1. Jeremia is onzeker
“Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen” (Jer. 1:6). Het valt direct op dat hij God aanspreekt met Zijn namen, Heere HEERE, dat is: Adonai, Jahweh. Daarin ligt de erkenning van God als Schepper van hemel en aarde en de God die in een verbondsrelatie wil staan met Zijn volk. Jeremia is eerlijk in zijn emotie en onzekerheid en toont dit aan God. Zou God dit niet weten? Zou God hem niet door en door kennen? Natuurlijk wel. Toch spreekt Jeremia met God als Iemand met Wie je vertrouwelijk mag omgaan. Bidden is niet in een verheven taal tot een God spreken die te ver boven ons staat om ons te begrijpen, maar slechts aanbeden wil worden om Zijn grootheid. Bidden is praten schreeuwen, huilen, loven, dankzeggen, smeken, vragen, roepen en stil zijn.
Jeremia heeft de laatste zeven koningen van het tweestammenrijk Juda meegemaakt, zo’n zes eeuwen voor Christus. Hij moest de ondergang van Juda, wegens z’n goddeloosheid en afgoderij, profeteren. Zijn boodschap was een strafgericht en zeker niet populair in zijn dagen.
Het boek Jeremia begint met een onzekere persoon. Hij zal begin twintig geweest zijn toen Hij geroepen werd tot zijn profetendienst. Maar de Heere gaat voorbij aan zijn leeftijd of beter gezegd: Hij gebruikt de leeftijd van Jeremia. Want als je jong bent, ben je veerkrachtig, herstel je sneller en kun je veel aan. Want er zou heel wat op hem afkomen. Driemaal zou hij in de gevangenis worden geworpen, meerdere malen zou hij worden geslagen, mishandeld en eenmaal zou hij zelfs in een diepe, slijmerige put worden geworpen, waar hij een paar dagen en nachten moest zitten. Daarnaast zou hij een diepe innerlijke pijn gaan ervaren bij het zien van de totale onverschilligheid die het volk zou hebben bij zijn boodschap. Niets zou met zijn woorden worden gedaan. Hij zou als landverrader worden voorgesteld, als iemand die heult met de vijand wanneer hij zou gaan verkondigen dat het volk zich zou moeten overgeven om nog in leven te kunnen blijven. Ernst Aebi schrijft in zijn korte inleiding tot de Bijbelboeken: “Zelden zal er een zwaardere last hebben gelegen op de schouders van een sterfelijk mens. Zijn opdracht kan worden vergeleken met die van een geestelijk verzorger die een misdadiger moet begeleiden naar de plaats van zijn terechtstelling.”
En deze misdadiger, het volk Juda, zou geen berouw tonen. Ik kan mij voorstellen dat Jeremia onzeker was. Stel dat ik mijn leven lang voorganger zou moeten zijn in een omgeving waar ik steeds zou horen dat wat ik zeg niet goed is en zelfs een leugen wordt genoemd en ik zou door mijn toehoorders geregeld worden mishandeld door mijn preken. Ik zou er al binnen een jaar mee stoppen. Voor mij een ander!
Maar God zegt tegen Jeremia: “Zeg niet: Ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken” (hs. 1:7).
En dan gaat Jeremia. Jong, vol idealen, met een zware opdracht op zijn schouders. Een woordvoeder van God, ga er maar aan staan.
2. Jeremia is nederig
Eén van de grote zonden van het volk was de afgoderij. Zoals een vrouw zich overgeeft aan prostitutie, gaf Israël zich over aan vreemde goden en in het bijzonder aan Baäl. In het tweede gebed dat opgetekend is in het boek Jeremia vinden we dit terug. God wordt hierin aangesproken met de titels: waarachtige God, levende God en Koning der volkeren en Koning der eeuwen. Woorden waarin de almacht van God doorklinkt. Jeremia was zich zeer bewust namens Wie hij sprak. Een profeet spreekt namens God. En die God is heel wat meer waard dan alle heidense goden bij elkaar. Je proeft in het bidden van Jeremia een heilig ontzag voor deze grote God (10:6-11).
Hoe gaan wij met God om? Zijn we ons bewust van Zijn grootheid? Is Hij belangrijker voor ons dan alles wat ons hier en nu kan vervullen buiten Hem om? Dat wat de afgoden zijn in ons leven? Een gebedsleven kan niet groeien als afgoden belangrijker zijn dan God zelf! Daarom is het aspect van aanbidding in onze gebeden nodig om de grootheid van God voor ogen te houden. Dat houdt ons klein en nederig.
3. Jeremia begrijpt God niet
De almacht van God botst echter met het rechtvaardigheidsgevoel van Jeremia. Hoe kan de God, bij wie de volkeren niets zijn en de afgoden van de volkeren niet meer zijn dan wat hout of zilver, de weg van de goddelozen voorspoedig laten zijn? De mannen uit zijn geboorteplaats Anatoth staan hem naar het leven. Jeremia ziet zichzelf als een argeloos lam dat ter slachting wordt geleid. Nu hij dit ontdekt heeft, vraagt hij zich af: “Waarom is de weg van de goddelozen voorspoedig, waarom hebben rust, allen die in ontrouw trouweloos handelen? U hebt hen geplant, ook hebben zij wortel geschoten, zij gaan hun gang, ook dragen zij vrucht. U bent nabij in hun mond, maar ver van hun nieren (12:1-2).
Los van de inhoud laat dit gebed ook zien hoe Jeremia aan ene kant God erkent als de Rechter Die rechtvaardig oordeelt, maar aan de andere kant vindt dat dit niet strookt met zijn gevoel van rechtvaardigheid. Jeremia wordt daar echter niet gelaten onder. Net als Job en Habakuk bijvoorbeeld spreekt hij zijn vragen en gevoel uit tegenover God.
Ik kom wel eens gelovigen tegen die alles heel gelaten over zich heen laten komen en dat een uiting vinden van een groot geloof. Ik proef er echter soms weinig vertrouwelijkheid naar God in. God is voor hen de God die ver boven alles staat en doet wat Hij wil en weinig betrokken is bij ons dagelijks leven. God is het lot waar je toch niet aan ontkomen kunt. Geen wonder dat het gebedsleven dan ook niet spreekt van vertrouwelijkheid.
4. Jeremia is eenzaam
De boodschap van de profeet roept weerzin op bij het volk: Deze man moet zwijgen! En Jeremia vindt maar één weg waar hij zijn nood kan klagen. Hij doet dat met onthutsende eerlijkheid. Hij zegt tegen God: ‘Ik ben blij met Uw Woord. Uw Woord is als voedsel voor mijn hongerige ziel. Ik word er helemaal blij van. Ik vind het fijn dat ik Uw naam mag dragen. Maar het maakte mij ook eenzaam. Mijn woede over het onrecht van het volk maakte dat ik alleen kwam te staan. En Heere, als ik eerlijk ben was U er ook niet toen ik U nodig had.U hebt het volk gewoon hun gang laten gaan. Uw hulp is net zo wisselvallig als een bergbeek; soms stroomt er water door en soms staat hij helemaal droog’.
Dit is de strekking van de woorden die wij vinden in Jeremia 15:17 en 18. Gaat de Heere hem nu troosten? Zegt de Heer hem nu dat hij eigenlijk wel gelijk heeft? Nee! De Heere zegt: ‘Stop nu maar met je grootspraak Jeremia, keer weer terug naar je opdracht en spreek Mijn woorden. Ik zal je beschermen! Vertrouw daar maar op!’
Zelfs grote Godsmannen hadden zo hun momenten van eenzaamheid en het niet ervaren dat God nabij is. Herkennen wij dit? Wat doen wij ermee? Spreken we deze dingen uit naar God? Laten wij ons ook door Hem vermanen en vertroosten? Is het goed wat Hij doet en toelaat? In hoeverre mag God doen en toelaten wat Hij wil? In hoeverre mag Hij soeverein zijn in ons leven?
Het neemt zijn eenzaamheid niet weg. Sterker nog. Een poosje later zegt de Heere tot Jeremia dat hij niet mag trouwen en een gezin stichten, wegens de oordelen die over de vrouwen en kinderen van het volk gaan komen.
5. Jeremia is bang en boos
De spotters in Jeremia’s dagen maken het hem zwaar om namens God te spreken. Jeremia ziet zichzelf als de herder en voorbidder van het volk (wat van mijn lippen uitging). Hij wilde het oordeel niet voor het volk. Hij zegt: “Ik heb niet meer aangedrongen dan een herder achter U betaamt, naar een onheilsdag heb ik niet verlangd” (17:16).
Maar Jeremia is wel bang: “Wees mij niet tot een verschrikking (laat mij niet bang worden), U bent mijn toevlucht op een dag van onheil” (vs. 17).
De spotters blijven echter doorgaan. Ze willen Jeremia doden. En dan wordt Jeremia kwaad en ook deze kwaadheid komt de hemel binnen. In de vertaling van Het Boek staat het zo: “Here, laat hun kinderen nu maar van de honger sterven en laat hun zwaard hun bloed vergieten! Laten hun vrouwen weduwen worden, beroofd van al hun kinderen! Laat hun jonge mannen sterven door de pest en in de oorlog sneuvelen. Laat ze maar schreeuwen, als hun huizen plotseling worden overvallen door soldaten, want zij hebben een valkuil voor mij gegraven en verborgen vallen op mijn weg gelegd. Here, U kent al hun moorzuchtige plannen. Vergeef hen niet, wis hun zonde niet uit, maar laat hen uit Uw ogen verdwijnen; laat Uw toorn op hen los” (18:21-23).
De reden van Jeremia’s gebed is dat hij zich persoonlijk zeer bedreigd voelt. En afgewezen om zijn boodschap. En hij reageert met wraakgevoelens en afwijzing van het volk. Niets menselijk is Jeremia vreemd.
Wij vinden Jeremia’s gebed wellicht niet echt een heilig gebed. Zo mag je toch niet bidden? Waarom niet? Mogen wij onze kwaadheid en angst niet bij de Heere brengen? Mogen wij onze diepste zielsangsten niet blootleggen bij God? Zal God niet weten wat Hij moet doen? God neemt het bidden van Jeremia heel serieus. Het bewijst dat Jeremia alles kan zeggen tegen God.
6. Jeremia is depressief
Op een gegeven moment kan Jeremia niet meer. Het leven onder voortdurende druk van het verkondigen en geen respons vinden op zijn boodschap maakt hem depressief. De gevoelens zijn zeer wisselvallig. We zien in deze strijd van Jeremia hoe zijn gedachten anders zijn dan zijn gevoelens. Maar zijn gedachten en gevoelens maakt hij wel bekend bij de Heere. Luister naar de verschillende onderdelen van zijn gebed in hoofdstuk 20:
- De erkenning dat God in alles het eerste en laatste woord heeft (vs. 7).
- De wens om niet meer te hoeven spreken omdat het toch maar weerstand oproept (vs. 8, 9).
- Maar zwijgen was hem onmogelijk. Het Woord zou hem anders van binnen verteren (vs. 9).
- Het geloof dat de Heere ‘een machtige Held’ en een ‘rechtvaardige beproever’ van innerlijke overwinningen is (vs. 11, 12).
- De lofprijzing van HEERE, Die verlost (vs. 13).
- De diepe neerslachtigheid in de wens van het maar niet geboren willen zijn (vs. 14-18).
Wij voelen zijn strijd in deze verzen. Zelden wordt zo intiem een strijd weergeven van een mens als in deze verzen.
Als wij het soms niet meer zien zitten en uitgeblust zijn in ons functioneren, helpt het ons te zien dat zelfs mannen als Jeremia en bijv. Elia, stuk konden zitten. Maar het leidde hen niet af van de Heer. Al hun nood werd Hem bekendgemaakt. Doen wij dat ook in het besef dat God toch een sterke Held is en onze innerlijke overwegingen het diepst en beste kan toetsen? Dan wordt ons gebedsleven nog veel vertrouwelijker.
7. Jeremia gelooft
Door alles heen is Jeremia een gelovige gebleven. En een gelovige is iemand die God en Zijn Woord serieus neemt, zonder dat hij dat Woord (helemaal) begrijpt. Hij luistert naar God en vindt het belangrijk dat Zijn wil wordt gedaan. In Jeremia 32 wordt aan Jeremia de opdracht gegeven een stuk land te kopen. Hij zit op dat moment in de gevangenis. God vertelt hem dat zijn neef tot hem zou komen en hem zou vragen een stuk land te kopen. Dat gebeurt precies zoals God het voorzegd had. Toch snapt Jeremia er eigenlijk niets van. Waarom moet hij nu een stuk land kopen, terwijl de koning van Babel, Nebukadnezar, met zijn legers om Jeruzalem ligt om deze stad in te nemen en de bevolking van Juda weg te voeren naar Babel? Wat heeft zo’n stuk land nou voor waarde? Nadat Jeremia eerst met God over Zijn wegen met Juda gesproken heeft zegt hij tot slot: ‘Kijk hoe de belegeringswallen tegen de stadsmuren zijn opgebouwd! De Babyloniërs zullen de stad veroveren met het zwaard, geholpen door honger en ziekten. Alles is gebeurd zoals U hebt gezegd; zoals U bepaalde dat het moest gaan! En toch zegt U dat Ik dit stuk land moet kopen – het met goed geld moet betalen in het bijzijn van deze getuigen – ook al zal Jeruzalem in handen van de vijand vallen!’ (hs. 32:24,25).
Dit is bidden naar Gods wil. God ziet gehoorzaamheid in het leven van Jeremia, maar het is geen blinde gehoorzaamheid. Want in het doen van Gods wil stelt hij God vragen over de dingen die hij niet begrijpt.
Zo begrijpen ook wij niet altijd Gods wegen met ons. We willen Zijn wil doen, Zijn Woord gehoorzamen, maar er zijn best wel eens twijfels. Ook die mogen we bij de Heere brengen. Wanneer er sprake is van een echte relatie, doen we dat.
Jeremia krijgt antwoord. God zal er ooit weer voor zorgen dat er weer stukken land worden gekocht en verkocht, nadat het land eerst verwoest zal worden door de macht van Babel.
En ook vandaag mogen wij weten dat alle moeilijkheden eens zullen veranderen in zegeningen. Zegeningen die wij nu soms slechts door geloof en volhardend bidden en vrijmoedig omgaan met God mogen ervaren.
8. In gesprek met de Heere
We hebben Jeremia leren kennen als een onzekere, nederige, God niet begrijpende, eenzame, bange, boze, depressieve en gelovige man. Maar in al zijn gemoedstoestanden was hij steeds in gesprek met de Heer. Steeds vertrouwde hij God zijn gedachten en gevoelens toe. Steeds hield hij de lijn open.
Bidden is praten met God. Bidden is een relatie onderhouden. Bidden is een uiting van het geloof dat wij door genade bezitten. Bidden is uitzien naar de vervulling van al Gods beloften. En die zijn in Hem, in Christus, ja en amen!