Kennis
Neem nu eens het Oude Testament. Romeinen 15:4 zegt: Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven. God heeft Zich die moeite gegeven. Zouden wij dan nu zeggen: ja, maar kennis maakt opgeblazen?
Laten we eens wat teksten nagaan, waarin over kennis en kennen gesproken wordt in het Nieuwe Testament.
- Romeinen 3:20 “Door de wet is immers kennis van zonde.”
- Romeinen 10:2 “…dat zij ijver voor God hebben, maar niet het juiste inzicht (Gr. kennis).
- 1 Korinthe 13:12 “Maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.”
- 2 Korinthe 13:5 “Of weet (Gr. kennen) u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is?”
- Efeziërs 1:16, 17 “…als ik in mijn gebeden aan u denk, opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van openbaring geeft in het kennen van Hem.”
- Efeziërs 4:13 “…totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God.”
- Filippenzen 1:9 “En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid.”
- Kolossenzen 1:9, 10 “…dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, zodat u wandelt de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God.”
- Kolossenzen 2:1, 2 “Want ik wil dat u weet hoe groot de strijd is die ik voer voor u heb... om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus...”
- Kolossenzen 3:10 “…de nieuwe mens, die vernieuwd wordt tot kennis.”
- 1 Timotheüs 2:4 (God) “Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.”
- 2 Timotheüs 2:25 “Misschien geeft God hun eens bekering, zodat zij tot erkenning (Gr. kennis) van de waarheid komen.”
- 2 Petrus 1:2 “…moge genade en vrede voor u vermeerderd worden door de kennis van God en van Jezus, onze Heere.”
Men ziet hoe belangrijk die kennis is, waarover het hier gaat.
God wil (verlangt of wenst) kennis van waarheid.
Paulus bidt en strijdt voor die kennis. Het is nodig die kennis te hebben om de Heere waardig te wandelen. Men kan een grote ijver tot God hebben, doch als er geen kennis bij is, wordt tijd en moeite verspild.
Bovenkennis
Maar waarom zegt Paulus dan in 1 Korinthe 8:1, dat ‘kennis’ opgeblazen maakt? Heel eenvoudig omdat hij hier spreekt van een ander soort kennis. Ook hier is Gods Woord volmaakt, maar de vertaling gebrekkig. In dit vers gebruikt de Heilige Geest het Griekse woord ‘gnosis’, in de andere aangehaalde teksten ‘epignosis’ (bovenkennis of rechte kennis). De ‘gewone’ kennis van allerlei zaken kan opgeblazen maken, de bovenkennis niet. Als wij aannemen wat God zegt, hebben wij bovenkennis en volkomen zekerheid dat wij de zuivere waarheid bezitten. Wij hoeven niet bevreesd te zijn te veel van die soort kennis te hebben. God weet wat nodig en goed is en geeft ons niets te veel in Zijn woord. Die kennis zal ons behoeden tegen allerlei overlevering, dwaalleer, fantasie, dromerij. Zij beschut ons tegen ons eigen gevoel en tegen schijnbaar vrome, maar onbijbelse dingen. Zo kunnen wij overwinnen in de strijd tegen de geestelijke machten van het kwaad (Efe. 6:12). Zo kunnen wij de waarheid vasthouden in liefde en in alles tot Hem, Die het Hoofd is, opwassen. Zo kunnen wij staande blijven tegen de listen (methoden) van de duivel, zelfs al neemt hij de gedaante aan van een engel van het licht (2 Kor. 11:14), en worden wij niet heen en weer geslingerd en meegesleurd door elke wind van leer (Efe. 4:14). Volmaakte bovenkennis hebben wij hier beneden niet. Dat is ons deel bij de opstanding. Maar het is onze plicht de rechte kennis van Gods Woord tot ons te nemen. Anderen kunnen ons hierin helpen, maar steeds moeten wij ons die kennis zelf toeëigenen. Die rechte, volkomen kennis is alleen in de Bijbel zelf te vinden, terwijl alle mensenwerk gebrekkig is. Gedeeltelijke kennis leidt ertoe, dat men dikwijls blind is voor de volle waarheid en geen betrouwbare gids kan zijn voor anderen. Dikwijls ziet men het belang niet in van een tekst of onderwerp. Maar hou wel in het oog dat de Schrift alleen en altijd nuttig is tot onderwijzing, verbetering, opvoeding, etc.
En ja, die bovenkennis moet gepaard gaan met het wandelen naar Gods wil, met het uitwerken van wat Hij in ons werkt. Anders blijft het maar ‘gewone’ kennis, en die kan licht opgeblazen maken.