Vrezen
´Vrezen´ is iets dat wij moeten doen, en wel gericht op God. God is de titel van Hem, Die de bron is van alles en alles geschapen heeft, uit niets. Hij is daarom ook de Eigenaar van alles. Hij heeft kennis van alles, niets is voor Hem verborgen. God richt Zich tot de mens met de aanwijzing om Hem te vrezen. Dat is al het begin van een betrokkenheid, een relatie van elk mens persoonlijk tot God. Vrezen houdt in dat wij weten wie we zijn, én dat wij weten wie God is. Dat wij onze plaats kennen in verhouding tot Wie Hij is.
God vrezen is ook: tot erkenning van de waarheid komen met betrekking tot God en onszelf. Elk mens houdt van nature nauwelijks of geen rekening met God, en daarom zijn we schuldig: we hebben Hem niet gevreesd, we hebben Hem niet geacht. We zijn van de waarheid afgeweken, we hebben de leugen gevolgd. Een doodlopende weg, het einde is letterlijk de dood. Elk mens zit van nature op deze weg, want Adam en Eva zijn die weg opgegaan.
Deze ‘doodlopende weg’ is echter nog niet: einde verhaal!
Na de woorden “Vrees God,” volgt: “Geeft Hem eer!” Adam en Eva waren geschapen naar het beeld van God. Dat wil zeggen: met heerlijkheid. Zij zijn hun heerlijkheid kwijtgeraakt, doordat ze zijn afgeweken van wat God gezegd had. Zij hebben God niet geloofd, maar de satan, de tegenstander van God. Daarop stond de doodstraf. Ook voor al hun nakomelingen. Paulus zegt: “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (Rom. 3:23). ´Heerlijkheid´ is de vertaling van een woord dat in de Bijbel ook vertaald wordt met ´eer´. De afwijking van Adam en allen na hem, in wezen ongeloof, afwijken van het Woord van God, loopt uit op de dood. Dit is een ernstige toestand waarin elk mens van nature verkeert.
Omkeer
Zijn er nog mogelijkheden om hieraan te ontsnappen? Ja! De enige weg is: omkeren, teruggaan. Teruggaan tot het punt waar de afwijking begon. Dat is dus teruggaan tot God, de almachtige Schepper, vanuit de positie waarin men is gekomen, die van overtreder van Zijn geboden, waarop de doodstraf staat. Als we zo tot God naderen, zeg maar met de dood in de schoenen, betekent dat ook terugkeren tot Zijn Woord en luisteren naar Zijn stem. Als we ons uitspreken, onze schuld belijden, dan zal Hij tot ons hart spreken en zeggen: de schuld was al betaald voordat hij was ontstaan. Dát is de heerlijkheid van God: Christus, het Lam van God, de Verzoener van de zonde der gehele wereld. Allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden (Joh. 1). Zij zijn uit God geboren en moeten opgroeien, uiteindelijk tot volwassene. Zoals dat bij natuurlijke kinderen gaat met eerst moedermelk en vervolgens vaste spijzen, zo gaat dat bij geestelijke kinderen door het Woord van God. Onze hemelse Vader wil ons door Zijn Woord voeden, opvoeden, en tot wijsheid en volwassenheid brengen. Daartoe heeft Hij ons Zijn Woord als de Waarheid gegeven, en Hij houdt Zich aan Zijn Woord. Voor het onderwijs, de uitleg, hebben wij de heilige Geest ontvangen. Voor het natuurlijke verstand, de rede, is deze wijsheid en kennis ontoegankelijk. Opgroeien in kennis en wijsheid is alleen mogelijk door geloof! Dit is daarvoor nodig: luisteren, horen, ter harte nemen, gehoorzamen, bewaren, er verstandig mee omgaan. Het Woord van God bevat Gods gedachten. Onze gedachten, onze redeneringen, moeten we thuis laten. Daar moeten we ons zelfs van bekeren (Jes. 55).
Doel
Dit alles hoort bij: “God vrezen”. Wat is daarvan het doel? Komen tot lof van de heerlijkheid van God, Hem de eer geven. Als we tot het besef komen van de overweldigende rijkdom van genade, die we in de Heere Jezus Christus ontvangen hebben - Christus ís de Heerlijkheid van God! - komen we tot lofprijzing. Dat zijn dingen die ver boven ons verstand gaan.
Als we uit God geboren zijn, komen we in het huisgezin van God, en wordt Hij onze hemelse Vader. Dan begint bestaan als hemelburger, gezegend met alle geestelijke zegen in de hemel in Christus (Efe. 1). Met Hem als Hoofd van de gemeente die Zijn lichaam is, zijn we verborgen in God Zelf (Kol. 3). Niet te bevatten. Maar Paulus beveelt ons aan om deze dingen, die in de hemel zijn, waar Christus is, te bedenken. Niet de dingen die op de aarde zijn! Dit zijn de regels en voorzieningen die voor deze tijd geldig zijn. De woorden van Paulus zijn van toepassing: “Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben” (1 Kor. 2:9).