De Psalmen
In de Psalmen wordt regelmatig naar de opstanding verwezen. Nu moeten we daar wel bij opmerken dat we dit meestal alleen maar begrijpen, omdat we het Nieuwe Testament kennen. Daarin worden ons woorden en uitdrukkingen uitgelegd, waardoor we gaan zien dat bepaalde Oudtestamentische teksten inderdaad over opstanding en leven na de dood blijken te gaan.
Een voorbeeld: David schrijft in Psalm 16:10 het volgende: "Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet". Petrus past dit toe op de opstanding van Christus: "Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten, daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien" (Hand. 2:30 en 31). En later doet Paulus in Handelingen 13 hetzelfde: "... daarom zegt hij (= David) ook in een andere psalm: U zult Uw Heilige niet overgeven om ontbinding te zien (...) Hij Die God opgewekt heeft, heeft geen ontbinding gezien (vs. 35 en 37)".
David heeft verreweg de meeste psalmen geschreven. En daarin beschrijft hij met enige regelmaat de omstandigheden waarin hij soms terechtkwam met termen als "Banden van de dood hadden mij omvangen ..." en "Banden van het graf omringden mij ..." (Ps. 18:5a en 6a). Of : "... U hebt mijn ziel gered van de dood" (Ps. 56:14a). Als je er echt op let, dan ontdek je dat hij dat best wel vaak doet. Toch is David in zo'n situatie niet écht dood geweest en vervolgens opgestaan uit de dood, om de HEERE te "zien in het land van de levenden" (Ps. 27:13b). Tegelijk leert de Heere Jezus ons dat de Schriften van Hem getuigen (Joh. 5:39). En schrijft Petrus dat "de Geest van Christus (...) tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna" (1 Pet. 1:11).
Juist wanneer we dergelijke psalmteksten 'Christo-centrisch' lezen, is het niet moeilijk om daarin het getuigenis van Christus te vinden en te concluderen dat deze woorden letterlijk waar zijn geworden in Hem.
Of denk aan Jona die een soort 'dood en opstanding'-ervaring had, toen hij drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis was (Jona 1:17b). Daarover zegt hij later: "Uit de schoot van het graf riep ik om hulp ..." (Jona 2:2b). De Heere Jezus zegt later dat Jona daarin een beeld was van Hem; Hij was gedurende drie dagen en drie nachten écht dood (Matt. 12:40).
Abraham
Hij is het voorbeeld van iemand die werkelijk rekening hield met de opstanding. We zien dat toen hij de opdracht kreeg om zijn enige zoon, Izak, te offeren als een brandoffer. Ook hier geldt dat ons in het Nieuwe Testament licht gegeven wordt op deze ingrijpende gebeurtenis. In Hebreeën 11 staat hierover het volgende: "Door het geloof heeft Abraham, toen hij door God op de proef gesteld werd, Izak geofferd. En hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd. Tegen hem was gezegd: Dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. Hij overlegde bij zichzelf dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken. En hij kreeg hem als het ware daaruit ook terug" (vs. 17-19). Deze woorden geven ons een 'inkijkje' in het geloofsleven van Abraham. Er waren twee dingen die Abraham een plaats moest geven: hij zou via Izak nageslacht krijgen en hij moest Izak offeren nog vóórdat deze nageslacht had. Menselijk gesproken kan dit niet en kom je er niet uit. 'Het is óf het één óf het ander', zeggen we dan. Maar daarmee blijkt meteen ook de kortzichtigheid van het ongeloof. God rekent niet met menselijke maatstaven en methoden. En dat is wat Abraham door het geloof inzag. En daarom staat er in Hebreeën 11: "Hij overlegde bij zichzelf dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken". Mooi is hier dat het werkwoord 'overleggen' de vertaling is van het Griekse logidzomai, 'rekenen', 'logisch beredeneren'. In de Engelse King Jamesvertaling wordt dit weergegeven met 'accounting'.
Abraham moet gedacht hebben: 'Als ik Izak moet offeren én als ik via Izak nageslacht krijgt, dan kan dit maar één ding betekenen, en dat is dat God hem uit de doden zal opwekken zodat ik Izak weer uit de dood terugontvang'. En dat is het ruime zicht van het geloof!
Een meer directe verwijzing naar dood en opstanding
In de profetie van Jesaja vinden we diverse keren dat er vooruitgekeken wordt naar de 'Knecht van de HEERE': de Heere Jezus. En wat blijkt? Hij zou na Zijn dood levend gemaakt worden. Neem bijvoorbeeld Jesaja 53. Daarin staat onder meer dat deze Knecht verwond en verbrijzeld zou worden (vs. 5). Hij zou als een lam ter slachting geleid worden (vs. 7); "afgesneden uit het land van de levenden" (vs. 8) zou Hij in een graf gelegd worden, dood (vs. 9); ja, Zijn ziel zou uitgestort worden in de dood (vs. 12). Maar wat zegt vers 10? "Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen". En dat kan alleen maar door Zijn opstanding!
Job
In misschien wel het oudste Bijbelboek - het boek Job - vinden we ook verwijzingen naar de opstanding. Zo staat er in Job 14: "Maar een man sterft en is krachteloos; als een mens de geest geeft, waar is hij dan? (...) Zo gaat een mens liggen, en hij staat niet meer op. Totdat de hemel er niet meer is, zullen zij niet ontwaken of opgewekt worden uit hun slaap" (vs. 10 en 12). Dit is zo'n beetje het oudste getuigenis over opwekken en opstaan. Samengevat komen deze woorden erop neer dat de mens na zijn dood niet opstaat zolang de hemelen er zijn. Je kunt vers 12 ook omdraaien: 'Als de hemelen er niet meer zijn, zullen zij ontwaken of opgewekt worden uit hun slaap'. En dat is precies in overeenstemming met het getuigenis uit Openbaring 20: "En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan (...) En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken" (vs. 11-13). Even los van wat de Bijbel verder zegt over de opstanding en de indeling daarvan, sluit Openbaring 20 mooi aan op Job 14. Want in Openbaring 20 is inderdaad sprake van een situatie waarbij de hemelen (en de aarde) wegvluchten, er niet meer zijn. En juist op dat moment 'ziet' Johannes de doden staan.
Een ander getuigenis van Job over de opstanding vinden we in de wat meer bekende woorden van Job 19: "Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorknaagd hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Ik zelf zal Hem aanschouwen, en mijn ogen zullen Hem zien ..." (vs. 25-27a). De Engelse King Jamesvertaling heeft in vers 25 staan: "For I know that my redeemer liveth, and that he shall stand at the latter day upon the earth". Op de laatste dag zal mijn Verlosser (eigenlijk: mijn Vrijkoper) staan! En Job zegt: "Ik zelf zal Hem aanschouwen" en ik zal "uit mijn vlees God aanschouwen". Allemaal verwijzingen naar de opstanding!
Oudtestamentische voorbeelden
In totaal is er in de Bijbel achtmaal sprake van een sterfelijk mens die weer tot leven wordt gebracht. Drie daarvan staan in het Oude Testament en deze drie corresponderen met de drie, die in de evangeliën staan.
Het eerste voorval wordt beschreven in 1 Koningen 17, waar we over de zoon van de weduwe in Zarfath lezen. Deze was gestorven (vs. 17 en 18), maar werd weer levend (vs. 22). In het Nieuwe Testament is de eerste persoon die opgewekt wordt de zoon van de weduwe in Naïn (Luk. 7:11-15).
De tweede opwekking wordt beschreven in 2 Koningen 4 en is die van de zoon van een vooraanstaand persoon - "een vrouw van aanzien" (vs. 8). Hij stierf (vs. 20 en 32), maar ook hij wordt opgewekt (vs. 34 en 35). Hiermee kunnen we de tweede opwekking in het Nieuwe Testament vergelijken: de dochter van (de vooraanstaande) Jaïrus (Luk. 8:41, 42 en 49-55).
Tot slot is er de wonderlijke geschiedenis in 2 Koningen 13:20 en 21, waar we lezen over een volwassen man die dood in het graf van Elisa werd geworpen en toen weer tot leven kwam. Dit voorval doet denken aan de opwekking van (de volwassen man) Lazarus die al vier dagen in het graf lag, maar door de Heere werd opgewekt.
Het Morgenroodboekje De fundamentele betekenis van de opstanding (ISBN 9879066942615) geeft aan de hand van 1 Korinthe 15 meer informatie over de opstanding en de indeling daarvan. Het is te bestellen via everread.nl (ook als e-book leverbaar).