Reactie in de hemel
Wat Gods antwoord is op deze dwaze overwegingen van de wereldelite, wordt duidelijk gezegd in Psalm 2: “Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg” (vs. 4-6).
Met andere woorden, de wereldleiders hebben geen schijn van kans, want God heeft Zijn plannen bepaald en zal die ook uitvoeren. Het advies aan hun adres is dan ook duidelijk: “Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde. Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!” (vs. 10-12).
Nu al weten wij, dat dit dringende advies in de wind geslagen wordt, want de leiders in de eindtijd zullen hun plan om tegen de Heere Jezus Christus op te trekken, gewapend en al, doorzetten!
Dat is toch nauwelijks voor te stellen? Inderdaad... maar er blijkt in de eindtijd iets bijzonders aan de hand te zijn met de mensen en vooral hun leiders.
Om daar wat meer inzicht in te krijgen, gaan we naar Openbaring 16, waar we lezen over de zesde engel, die zijn schaal uitgiet: “En de zesde engel goot zijn schaal uit over de grote rivier, de Eufraat. En haar water droogde op, zodat de weg gereedgemaakt werd voor de koningen uit de richting waar de zon opgaat. En ik zag uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen. Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God” (vs. 12-14).
Eufraat
De zesde engel giet zijn schaal uit over de grote rivier, de Eufraat; en zijn water droogt op, om de weg te banen voor de koningen van het Oosten.
Deze zesde plaag heeft raakpunten met de zesde bazuin, waar de zesde bazuinengel geboden wordt de vier bij de Eufraat gebonden verderfengelen los te laten om een derde deel van de mensen te doden (zie 9:13-15).
De Eufraat neemt in de Bijbel een heel bijzondere plaats in. Het is één der rivieren die genoemd worden in verband met de Hof van Eden (Gen. 2:14), de uiterste oostgrens van het beloofde land voor Israël (Gen. 15:18, vergelijk Deut. 1:7; 11:24; Jozua 1:4) en een belangrijk symbool voor duivelse machten en demonen. In de context van het boek Openbaring is het natuurlijk van de grootste betekenis dat Babylon aan de Eufraat ligt!
Het is tegen de aard van de laatste plagen om deze te zien als historisch, dat wil zeggen alsof ze reeds plaatsgehad zouden hebben in de tijd die verstreken is na de hemelvaart van Christus tot nu toe. Zowel de schaalgerichten als de bazuinoordelen voltrekken zich in ieder geval in de tijd van de antichristelijke heerschappij. Het is de aangekondigde openbaring van de toorn van God, zonder dat er nog weerhoudende krachten zijn. De tempel is ontoegankelijk zolang de schaalgerichten duren en de voIle maat van Gods toorn wordt in snel tempo uitgegoten. Zo moet ook het opdrogen van de Eufraat als een letterlijk gebeuren worden beschouwd, even letterlijk als de overige schaalgerichten, die veel overeenkomsten met de Egyptische plagen hebben.
Eens werd een deel van de Schelfzee drooggelegd om Israël uit de macht van de Farao te redden (Exod. 14) en toen Israël het beloofde land binnentrok, werd er van Godswege een pad gebaand door de Jordaan (Jozua 3). En over Babel wordt geprofeteerd dat er droogte zal zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen... (Jer. 50:38, vgl. Jer. 51:36). Evenals het uitdrogen van de Eufraat staan de doorgang door de Schelfzee en de doorgang door de Jordaan in het teken van de verlossing van Israël en het oordeel over de vijanden. Want deze droogleggingen waren en worden (wat de Eufraat betreft) het middel tot gerichten over de goddelozen, zowel als van de verlossing van Gods volk. Het opdrogen van een deel van de Schelfzee betekende de uitweg voor Israël, maar de dood voor de Farao en zijn leger. Het terugtrekken van het Jordaanwater betekende enerzijds de inbezitname van het beloofde land, maar anderzijds de wegbereiding tot de val van Jericho en het uitroeien van de Kanaänitische volken. Op gelijke wijze zal het opdrogen van de Eufraat het onneembare Babylon blootleggen, en wat nog veel belangrijker is, de weg banen voor de machten uit het Oosten om op Israëls bodem vernietigd te worden.
Zacharia heeft in verband met het herstel van Israël al geprofeteerd: “Al de diepten der rivieren zullen verdrogen” (hfdst. 10:11 St.Vert.).
De Eufraat is een grote, lange en diepe rivier die met zijn zijarmen altijd een geduchte hindernis geweest is voor de volken van het Oosten en die van het Westen. De rivier vormde de grens van Israël in zijn glorietijd onder Salomo en wordt herhaaldelijk genoemd als de noordoostelijke grens van Israëls rijksgebied. Met het opdrogen van de Eufraat wordt de weg vrijgemaakt voor de “koningen uit de richting waar de zon opgaat”, dus: machten uit het Oosten. Menigeen denkt daarbij aan China en Japan, het ‘land van de rijzende zon’. Sommigen hebben gedacht aan de Parthen, die destijds het Romeinse Rijk bedreigden. Ook wordt wel gewezen op Cyrus (in de Bijbel: Kores) die Babylon veroverde door het water van de Eufraat af te dammen en om te leiden, waardoor de Perzische koning en zijn leger door de droog geworden wateringangen van de stad, Babylon binnen kon dringen. De actie van Cyrus, die “van de opgang der zon”, uit het Oosten, kwam en een eind maakte aan de ballingschap van de Joden in Babel, kan als schaduwbeeld dienen voor de drooglegging van de Eufraat en de ondergang van Babylon ten gunste van Gods volk. Maar steeds weer moeten wij bedenken dat de zesde toornschaal, zoals in Openbaring 16 beschreven, een toekomstig gebeuren is. Het is immers de laatste toorn van God die uitgestort wordt, in de tijd van het beest (Openb. 15:1). En als we op de kaart van het Midden-Oosten kijken, zien we dat de stad Babel precies ten oosten van Jeruzalem ligt, tussen de Eufraat en de Tigris in. Het is dus goed denkbaar, dat de legers der volkeren zich in de toekomst in en om Babel verzamelen en van daaruit optrekken naar de stad van de grote Koning!
Bezeten
Uit Openbaring 16:12-14 blijkt het demonisch karakter van de “koningen van de aarde en van de hele wereld”, die in het Oosten samenkomen om van daaruit hun duivelse exercitie in de richting van Jeruzalem uit te voeren. De zesde toornschaal doet niet alleen de Eufraat opdrogen, maar kondigt ook de manifestatie van duivelse geesten aan.
De wereldleiders zullen niet zomaar in actie komen; zij worden verleid door tekenen en zodoende opgezweept tot de strijd. De bijzonderheid van de koningen uit het Oosten is, dat er een belangrijke barrière, de Eufraat, wordt weggenomen, maar het totale beeld van de zesde toornschaal is dat de leiders van overal ter wereld “verzameld” worden “voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God” (vs. 14).
De onreine geesten worden vergeleken met kikvorsen (vs. 13). Deze amfibieën houden zich bij voorkeur op in troebel water en poelen, maar ook op het land. Het zijn onreine dieren en worden in Leviticus 11:10-12 zelfs een gruwel genoemd, in het licht van de heiliging die lsraël opgelegd was in het kader van de Wet.
De vorsen hadden een verdervende macht in Egypte (Ps. 78:45) en zij kwamen tot in de binnenste vertrekken van de koningen (Ps. 105:30). Met deze kenmerken wordt geïllustreerd dat deze met vorsen vergeleken duivelse machten onontwijkbaar zullen zijn en overal kunnen doordringen. Waarschijnlijk kunnen wij in deze dieren ook zinnebeelden zien van opgeblazenheid, grote monden en hoogmoedig gekwek, zoals deze verschijnselen zich ook openbaren bij de draak en de twee beesten. Weer dringt zich hier een vergelijking op met één van de Egyptische plagen (Exod. 8:2-9). Hoe indringend en alomtegenwoordig de demonie zal zijn die van de duivelse macht zal uitgaan, wordt treffend uitgebeeld in Exodus 8:3, waar letterlijk alles vol met kikvorsen zit, tot zelfs de bedden en de baktroggen toe!
De eindtijd is de tijd van de leugen, die (ongelovige) mensen zullen geloven (vgl. 2 Tess. 2:8-11). In die tijd zal het beest zich openbaren en de valse profeet, volgens het boek Openbaring. Het zal de tijd zijn van list en bedrog! Zoals bijvoorbeeld in Daniël 8:24 e.v. geschreven wordt over een koning, die machtigen verderft. Een sluwe bedrieger, die zelfs zal optreden tegen de Vorst der vorsten!
In die tijd zal blijken dat machthebbers en koningen niet meer normaal (kunnen) denken en handelen. Zij zijn bezeten en worden misleid, zodanig, dat zij denken Christus te kunnen verdrijven met hun eigen middelen. God te kunnen bestrijden met hun eigen wapenen. Het is de hoogmoed ten top!
Regisseur
Net als bij de ‘slag om Jeruzalem’ in Zacharia 14 houdt ook hier de almachtige God de regie in handen. Terwijl de wereldleiders en hun legers denken te gaan optreden tegen Koning Jezus in Jeruzalem, worden zij zodoende verzameld tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.
De woorden van David in Psalm 2 zullen in de toekomst op dramatische wijze werkelijkheid worden!
Openbaring 19:17 e.v. laat zien, dat deze duivelse opstand der volken haar einde en oordeel vindt in het land van Israël.
Wie opstaat tegen de almachtige God en Zijn Koning, tekent zijn eigen doodvonnis!
Het drama van de eindtijd laat zien dat de HEERE Zelf een einde zal maken aan de terreur der volken, de op macht beluste leiders zal oordelen en Zijn eigen plannen zal volvoeren.
Dat betekent het einde van de heidense en goddeloze heerschappij. En dan pas komt er echt ruimte voor vrede, gerechtigheid, gelijkwaardigheid en harmonie. De Zoon van God zal de hemelse heerschappij op aarde vestigen tot heil van Israël en de overgebleven volkeren, zoals Openbaring 11:15 zegt: “De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid.”