Vorige maand was er enige commotie rond een documentaire, die in de serie 2Doc door de EO is uitgezonden (29 maart), met als titel: ‘Breng de Joden thuis’. De titel is ontleend aan de gelijknamige actie waarbij de insteek is dat God vissers en jagers geboden heeft om Joden terug te (laten) brengen naar het land Israël, vooral uit het 'Noorden' (= Oekraïne, Rusland), want gebaseerd op Jeremia’s profetie.
Dubbel kwaad
De profeet Jeremia was destijds werkzaam in en om Jeruzalem en richtte zich hoofdzakelijk tot Juda, het Zuidelijk Rijk (de 2 stammen). Het Noordelijk Rijk (10 stammen) was reeds geoordeeld door de wegvoering in Assyrische ballingschap. En in plaats dat Juda hier een ernstige waarschuwing van God in zag en zich (opnieuw) aan de HEERE toewijdde, week het nog verder af en vermenigvuldigde zijn ongerechtigheid.
In Jeremia 2 lezen wij, dat de HEERE zelfs de hemelen oproept te huiveren, want Israël heeft “… zijn Eer ingeruild voor wat niet van nut is" (vs. 11). De dienst aan de HEERE werd vervangen door de dienst aan Baäl. In vers 13 spreekt de HEERE aldus: "Want Mijn volk heeft een dubbel kwaad gedaan: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zich bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden". Israël heeft de God van het verbond verlaten. Hij, Die water uit de rots deed vloeien, ja, Die Zelf de Bron van levend water is, werd afgewezen, geminacht, zoals Mozes reeds (profetisch) sprak in Deuteronomium 32:15-21. Er was geen geloof meer, geen vertrouwen, uitzonderingen daargelaten. Men schonk geen aandacht meer aan het Woord van God. In plaats daarvan verkoos het volk een eigen weg, onderhield een eigen(dunkelijke) godsdienst. Gevolg was dat het met alle vroomheid verviel tot gruwelijke afgoderij.
Oordeel terecht
Nadat de HEERE vele malen door Zijn profeten gewaarschuwd had, moest het oordeel uiteindelijk worden voltrokken. Jeremia kreeg zelfs de opdracht niet meer te bidden voor het volk. God zou niet horen (7:6, 11:14 en 14:11). De uiterste grens van Gods geduld was ruimschoots overschreden. De strafmaatregel was een feit. Wat moet het hart van God geschreid hebben toen Hij zag, dat Zijn eigen volk, waaraan Hij Zich in liefde verbonden had, Hem de rug had toegekeerd, niets meer van Hem wilde weten. Elke aardse vader kent de pijn in zijn hart als hij zijn kind soms moet straffen om het terecht te wijzen. Gods verlangen wordt niet bevredigd in toorn, maar in liefde; niet in oordeel, maar in genade. De tranen van Jeremia bij het zien van de grote zonden onder zijn volk, zijn een afspiegeling van het verdriet van de Almachtige. In de regeerperiode van de (slechte) koning Jojakim kwam de afgoderij weer tot grote bloei en in Jeremia 16 wordt verklaard wat de zonde van Israël was en waarom de HEERE onheil over hen zou brengen: "... Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, spreekt de HEERE, en andere goden achterna zijn gegaan en die hebben gediend en zich voor hen hebben gebogen. Mij echter hebben zij verlaten en zij hebben Mijn wet niet in acht genomen. Wat u betreft, u hebt meer kwaad gedaan dan uw vaderen, want zie, ieder gaat zijn eigen verharde, boosaardige hart achterna door niet naar Mij te luisteren" (vs. 11-12).
En wat was dat onheil, dat oordeel? Het antwoord vinden wij in vers 13: "Daarom zal Ik u uit dit land wegwerpen naar een land dat u niet gekend hebt, u evenmin als uw vaderen. Daar zult u dan dag en nacht andere goden dienen, omdat Ik u geen genade zal bewijzen". Zij zouden uit het land worden verwijderd door de machtige hand van God Zelf. Ook daarvoor had Mozes reeds gewaarschuwd in Deuteronomium 28:63 e.v.
Vissers en jagers
In verband met de ongerechtigheid die voor Gods ogen niet bedekt was, zou de HEERE vele vissers en jagers gebruiken om hen van elke berg en heuvel, uit de rotskloven en elke andere mogelijke schuilplaats, op te vissen en op te jagen om hen uit het land te verdrijven: "...daarom zal Ik u uit dit land wegwerpen naar een land dat u niet gekend hebt..." (vs. 13). Deze maatregel was nodig omdat niemand natuurlijk uit zichzelf het land zou verlaten. Bovendien was men allang vergeten, dat de HEERE ooit gezegd heeft: "… het land is van Mij" (Lev. 25:23). De Joden zouden eruit moeten en in ballingschap gevoerd worden. Ze zouden uit het land verdreven worden, uiteindelijk naar verre oorden.
Vers 13 begint met: ‘Daarom…’. Omdat zij de HEERE verlaten hadden en niet geluisterd hebben (vs. 11-12), dáárom zouden ze verdreven worden uit het land. De verzen 14 en 15 beginnen met hetzelfde woord: “Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat er niet meer gezegd zal worden: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft, maar: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb”.
Ooit waren de Israëlieten uit Egypte bevrijd en naar het land Kanaän gebracht. Zij konden daarom zeggen: “Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft …”.
Nu stonden ze op het punt weer uit het land verwijderd te worden. In Jeremia’s tijd was dat naar Babel, waaruit na 70 jaren een (groot) deel weer is teruggekeerd. Maar dat was niet blijvend. Veel later, na de verwerping van de Messias, zijn zij opnieuw uit het land verwijderd door de Romeinen, in het jaar 70 na Chr. Ze zijn verdreven naar “het Noorden en al de landen”, zoals vers 15 zegt, en daaruit zouden zij ooit weer terugkeren.
En omdat zij (ver) buiten het land zouden terechtkomen, dáárom zouden zij later (kunnen) zeggen: “Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft”.
De verzen 14 en 15 vormen een intermezzo, want in vers 16 gaat het verder met hoe de HEERE hen uit het land zou verdrijven en waarom. De HEERE zou hen met harde hand uit het land zetten: "Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen. Want Mijn ogen zijn gevestigd op al hun wegen. Ze zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen en hun ongerechtigheid kan zich niet voor Mijn ogen verhullen..." (vs. 16-17).
Hij zou dat doen door middel van vissers en jagers, en het woordje ‘want’ geeft de reden aan waarom de HEERE hen liet opvissen en opjagen, namelijk vanwege “hun ongerechtigheid”. In het volgende vers wordt dat bevestigd: "Ik zal eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben: zij hebben Mijn eigendom met de dode lichamen van hun afschuwelijke afgoden en hun gruweldaden vervuld" (vs. 18).
De uitzetting uit het land zou een vergelding voor hun zonde zijn, omdat zij het land hebben ontwijd. Dit opvissen en opjagen is dus niet een zegen van Israëls herstel, maar een oordeel over de zonde van het volk in het land. Israël leefde in de dagen van Jeremia nog in het land en de profeet waarschuwde met klem voor het dreigende oordeel van God.
Andersom
Al met al blijkt dus, dat deze woorden vandaag dikwijls precies andersom worden uitgelegd. Deze vissers en jagers brengen de Israëlieten niet terug naar het land, maar werden juist gebruikt om hen daaruit te verwijderen! Het is één van de (vele) teksten, die uit hun verband gelicht zijn en een eigen leven zijn gaan leiden. De context maakt de betekenis echter volstrekt duidelijk.
In Amos 4:1-3 komen wij dezelfde gedachte tegen als het oordeel wordt uitgesproken over Samaria: "…zie, dagen voor u komen dat men u zal optrekken met haken en wie na u overblijft, met vishaken. Door bressen zult u naar buiten gaan, de ene vrouw na de andere, en weggeworpen worden...".
Door de mond van de profeet Jeremia sprak de HEERE over een "groot onheil" (16:10) en kondigde aan, dat Hij hen zou "…wegwerpen uit dit land..." (vs. 13) totdat de ongerechtigheid en zonde dubbel vergolden is, en daarna zou een (gelovig!) overblijfsel terugkeren.
Deze profetie leert precies het tegenovergestelde van wat men vandaag beweert!
Het gevolg is, dat velen daardoor op een dwaalspoor gebracht worden en, wat nog erger is, de Bijbel wordt in diskrediet gebracht en de waarheid geweld aangedaan!
Terugkeer
In genoemde documentaire werd ook gezegd, dat alle Joden uit de hele wereld naar het land Israël, al of niet gedwongen, moeten terugkeren of teruggebracht worden, want dán zal de Messias terugkomen.
Tja, hoe moeilijk kan het zijn. Voor uitgebreide info zij verwezen naar het boekje ‘Terugkeer en herstel van Israël’ (Everread Uitgevers), maar ik wil hier nog een paar uitspraken noemen van de Heere Jezus Christus uit Zijn eindtijdrede, opgetekend in Mattheüs 24. Hij spreekt daar over een (grote) verdrukking die komen zal (vs. 29). Daarna zal de Zoon des mensen komen op de wolken van de hemel (vs. 30) en dan zal Hij Zijn engelen uitzenden om de uitverkorenen uit alle windstreken bijeen te brengen (vs. 31). Waarbij we ook moeten bedenken, dat het niet alleen om ‘Joden’ (2 stammen) gaat, maar ook om ‘Israëlieten’ (10 stammen). Kort gezegd: het herstel en de terugkeer begint bij de wederkomst van Christus en omvat alle twaalf stammen. De woorden van de Messias sluiten aan bij wat Oudtestamentische profetieën daarover zeggen.
Heil
Als in de toekomst het grote herstel van God begint en alle Israëlieten uit alle landen worden terug verzameld, zullen zij graag optrekken naar het beloofde land! Immers, de Messias is dan gekomen en de grote heilstijd breekt aan.
Jeremia heeft er ook over geprofeteerd. Het zijn de lichtstralen van Gods liefde en trouw, die tussen de oordeelsaankondigingen zichtbaar worden. De HEERE zal een keer brengen in het lot van Zijn volk.
In hoofdstuk 31 lezen wij daarover: "In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen" (vs. 1 en 2).
De vergelijking met de uittocht uit Egypte dringt zich ook hier op. De HEERE zal alle Israëlieten, wáár zij zich ook bevinden, terughalen uit ‘het Noorden en alle landen’ en hen eerst verzamelen in de woestijn. Daar moet nog een laatste gericht plaatsvinden om de weerspannigen te oordelen. Lees het hier zelf in Ezechiël 20: “Ik zal u uit de volken leiden en u bijeenbrengen uit de landen waaronder u verspreid bent, met sterke hand, met uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid. Vervolgens zal Ik u brengen in de woestijn van de volken en daar van aangezicht tot aangezicht een rechtszaak met u voeren. Zoals Ik met uw vaderen in de woestijn van het land Egypte een rechtszaak gevoerd heb, zo zal Ik een rechtszaak met u voeren, spreekt de Heere HEERE. Ik zal u onder de herdersstok doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond” (34-37).
Inderdaad, een overblijfsel zal genade vinden in die woestijn. Geen eigen weg meer, geen eigen godsdienst, maar onvoorwaardelijk geloof en overgave aan de Heere... en Hij zal het levende water geven aan een dorstig volk! Het Nieuwe Verbond zal van kracht worden met alle zegeningen van dien. Een gelovig overblijfsel zal onder aanvoering van de grote Jozua, de Koning der Joden, optrekken naar het land van rust en vrede (vgl. Micha 2:12-13).
Onder de zegenrijke heerschappij van de Vredevorst zal Israël dan volledig beantwoorden aan het doel van God om 'een Koninkrijk van priesters en een heilige natie' te zijn (zie Exod. 19). En de gehele wereld zal van de geestelijke vrucht genieten: "In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten, Israël zal bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen" (Jes. 27:6).
De HEERE zal Zijn volk grondvesten en aanstellen als "hoofd van de heidenvolken" (Jer. 31:7). Dan zullen Gods plannen volledig worden vervuld: de Eer van Israël zal wonen te midden van Zijn volk.
God is getrouw, Zijn plannen falen niet!