinding tussen kennis en liefde; net zoals in Hosea 4:1. Het gaat om een groeiende liefde in de gemeenschapskennis. Het begin van vers 10 wordt in de Statenvertaling letterlijker weergegeven met: "Opdat gij beproeft de dingen, die verschillen ...". Op onze weg met de Heer - in het spoor van de waarheid - wandelen we in geloof en daarbij is het gebed (dit gebed!) hard nodig. Het bidden heeft altijd met de praktijk te maken, want als we 'straks' eenmaal bij de Heere zijn, is er geen gebed meer nodig.
In Filippenzen 1 is de uitwerking van het gebed dat we oprecht en zonder aanstoot zullen zijn (letterlijk) tot in de dag van Christus Jezus (vs. 10). Daartoe voltooit de Heer Zijn werk in ons (letterlijk) tot aan die dag (vs. 6). De Heere gaat zolang door met dat werk tot we geschikt zijn om met Christus in heerlijkheid te kunnen verschijnen!
- Kolossenzen 1:9 en 10
"Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God, terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen. Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht" (vs. 9-12).
In deze verzen gaat het tweemaal over "kennis". Het is hier voor de derde maal een gebed van Paulus om volledige kennis voor heiligen en gelovigen in Christus. Waar God wil dat alle mensen tot "kennis van de waarheid" komen, is dit als een verlangen en gebedslast op Paulus' hart gelegd.
Als we Kolossenzen 1:9-12 netjes op een rij zetten, ontdekken we dat Paulus om slechts één ding bidt:
"Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht,
- zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig,
- Hem in alles behaagt,
- in elk goed werk vrucht draagt en
- groeit in de kennis van God,
- terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen.
- Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht".
Het ene waar Paulus om bidt, is (opnieuw) vervulling met de volledige kennis van Zijn wil. De overige zes dingen die hij noemt, zijn de gevolgen daarvan. Wil je de Heere waardig wandelen? Dan zul je eerst vervuld moeten worden met de volledige kennis van Zijn wil. Onze liefde zal daarin steeds meer overvloedig moeten worden in helder inzicht. Wil je de Heer in alles behagen? Of in alle goed werk vrucht dragen? Het begint met de vertrouwelijke omgang van de Heer met ons. Paulus kende die vertrouwelijke omgang (vgl. Fil. 4:5) en daarom kon hij zeggen: "Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus, Die mij kracht geeft" (Fil. 4:13).
Tot slot
Het is Gods wens dat we achter de waarheid - Zijn waarheid - komen. Tegelijk worden daarmee de "werken van de duisternis" ontmaskerd (Efe. 5:11). De macht van de duisternis doet er alles aan de waarheid te onderdrukken in ongerechtigheid. Als gelovige mag je echter weten verlost te zijn uit die macht en beseffen dat God eenmaal in Zijn grote glorie en heerlijkheid en waarheid zal zegevieren. En nu geeft Hij mensen de meest hoge plaats die je je maar kunt indenken: in Christus, in de hemel. Dat is wat Zijn waarachtige Woord ons leert en daarom mogen we Hem zo hartelijk liefhebben!