Het wellicht bekendste Bijbelvers staat ook in dit hoofdstuk: "Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft" (vs. 16). Je ziet deze tekst nog wel eens tijdens grote sportmanifestaties. De kans is groot dat je tijdens de Olympische Spelen wel een keer iemand op de tribune zult zien zitten met een 'John 3:16-spandoek'. Mooi getuigenis!
Een leider van Israël stelt vragen
In de nacht komt Nicodemus (= overwinnaar / overwinning van het volk) naar de Heere Jezus. Hij is één van de uitzonderingen onder de Farizeeën. Zijn 'afwijkend gedrag' begint met zijn bezoek aan de Heere Jezus zoals beschreven in Johannes 3. In totaal komen we zijn naam vijfmaal tegen - telkens in het Johannesevangelie:
- "... een mens uit de Farizeeën; zijn naam was Nicodemus ..." (Joh. 3:1);
- "Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder ingaan en geboren worden?" (Joh. 3:4);
- "Nicodemus antwoordde en zei tegen Hem: Hoe kunnen deze dingen gebeuren?" (Joh.3:9);
- "Nicodemus, die 's nachts bij Hem gekomen was (...): Veroordeelt soms onze wet de mens, als zij hem niet eerst hoort en kennis genomen heeft van wat hij doet?" (Joh. 7:50) en
- "... Nicodemus (die 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond" (Joh. 19:39).
Uit de drie middelste teksten hierboven blijkt wel dat Nicodemus iemand was die vragen stelde. Dat is een belangrijke houding voor iemand die iets wil leren! Velen baseren hun mening op 'horen zeggen', wat vaak uitmondt in veroordeling voor zover ze hun oordeel over iets of iemand al niet klaar hebben. Dan leer je weinig tot niets.
Het koninkrijk van God zien en binnengaan
De vragen van Nicodemus aan de Heere Jezus betreffen het koninkrijk van God en de wedergeboorte. Overigens: het hele hoofdstuk staat in die context! Het eeuwig leven en het behoud dat hier genoemd wordt (vs. 15-17) hebben te maken met het leven van en in de 'toekomende eeuw'. Dit is het tijdperk dat begint met de openbaring van Christus, waarna Zijn aanwezigheid op aarde begint. Het oorspronkelijke woord voor 'aanwezigheid' is parousia dat in verschillende Bijbelvertalingen wordt weergegeven met "komst"; zie bijvoorbeeld Mattheüs 24:3, 27, 37 en 39 of 1 Thessalonicenzen 4:25 en 5:23. De 'oude' Statenvertaling heeft het in die gevallen niet over "komst", maar over "toekomst". Dat is toch wel een belangrijk verschil! Want "komst" duidt op een tijdstip en "toekomst" veel meer op een periode. In dit geval is dat de periode van de toekomstige aanwezigheid van de Heere op aarde. Zie voor de juiste vertaling van parousia bijvoorbeeld Filippenzen 2:12 ("aanwezigheid" of "tegenwoordigheid").
Bij "toekomst" hoort 'toekomend'. Het 'toekomende tijdperk' is inderdaad de toekomst; zoals gezegd: de periode waarin de Heere op aarde zal zijn. In feite wijst elk teken in het Johannesevangelie ook op die toekomst. De bedoeling van de tekenen lezen we in de volgende tekst: "Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam" (Joh. 20:30 en 31). Bij het eerste teken dat de Heere deed, staat er: "... en Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem" (Joh. 2:11b). Het moment waarop de Heere definitief Zijn heerlijkheid zal openbaren, is in de toekomende eeuw, die dus begint met Zijn komst in heerlijkheid (in tegenstelling tot Zijn eerste komst, die juist in vernedering was). Wat de openbaring van heerlijkheid betreft, verwijzen de tekenen in het Johannesevangelie naar de toekomst = aanwezigheid van Christus (vgl. nog Joh. 11:4 en 40).
Toekomst, toekomende eeuw, aanwezigheid ... ze hebben alle betrekking op de tijd waarin het koninkrijk van God op aarde gevestigd zal zijn.
Om dit alles 'te zien' zijn er twee dingen nodig:
"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God niet zien" (Joh. 3:3) en
"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het koninkrijk van God niet binnengaan" (Joh. 3:5).
Wedergeboorte
Iemand zei eens in een toespraak dat het water waar de Heere Jezus hier over spreekt, het water van de doop is. 'Je moet in water gedoopt zijn, wil je de hemel binnengaan', zo was de teneur van die prediking. Je hoeft op zich niet zoveel Bijbelkennis te hebben om in te zien dat een dergelijke redenering niet klopt. Los van dat hier met het "koninkrijk van God" niet de hemel bedoeld wordt, is het water hier een omschrijving van de geest.
Johannes 3:3 en 5 liggen in elkaars verlengde; ze vormen als het ware parallelteksten. 'Opnieuw geboren worden' is 'geboren worden uit water en geest'. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat het woord "opnieuw" (Grieks: anoothen) betekent: van boven af (dit geldt ook voor vs. 7). In het licht van vers 6 heeft het "uit het vlees" geboren worden, te maken met 'beneden', de natuurlijke geboorte van een mens; "uit de Geest" geboren worden, heeft met de geboorte van boven te maken. En dat is dan ook meteen een opnieuw geboren worden, ofwel: wedergeboorte. Vergelijk ook Johannes 1:13.
De stijlvorm waarin de Heere hier spreekt, is de zogenaamde hendiadys. Dit woord is als volgt opgebouwd: hen (= één) - dia (= door) - dys (= twee). Kortom: één door twee. Een hendiadys duidt één ding aan door middel van twee omschrijvingen. Vergelijk onze uitdrukking: pais en vree.
Hier in Johannes 3:5 gaat het om de twee omschrijvingen "water en geest" die (hier) één en hetzelfde aangeven: water = geest & geest = water. Of om het met vers 3 te zeggen: water en geest is de geboorte van bovenaf, de wedergeboorte.
Er zijn in de Bijbel diverse begrippen die zowel voor geest als voor water gebruikt worden. Hierdoor wordt de eenheid daartussen benadrukt. Denk bijvoorbeeld aan het woord 'bad', dat zowel voor water als voor geest gebruikt wordt. Of uitstorten en uitgieten.
Let wel dat het niet zo is dat water altijd geest of geest altijd water aanduidt. Daarvoor moet je altijd goed naar het verband kijken waarin één en ander staat
Dit moet je toch weten!
In het gesprek met Nicodemus zegt de Heere Jezus op zeker moment: "Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?" (vs. 10). Als Farizeeër moet Nicodemus veel met de bestudering van de Schriften bezig zijn geweest - dit alles kon voor hem toch niet volslagen nieuwe informatie zijn?
Zo staat er in Ezechiël 36:25-27 het volgende: "Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Ik zal Mijn geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt".
Eigenlijk is dit een prachtige omschrijving van de wedergeboorte - in dit geval van het gedeelte van het volk Israël dat als 'gelovig overblijfsel' in de Bijbel bekend staat. Daar sluit ook nog een andere omschrijving die de Heere Jezus geeft van de toekomende eeuw op aan: de wedergeboorte (Matt. 19:28). Bovendien beschrijven de woorden van Ezechiël de sluiting van het nieuwe verbond met Israël.
Al met is wel duidelijk dat Johannes 3 geheel aansluit bij het profetische woord! Wat een tijd zal het zijn dat Israël het levend water uit het binnenste van de Heere - Die immers de Bron daarvan is - zal ontvangen: "Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken, wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt. Stromen van levend water zullen uit Zijn binnenste vloeien. (En dit zei Hij over de geest, die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de heilige geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was)" (Joh. 7:37b-39).
De Heere roept deze gedenkwaardige, troostende en hoopvolle worden "op de laatste, de grote dag van het feest" (Joh. 7:37a). Deze laatste dag wijst op de laatste dag in het plan van God: de dag des HEEREN - ofwel: de toekomende eeuw, de wedergeboorte, de aanwezigheid, de toekomst, de sabbat, de opstanding, etc.
En wij?
Volgens Paulus in de brief aan Titus zijn wij behouden "door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de heilige geest. Die heeft Hij in rijke mate over ons uitgegoten door Jezus Christus, onze Zaligmaker ..." (Tit. 3:5 en 6). We zijn gereinigd "met het waterbad door het Woord" (Efe. 5:26b).
"In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. Met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt" (Kol. 2:10-12).