God werkt
Prediker 8:14 spreekt over rechtvaardigen die het gaat naar de verdienste der goddelozen en goddelozen die het gaat naar de verdienste der rechtvaardigen. Voor ons is dat onbegrijpelijk. Doch hiervan zegt Prediker weer: ook dit is ijdelheid en hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet ontdekken en wanneer soms een wijze mocht zeggen (vs. 17) dat hij het weet (zij die wel zeggen: "dit is het werk van de Heer" en "zus en zo werkt God"), dan blijft gelden: "hij kan het niet ontdekken"! Geen mens (ook een gelovige niet) kan iets ontdekken van Gods werk, ook niet als wij vanuit ons gevoel de indruk hebben dat om ons heen God aan het werk is. Het enige dat we kunnen zeggen, is dat Gods hand misschien aan het werk is. Wij reageren vaak op indrukken die achteraf niet altijd juist bleken te zijn.
In Kolossenzen 1:9 wordt gesproken over het-vervuld-zijn met de rechte kennis van Gods wil. Dit is niet het ontdekken van Zijn werk, maar het ontdekken van Zijn verborgenheid, d.w.z. wij krijgen door de verlichte ogen van ons hart (Efe. 1:18) visie voor de grootheid van de persoon van God en de volvoering van Zijn plan. Als wij anderen gaan vertellen hoe God concreet om ons heen te werk gaat, worden wij ‘vrienden van Job’. De moraal is dus: schrijf niet alles toe aan God, hoewel God wel degelijk concreet kan werken via allerlei zichtbare uitingen. Als er geestelijk leven groeit in een gemeente is dit niet te verklaren. We weten dat het de werking is van Gods Geest maar van de werking op zich kunnen we niets ontdekken. We kunnen wel iets gaan proeven van de uitwerking van Gods werk, maar zelfs daarmee moeten we oppassen.
Is er dan helemaal geen houvast voor ons? Jazeker wel. Wij mogen geloven (weten, vertrouwen) dat als God inderdaad werkt in het verborgene, dat Hij dan echt doorgaat tot het einde en dat wij ons daarover geen zorgen hoeven te maken: "Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus" (Fil. 1:6).
Voor elke gelovige geldt: wordt vervuld met de rechte kennis van God. Dan gaat God Zijn werk doen en komt het uiteindelijk allemaal goed.
Prediker en de verborgenheid
In onze huidige bedeling der genade spelen twee geheimenissen een grote rol:
- het geheimenis van de wetteloosheid (2 Thess. 2:7). Satan werkt in het verborgene om aan God gelijk te kunnen worden. Hij zal daarvoor ook nog de mens der wetteloosheid inschakelen. Het gaat de satan in dit geheimenis om de beweging van laag naar hoog.
- het geheimenis van de godsvrucht (l Tim. 3:16) waarin het gaat om het geheim van God die naar de mens toeging, de beweging van hoog naar laag.
We hebben al eerder gezien dat in de boeken Job en Prediker dit thema van de verborgenheid naar voren komt. Job spreekt met name over de verborgen werking van de tegenstander. Prediker spreekt over de verborgenheid van Gods werk in de schepping.
Prediker 2:3 zegt: "Ik onderzocht mijn hart door mijn lichaam te verkwikken met wijn (mijn hart echter behield in wijsheid de leiding) en door dwaasheid aan te grijpen, totdat ik zou zien wat het beste is voor de mensenkinderen om onder de hemel te doen tijdens het getal van hun levensdagen."
Prediker wilde de dwaasheid aangrijpen d.w.z. hij wilde 'gewoon mens worden'. Deze 'gewone mens' is van nature dwaas en onverstandig (Ps. 14: 'er is er niet één verstandig, er is niemand die goed doet zelfs niet één').
Hij vroeg zich af wat hij als onverstandig mens het beste kon doen gedurende de weinige dagen van zijn leven. Het antwoord wordt duidelijk in de rest van het boek, namelijk: maak je niet te druk en probeer te genieten van de opbrengst van je werk.
Prediker had alles onderzocht en was al tot de conclusie gekomen dat alles ijdel is, leeg. Is het leven waard om geleefd te worden buiten God om? Prediker 12:13 zegt: “De slotsom van al wat door u gehoord is, is dit: Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad." Met andere woorden: ongelovigen die veel goede werken hebben gedaan, komen in het oordeel, doch zullen het er beter vanaf brengen dan ongelovigen met veel slechte werken. Degene echter die Predikers raad opvolgt en God gaat vrezen, is geen dwaas meer, maar een verstandig mens.
In Prediker 2:4 e.v. zien we dat deze wijze veel grote materiële dingen deed. Hij somt vanaf vers 9 op wat ze hem hebben gebracht. Hij komt tot de conclusie dat alles waarmee de mensen zich druk maken onder de zon ijdelheid is en geen vrucht heeft in zichzelf. Als we de tijd na Handelingen 28 vergelijken met de tijd ervoor, valt de parallel op met Predikers tijd. Vóór Handelingen 28 openbaarde God zich op allerlei wijzen, nl. profeten, de Engel des HEEREN, tekenen, wonderen met als uiteindelijk hoogtepunt de Heere Jezus. Na Handelingen 28 was dit allemaal afgelopen en brak er een tijd aan waarin God Zich verbergt.
God roept de gelovige vanaf dat moment op om de dingen te zoeken die boven zijn, in het verborgene (Kol. 3:1).
De tijd van Prediker werd net als onze tijd niet gekenmerkt door Gods spreken in gerechtigheid of toorn (Pred. 8:l0 e.v.). Er zijn rechtvaardigen die het gaat naar de verdienste der onrechtvaardigen en andersom. God houdt Zich verborgen, Hij grijpt niet in. Alle (verborgen) werken der ongerechtigheid kunnen plaatsvinden omdat God in Zijn grote genade nu nog niet ingrijpt. Geloven of niet geloven houdt geen direct verband met wel of geen succes en voorspoed op aarde. Dit alles in aanmerking nemend is de conclusie van Prediker voor het leven van ongelovigen (onrechtvaardigen) onder de zon volkomen juist: eet, drink en geniet de weinige dagen van uw leven.
De hoop der opstanding
Het lijkt dus, ook na het lezen van de boeken Job en Prediker, dat God de wereld aan z’n lot over laat. Prediker zegt in hoofdstuk 12:8-10 aangename woorden te zoeken, woorden die een doel hebben, namelijk hoe de wereld in elkaar steekt. Hij kwam tot de conclusie dat onder de zon alles ijdel, leeg is.
Psalm 39:5-6 bevestigt dit. De vergankelijkheid van de mens wordt hier beschreven. De mens (lett.: adamiet) is een zucht. Daarom moet de 'adamiet' verdwijnen en Christus daarvoor in de plaats komen (vgl. Rom. 6).
In deze psalm worden de 'adamiet' en de dood op één lijn gesteld. De dood is de auteur van alle ijdelheid, ook in het menselijk leven. Ook Psalm 49: 11-16 behandelt dit. De mens denkt dat alles altijd maar door blijft gaan zoals hij het aanschouwt. De oorzaak hiervan is dat niet alle mensen gelijktijdig sterven, het is een 'komen en gaan'. Uiteindelijk hebben alleen de door God verlosten toekomstperspectief. Psalm 49:16 “Maar God zal mijn ziel verlossen uit de greep van het graf, want Hij zal mij opnemen.” Dit komt op hetzelfde neer als wat Job zei: “lk weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan.” Job geloofde in de opstanding, hij twijfelde er niet aan dat God van zijn ellende afwist. Nog eens: De geschiedenis van Job geeft geen oplossing voor het lijden maar wel een opluchting, namelijk: er is hoop!
Er was geen relatie tussen Jobs levenswijze en zijn ellende. In hoofdstuk 2:3 lezen wij, dat de HEERE zei: “…Hij houdt nog steeds vast aan zijn vroomheid, hoewel u (= satan) Mij tegen hem opgezet hebt om hem zonder reden te verslinden.”
Zoals gezegd is de levensles van Jobs geschiedenis: Geloof in God ondanks al je ellende, want -hoe dan ook- Gods werk gaat door, ook al is dat voor ons in het verborgene.
Paulus kende de lessen van Job en Prediker natuurlijk ook. In Romeinen 8:18 e.v. schrijft hij over de oplossing voor de ijdelheid die verbonden is met de vergankelijkheid en de dood. Die oplossing is: de opstanding. De schepping is aan de vruchteloosheid (ijdelheid) onderworpen naar Gods wil. Er is echter hoop: de verlossing van ons lichaam, die te maken heeft met de opstanding.
Hoop en opstanding hebben alles met elkaar te maken.
Hebreeën 11:13 zegt dat de genoemde geloofsgetuigen in vertrouwen gestorven zijn zonder het beloofde verkregen te hebben. Ook 1 Korinthe 15:14 spreekt ervan. Sommige Korinthiërs dachten dat er geen opstanding der doden was. Paulus schrijft echter: “…als Christus niet is opgewekt, dan is onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof”, dan is alles ijdel! De hoop op Christus concentreert zich op het leven uit de opstanding (vs. 19).
Prediker 8:15 zegt: “Daarom prees ik de blijdschap, omdat de mens niets beters heeft onder de zon dan te eten, te drinken en zich te verblijden. Dat zal hem immers vergezellen bij zijn zwoegen, de dagen van zijn leven die God hem geeft onder de zon.” Dit wordt later door Paulus als volgt weergegeven: “Als de doden niet opgewekt worden, laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij” (1 Kor. 15:32).
Heerlijkheid
Prediker benadrukt het feit van de ijdelheid. Paulus benadrukt de overwinning over de ijdelheid. Die overwinning is gelegen in de Persoon van Christus en Zijn volbrachte werk. De Bijbel zegt duidelijk, dat niets ons kan scheiden van Christus (Rom. 8:35-39), verdrukking of benauwdheid, vervolging of honger, naaktheid, gevaar, of het zwaard of onze eigen gemoedstoestand, noem maar op. In dit alles (niet: over dit alles) zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, Die ons heeft liefgehad!
De verborgen kracht in Gods handelen in Christus is onnoemelijk groot en heeft zijn uitwerking voor ons nu en zal dat hebben in de toekomst. Paulus zegt: “Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?” (Rom. 8:32). De vraag stellen is haar beantwoorden.
Hoe verborgen Gods handelen in deze wereld ook (nog) is, wij mogen weten op grond van Zijn Woord, dat de Heere een machtig werk volbrengt ‘naar Zijn gemaakt bestek’. Voor ons persoonlijk, als leden van het Lichaam van Christus, betekent dat licht en uitzicht: “want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid” (Kol. 3:3-4).