Wij zagen in de vorige artikelen hoe de Sulammitische onvrijwillig naar het hof van koning Salomo was gebracht. Zij verlangt echter niet naar koning Salomo, maar naar haar geliefde, de herder, met wie wij haar eerst samen zien en vervolgens gescheiden van elkaar. In de nu te behandelen episode zien wij hoe ze weer bij elkaar komen.
Episode IV De Sulammitische en haar geliefde samen (3:6-5:1)
3:6-11 De inwoners van Jeruzalem over Salomo
In deze verzen wordt vanuit de ogen van de inwoners van Jeruzalem beschreven hoe de stoet van koning Salomo uit de woestijn opkomt. Waar komt de stoet vandaan en wat heeft Salomo gedaan? Het lijkt erop dat hij handel gedreven heeft. De stoet wordt gezien in een wolk van mirre en wierook, wat kostbare handelswaar is. Ook wordt er gesproken over "allerlei geurige kruiden van de koopman". Salomo wordt bewaakt door zestig helden die geoefend zijn voor de strijd en hun zwaard dragen tegen de verschrikkingen van de nacht. Handelskaravanen waren toentertijd een gewilde prooi voor rovers.
Wij zien Salomo gezeten in een draagstoel van hout van de Libanon. Dit was kostbaar hout van zeer goede kwaliteit, dat ook gebruikt werd voor de bouw van de tempel en het paleis van Salomo. De hele draagkoets was zeer kostbaar: de stijlen zijn van zilver, de leuning van goud en de zitting is van roodpurper. Ook staat er dat het binnenwerk met liefde bekleed is door de dochters van Jeruzalem. Hierin is een dubbelzinnigheid te vinden. De dochters van Jeruzalem behoren immers tot de harem van Salomo. Zijn zij het niet met wie hij de binnenste vertrekken van het paleis deelt?
Vervolgens zien wij hoe de dochters van Sion opgeroepen worden om naar buiten te gaan om hun koning te zien en te begroeten. En er staat dat koning Salomo gekroond is door zijn moeder op de dag van zijn bruiloft. Deze zinsnede lijkt een dubbele bodem in zich te hebben. Een koning werd namelijk niet gekroond door zijn moeder en dat dit op een bruiloft gebeurde, was op zich ook opmerkelijk. De moeder van koning Salomo was Bathseba; haar relatie met koning David begon in overspel. In deze tekst wordt het optreden van Salomo dan als het ware verbonden met dat gegeven. Salomo pleegde ook overspel door er allerlei vrouwen op na te houden, met name dan vrouwen uit andere volken met goden die recht tegenover de HEERE stonden.
De negatieve beschrijving van Salomo's verschijning is ook terug te vinden in de term "dochters van Sion". Dit begrip komt verder alleen voor in Jesaja en daar wordt het negatief gebruikt: "Verder zegt de HEERE: Omdat de dochters van Sion uit de hoogte doen, met uitgestrekte hals lopen, met de ogen lonken, met kleine pasjes lopen en hun enkelringen laten rinkelen, daarom zal de Heere de schedel van de dochters van Sion schurftig maken en hun schaamdelen zal de HEERE ontbloten" (Jes. 3:16-17).
Salomo wordt er hier niet positief opgezet. Hij lijkt het aan de buitenkant allemaal op orde te hebben, maar wie de binnenzijde beziet (namelijk de binnenzijde van de draagkoets en de dochters van Sion die het huis uit komen), ziet dat het allemaal niet deugt waar hij mee bezig is, omdat de blijdschap van zijn hart bij zijn harem en hun afgoderij ligt.
Dit beeld ontstaat vanaf het tweede deel van Salomo's regeerperiode in toenemende mate en heeft uiteindelijk ook zijn weerslag op het volk. Israël had nog wel een tempeldienst, maar ging steeds meer de afgoden dienen, wat tot verval van hun relatie met de HEERE leidde, maar ook tot verval van het volk zelf. Dit verval wordt ook beschreven bij de dochters van Sion uit Jesaja: "Op die dag zal de Heere de sieraden wegnemen (…) Dan zal er in plaats van balsemgeur stank zijn…" (Jes. 3:18-26). Toch is er uiteindelijk redding voor de dochters van Sion: "Wanneer de Heere de vuilheid van de dochters van Sion afgewassen zal hebben en de vele bloedschuld van Jeruzalem uit het midden ervan weggespoeld zal hebben door de Geest van oordeel en door de Geest van uitbranding, dan zal de HEERE over elke plaats op de berg Sion en over de samenkomsten ervan overdag een wolk scheppen en rook, en 's nachts een schijnsel van vlammend vuur; ja over alles wat heerlijk is zal een beschutting zijn" (Jes. 4:4-5). Zo zal er herstel voor Israël zijn. Zo is er voor ieder mens die wil breken met het verkeerde, innerlijke vernieuwing en een leven in relatie met God nastreeft, herstel mogelijk.
4:1-5 De herder tegen de Sulammitische
In het volgende gedeelte treedt de herder weer voor het voetlicht. Bij Salomo ging het over hemzelf en zijn pracht en praal. De herder spreekt niet over zichzelf, maar hij prijst de Sulammitische.
De herder begint met de woorden te herhalen die hij ook in 1:15 uitsprak, namelijk dat de ogen van zijn geliefde als duiven zijn. Daarmee doelt hij op haar argeloosheid en vertrouwelijkheid; naïviteit in de goede zin van het woord. Dat haar ogen nog verborgen zijn achter een sluier duidt er op dat hij nog niet innig of één met haar geworden is. In tegenstelling tot het onzedelijke gedrag van Salomo, wordt hier de zedelijkheid bewaard. De herder vergelijkt vervolgens het haar van de Sulammitische met een kudde geiten, die neer golft van het gebergte van Gilead, een heuvelgebied ten oosten van de Jordaan met veel veeteelt. Na de ogen en het haar volgen de tanden. Deze zijn als een kudde pas geschoren schapen die zijn opgekomen uit de wasplaats en daardoor glinsteren. Daarbij hebben deze schapen alle tweelingen en is er geen zonder jongen, wat ziet op het feit dat het gebit van de Sulammitische gaaf en symmetrisch is, zonder dat er tanden ontbreken. Vervolgens worden de lippen geprezen, die volgens de herder scharlakenrood zijn, waarbij haar spreken bekoorlijk is. Dus niet alleen het uiterlijk van de Sulammitische is aantrekkelijk, ook haar innerlijk wat tot uiting komt in haar spreken. Haar slapen (bedoeld worden de wangen) hebben de rode kleur, zoals de binnenkant van een granaatappel. De schoonheid van haar hals kenmerkt zich door de lengte en de verfijnde bouw, zoals die ook bij de toren van David te vinden is. Zoals deze toren is behangen met schilden, zo is de hals van de Sulammitische behangen met sieraden. Tot slot prijst de herder haar borsten door die te vergelijken met de tweeling van een gazelle, twee kalfjes die tussen de lelies weiden. De begrippen 'twee' en 'tweeling' duiden op symmetrie. De begrippen 'kalfjes' en 'tweeling van een gazelle' duiden op jonge schoonheid. Tot slot wijst het tussen-de-lelies-weiden erop dat de borsten mooi zijn, omdat ze háár toebehoren die hij liefheeft en eerder al een lelie noemde (2:2).
Het is bijzonder om te zien dat de herder de Sulammitische prijst om wie zij is en niet om wat zij bezit. Daarbij is ook zeker aandacht voor haar innerlijk, wanneer gezegd wordt dat haar spreken bekoorlijk is. Dit is zoals werkelijke liefde behoort te zijn. Niet gericht op uiterlijk vertoon of materiële zaken, maar gericht op de werkelijke en innerlijke schoonheid van degene naar wie men verlangt.
4:6 De Sulammitische tegen de herder
De ode van de herder aan de Sulammitische wordt onderbroken door een uitroep van de Sulammitische. Net als in 2:17 ziet zij hun vereniging bij het aanbreken van de dag plaatsvinden. In 2:17 roept zij de herder op om bij haar te komen. Nu zegt zij zelf naar hem te komen. Daarbij geeft zij aan waar voor haar werkelijk de mirre en de wierook is te vinden, namelijk niet bij Salomo, maar bij haar herder. Zij gaat de stad uit, het veld in, bij Salomo weg, richting haar herder.
4:7-15 De herder tegen de Sulammitische
De ode van de herder aan de Sulammitische wordt vervolgd. De herder sluit aan bij wat hij in het eerste deel van zijn ode over haar heeft gezegd: "Alles aan u is mooi, Mijn vriendin, er is geen enkelgebrek aan u". Was de Sulammitische werkelijk zo mooi? Objectief gezien misschien niet. In 1:5-6 is zij namelijk nogal kritisch op zichzelf. Echter, de liefde verblindt (in de goede zin van het woord) de herder. Omdat hij van de Sulammitische houdt, vindt hij haar mooi. Dat is pas ware liefde!
De herder roept de Sulammitische op met hem mee te komen bij de Libanon, de Amana, de Senir en de Hermon vandaan. Maar ook bij de holen van de leeuwen en de bergen van de luipaarden vandaan. Daarbij noemt hij haar zijn bruid. Wat hiermee aangeduid wordt, is dat de herder wil dat de Sulammitische haar ontoegankelijke maagdelijkheid achter zich laat, zijn bruid wordt en met hem trouwt. Daarbij kunnen de holen van de leeuwen en de bergen van de luipaarden duiden op de gevaren van de maagdelijkheid. Immers, iedere man zou haar nog in bezit kunnen nemen, zoals Salomo poogde te doen. Wanneer de Sulammitische de bruid van de herder wordt, zal zij veiligheid en bescherming vinden.
De reden dat de herder wil dat de Sulammitische zijn bruid wordt, is dat zij zijn hart veroverd heeft. Hij beschouwt haar – zo geeft hij aan – zowel als zijn zuster als zijn bruid. Het begrip 'zuster' duidt op vertrouwelijkheid en zielsverwantschap, het begrip 'bruid' duidt op de liefdesrelatie. De aanwezigheid van beide elementen zijn het fundament van iedere goede en langdurige relatie. Je man of vrouw hoort niet alleen je geliefde te zijn, maar vooral ook je beste vriend of vriendin met wie je alles kunt delen.
Vervolgens beschrijft de herder hoe de Sulammitische zijn hart veroverd heeft. Namelijk met één blik van haar ogen en met één schakel van haar halsketting. Het was liefde op het eerste gezicht. Het gebeurde gewoon. Ook dat is weer een kenmerk van de liefde waar eerder in Hooglied over gezegd wordt dat zij niet opgewekt of aangewakkerd kan worden voordat het haar behaagt (2:7). Maar als het haar dan behaagt om op te vlammen, dan is zij niet meer te doven of te blussen, zij is dan sterk als de dood (8:6).
De herder gaat verder met de liefde van de Sulammitische te beschrijven, waarbij hij haar weer zijn zuster en bruid noemt. Haar liefde is beter dan wijn en de geur van haar oliën beter dan allerlei specerijen. Waar wijn en specerijen het hart blij maken en de zinnen prikkelen en zo een mens gelukkig maken, daar geldt dit voor de liefde van de Sulammitische in overtreffende trap. De herder gaat verder door de lippen van de Sulammitische te vergelijken met honing en hij zegt dat er melk onder haar tong is en dat de geur van haar kleding als de geur van de Libanon is. Melk en honing zien op overvloed. Zo wordt in Exodus 3:8 Kanaän het land van melk en honing genoemd. De geur van de Libanon wordt gekenmerkt door de hars van de op de Libanon groeiende ceders die een heerlijke balsemgeur verspreiden. De herder vindt het goed toeven bij de Sulammitische.
In het vervolg van zijn ode prijst de herder de Sulammitische om haar maagdelijkheid door haar een gesloten tuin, een verzegelde bron en een verzegelde fontein te noemen. Zij is ongehuwd en heeft zich nog niet aan een ander gegeven. Zij heeft het kostbaarste wat zij bezit voor hem bewaard. Doordat zij dit op deze wijze heeft gedaan, is haar tuin een paradijs van de beste planten en struiken waarbij van de vruchten en de specerijen nog niets is weggenomen. Zij is onaangeroerd en bewaard voor de ware liefde. Het is vergelijkbaar met het hemels Jeruzalem dat in Openbaring 20 omschreven wordt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. Hoe anders was de staat van het volk Israël enige tijd na Salomo! Hosea moest later zelfs een prostituee tot vrouw nemen om de relatie tussen Israël en de HEERE aan te duiden. Maar hoe anders wordt in deze tijd ook niet met seksualiteit en relaties om gegaan, ook onder gelovigen. Terwijl toch door de apostel Paulus de unieke relatie tussen één man en één vrouw omschreven wordt als een groot geheimenis. Aan de andere kant is het dan toch ook weer heel mooi om te zien dat er nog steeds relaties tussen man en vrouw bestaan die uniek zijn. Relaties waarin zij elkaars eerste liefde zijn en bij elkaar blijven tot de dood hen scheidt. Een mooi, maar ook wat tragisch voorbeeld is het verhaal van de jonge vrouw die haar verloofde verloor, maar vervolgens tot haar dood vrijgezel bleef, omdat hij haar enige ware liefde was geweest. Dan is liefde sterk als de dood en zelfs tot in de dood.
De herder sluit zijn ode af met de volgende woorden: "O, bron van de tuinen, put van levend water dat van de Libanon stroomt!" (4:15). Op fijngevoelige wijze geeft de herder hier aan dat hij bemerkt heeft dat de Sulammitische bereid is om haar hof voor hem te openen, door zijn bruid te worden. Hij mag delen in 'levend water', water dat hun liefde laat bestaan, maar ook water dat hen zal voorzien van een leven door de dood heen in de vorm van nageslacht. Dit water stroomt in deze vergelijking van de Libanon. Op de met sneeuw bedekte Libanon ontsprongen veel bronnen en beken, die uiteindelijk in rivieren uitmondden. Zo is de Sulammitische voor de herder ook een bron van vele stromen van levend water.
4:16 De Sulammitische over de herder
Nu neemt de Sulammitische weer even het woord. Zij stelt zich duidelijk open voor de herder wanneer zij zegt dat de wind moet opkomen om de geur van de specerijen in haar tuin te verspreiden. Deze geur mag een uitnodiging voor de herder zijn om haar tuin in te gaan, deze in bezit te nemen en te eten van de beste vruchten in die tuin: "Laat mijn Liefste in zijn tuin komen en eten van zijn beste vruchten".
5:1 De herder tegen de Sulammitische
In het laatste deel van deze episode zien wij dat de herder daadwerkelijk bij de Sulammitische is gekomen. Daarbij worden wij als het ware in de tijd meegenomen naar hun bruiloft. De herder zegt dat hij mirre heeft geplukt, honing heeft gegeten en met wijn zijn melk gedronken. De herder ruikt en proeft zijn geliefde door haar te beminnen. Onderwijl nodigt hij de bruiloftsgasten uit om te genieten van het bruiloftsmaal. Het is tijd voor feest, omdat de herder zijn geliefde heeft gevonden en nadat zij zijn hart veroverd had, hij nu ook háár hart veroverd heeft.
Besluit
Wij zijn aan het einde van deze episode gekomen, waarin de herder het hart van de Sulammitische voor zich gewonnen heeft en ze bij elkaar gekomen zijn. Wij hebben kunnen zien hoe mooi de liefde opgebouwd wordt, totdat de geliefden uiteindelijk daadwerkelijk bij elkaar komen. Er is sprake van wederzijdse aantrekkingskracht, zowel gericht op het innerlijk als op het uiterlijk. Een voorbeeld van hoe echte liefde behoort te zijn. Daarnaast zien wij in deze geschiedenis ook terug hoe de relatie tussen de HEERE en Zijn volk behoort te zijn. Waarbij voor ons als gelovigen geldt dat de relatie tussen man en vrouw een beeld mag zijn van de relatie tussen Christus en Zijn gemeente, waarover Paulus de veelzeggende woorden in Efeze 5 schrijft: "Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente" (vs. 32).