Engelen
De meest bekende zijn engelen. Zij worden in het Hebreeuws ‘malachiem’ genoemd, ‘boodschapper’. In het Grieks heten zij ‘aggelos’. In Job 1:2 verschijnen ze als ‘zonen van God’ voor Zijn troon. Hebreeën 1:14 beschrijft hen met ‘geesten’. Hun naam is ook wel ‘goden’ (Hebreeuws ‘elohiem’), zoals in Psalm 97:7. Een andere bekende naam is ‘morgenster’, dat verwijst naar hun hemelse natuur (Job 38:7 en Jes. 14:12).
Engelen treden op in mensengedaante als boodschappers van God. Zij verkondigen zowel zegen als oordeel. Deze hemelse wezens leven voor Gods aangezicht en weten wat Gods van hen wil. Over hun aantal kunnen wij slechts gissen. Openbaring 5:11 spreekt over ‘tienduizenden tienduizendtallen’. De tijd van hun ontstaan is af te lezen in Job 38:4-7, waar staat dat de ‘morgensterren’ en de ‘zonen Gods’ juichten en jubelden toen de aarde gemaakt werd. Zij zijn dus geschapen vóór de schepping van de huidige hemel en aarde. Onder engelen bestaan verschillende rangen en standen. Van hoge rang zijn de Engel des Heren en de Aartsengel.
De Engel des HEREN
De Engel des HEREN wordt op één lijn gesteld met God de Here zelf. Dat is niet zo makkelijk te begrijpen. De Engel des HEREN verschijnt in verschillende gedaantes. In Genesis 22: 11 en 12 is deze Engel God, want Hij zegt tegen Abraham “en uw zoon, uw enige hebt Mij niet onthouden.” In Exodus 3:3-6 verschijnt de Engel des HEREN bij Mozes in de braamstruik en zegt tegen hem: :Ik ben de God van uw vader, enz. Ook Manoach zegt tegen zijn vrouw als zij deze Engel hebben gezien: wij zullen zeker sterven, want wij hebben God gezien (Richt. 13:21). Maar zij stierven niet, want God verscheen in Zijn gedaante als Engel des HEREN. In Zacharia 1:12 en 12 zien wij de Engel des HEREN in gesprek met de HERE der Heerscharen, een andere hoedanigheid van God. Dat maakt het verwarrend. Deze Engel laat in zijn verschijning indirect zien Wie de HERE is. Jesaja 63:9 noemt hem ‘de Engel Zijns aangezichts’ (vgl. Exod. 23:20; 33:14 en Deut. 4:37). Als Hij verschijnt is Hij als God dé voornaamste Boodschapper.
De Aartsengel
Aartsengelen dienen voor Gods aangezicht. Over de Aartsengel Michaël (‘wie is als God’) staat in Judas 1:9 geschreven. Aartsengel betekent letterlijk ‘voornaamste boodschapper’. Michaël heeft deze vooraanstaande positie en wordt daarom met deze functie genoemd. In Daniël 10:13 wordt hij zelfs als één der voornaamste vorsten aangeduid. Michaël’s dienst is vooral gericht op het volk Israël. Hij is de aanvoerder van een engelenleger dat zal strijden tegen de draak (Openb. 12:7). Ook zal hij er bij zijn wanneer gelovigen opstaan uit het graf (Dan. 12:1 en 1 Tess. 4:16). Een andere engel, die ook tot de aartsengelen wordt gerekend, is Gabriël (‘man van God’). Deze engel komen wij met name tegen bij de verkondiging van blijde, heilrijke gebeurtenissen in Israël’s geschiedenis (Dan. 8:16; 9:21 en Luc. 1:19 en 26).
De engelvorsten
Er zijn ook ‘engelvorsten’. Deze engelen behoren tot een bepaald aards volk en beschermen dit volk. Zij kunnen zowel Godvrezend als God-verachtend zijn. De ‘engelvorsten’ zijn te vinden in Daniël 10:13-14. De engel, verantwoordelijk voor Israël’s bescherming, is in conflict met de engelvorst van de Perzen. Omdat hij deze niet overwon, schoot Michaël hem te hulp, zodat hij de overhand behield. In vers 20 en 21 lezen wij dat deze engel weer uitgaat om te strijden met de engelvorst van de Perzen en de Grieken. Met dit inzicht in de taak van engelvorsten, komt Genesis 32 in een ander daglicht te staan. Daar worstelt Jakob met een man. Meestal wordt er vanzelfsprekend vanuit gegaan dat deze man God is. Dat is vreemd, want hoe kan een mens het opnemen tegen God zonder overwonnen te worden (vers 25)? Hoe kan een mens God zien en leven (vers 30)? Al eerder zeiden wij dat engelen ook wel ‘elohiem’ genoemd worden. Dit woord is in vers 30 met God vertaald. Het kan echter ook met ‘engel’ vertaald worden. Wanneer wij dit doen valt het geschrevene in Genesis 33:10 op zijn plaats. Daar zegt Jakob tegen Esau, wanneer hij zijn geschenken weigert: “zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods (elohiem’s) aangezicht gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt.” De engel waarmee Jakob worstelde was de ‘engelvorst’ die Esau vertegenwoordigde. Hij had welgevallen aan Jakob en zegende hem.
Gevallen engelen
Wij spraken nog niet over gevallen engelen. Deuteronomium 32:17 en Psalm 106:37 noemt hen ‘boze geesten’ (Hebreeuws ‘schediem’). In het Nieuwe Testament horen wij over deze boze geesten (o.a. Hand. 19:17). Wij gaan niet in op alle details rond gevallen engelen, maar lichten enkele belangrijke gebeurtenissen toe.
De bekendste gevallen engel is de satan (‘tegenstander’). Waarschijnlijk werd hij voor de schepping ongehoorzaam aan de HERE. Wij kunnen hem zien als de leider van een leger van gevallen engelen. In Efeze 2:2 wordt hij niet voor niets ‘de overste van de macht der lucht’ genoemd. In onze tijd treedt satan op als ‘een engel des lichts’ (2 Kor. 11:14) en regeert hij als ‘god van deze eeuw’ (2 Kor. 4:4). Voorafgaand aan de wederkomst van Christus zal Michaël hem en zijn engelen op aarde neerwerpen (Openb. 12:7-10). Bij Christus’ komst wordt hij verslagen en voor duizend jaren gebonden (Openb. 20:1-2). Hierover spreekt ook Jesaja 14. Na deze binding wordt hij voor enige tijd losgelaten. Daarna volgt zijn uiteindelijke oordeel (Openb. 20:7-10).
Over gevallen engelen lezen wij in Genesis 6:1-4. ‘De zonen Gods’ namen vrouwen uit de dochters der mensen. Deze zonen waren engelen (Job. 1:6) die ontrouw werden aan hun natuur (vgl. Jud. 6 met Matt. 22:30). Het gevolg van deze huwelijken was dat er reuzen geboren werden. Deze reuzen kwamen later in Israël’s geschiedenis weer voor. In Numeri 13, Enakieten (‘langnekkigen’); in Deuteronomium 3:11 de koning Og van Basan. Hij had een bed van 4,5 meter lang. Ook deze reuzen kwamen waarschijnlijk voort uit huwelijken tussen gevallen engelen en mensen. Wellicht komen dergelijke huwelijken in de eindtijd terug. Gelet op het boek Openbaring zullen engelen in ieder geval dan weer een belangrijke rol spelen. Het gevolg van de gemeenschap tussen engelen en mensen in Genesis 6 was de zondvloed. Bovendien lezen wij in Judas 6 dat engelen, die zich hier aan schuldig maakten, tot op heden ‘onder donkerheid’ bewaard worden (zie ook 2 Petr. 2:4; 1 Petr. 3:18-20).
Cherubs en serafs
Naast engelen zijn er ook cherubs en serafs. Het belangrijkste verschil met engelen is dat zij meer een dienende taak hebben en engelen overwegend een verkondigende taak. Ook verschillen zij in verschijning; engelen hebben geen vleugels, cherubs en serafs wel. Serafs zijn door de Here aangesteld om Zijn heiligheid te verkondigen. Jesaja schrijft in 6:2-6 over serafs die boven Gods troon Zijn heiligheid uitroepen. Het woord seraf is afgeleid van een Hebreeuwse woord voor ‘vurig’. Cherubs zijn door de HERE aangesteld als bewakers. Bij de Hof van Eden zette God cherubs. Twee cherubs staan op het deksel van de ark des verbonds. Zij bewaken en beveiligen de ark. Met name in het boek Ezechiël wordt over cherubs gesproken. Bekend is de passage uit hoofdstuk 10 waar Ezechiël de troon van God ziet met daaromheen de cherubs als bewakers.
Engelen in het boek Openbaring
In Openbaring komt maar liefst 72 keer het Griekse ‘aggelos’ voor. Wij merken hierbij het volgende op:
- De engelen van de zeven gemeenten aan wie Johannes de brieven schreef, waren waarschijnlijk geen hemelse wezens. De benaming ‘engel der gemeente’ was bij Joden toen al de titel voor de gazant, de boodschapper van de synagoge, de zogenaamde ‘Sjeliach Tzibboer’ (Hebreeuws).
- De zeven geesten voor Gods troon, zijn niet de Heilige Geest. De Heilige Geest is niet zevenvoudig, maar één met de Vader en de Zoon. De zeven geesten zijn hemelse wezens, wellicht engelen.
- De vierentwintig oudsten uit Openbaring 4:4 dienen wij ook als hemelse wezens te zien. Nergens kunnen wij opmaken dat het om gelovigen gaat. Wij moeten denken aan Gods hemelse regering.
Tot slot...
Wij gaven slechts een globaal overzicht. Er valt in Gods Woord meer te ontdekken over hemelse wezens. Het is belangrijk dat wij dit goed bestuderen, om geestelijk te groeien (2 Tim. 3:17), om toegerust te zijn voor de roeping waarmee wij geroepen zijn. Immers, in de strijd tegen de onzichtbare hemelse machten en krachten, dienen wij Gods Woord op de juiste wijze te kunnen hanteren (Efe. 6).