Habakuk beschrijft niet zozeer afzonderlijke profetische gebeurtenissen, maar meer de geestelijke toestand van het volk Israël. En het gaat ook over hemzelf als gelovige te midden van het verval. Daarin is Habakuk, wiens naam ´omhelzing´ betekent, ook een type van het gelovig overblijfsel van Israël.
Habakuk is een man van geloof, die overweldigd wordt door het onrecht en de goddeloosheid om hem heen. Hij voelt zich onmachtig en vraagt zich af hoelang dit allemaal nog moet duren. Wat dat betreft staat hij dicht bij ons in deze tijd “…want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid tevoorschijn” (Hab. 1:4).
Maar… God weet het en heeft beloften van herstel gegeven. Dat was ook voor Habakuk belangrijk! Alles wat die goddelozen doen, leidt uiteindelijk tot niets, hooguit tot verderf, maar Gods Woord zal waarheid blijken te zijn: “Want de aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt” (2:14). Je krijgt (nog) niet op alle vragen antwoord, maar dit weet je in ieder geval!
Amen
Daarom is de kerntekst van het boek Habakuk zo belangrijk: “…de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.” Het woord ´geloof´ in deze tekst wordt elders ook vertaald met ´trouw´ en ´waarheid´. In het Hebreeuws ligt het woord amen erin opgesloten. Zo zegt Deuteronomium 32: “God is waarheid en geen onrecht; rechtvaardig en waarachtig is Hij” (vs. 4).
Psalm 37:3 zegt: “Vertrouw op de HEERE en doe het goede; bewoon de aarde en voed u met trouw”
Het gaat er dus eigenlijk om ´amen´ te zeggen op Gods Woord en beloften, of, zoals David zegt: “Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen” (Ps. 86:11).
Nieuwe Testament
De woorden van Habakuk worden drie keer geciteerd met telkens een ander accent.
Romeinen 1:16-17 | Rechtvaardigheid |
Galaten 3:11-12 | Geloof |
Hebreeën 10:38 | Leven |
In deze teksten wordt overigens gesproken over leven ´uit´ geloof; verklaring kan zijn, dat ze geciteerd zijn uit de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament.
* Romeinen 1:16-17 - Rechtvaardigheid
“Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.”
Het evangelie is een kracht van God tot zaligheid (beter: behoud), omdat daarin gerechtigheid van God wordt geopenbaard, zichtbaar gemaakt dus, namelijk ´uit geloof tot geloof´ (Gr. ´ek pisteoos eis pistin’). Letterlijk staat er: vanuit geloof tot in geloof. Het geeft een beweging aan. Enerzijds gaat het om het geloof van Christus, anderzijds om dat van de gelovige. Dat wordt duidelijk gemaakt in Romeinen 3:21 e.v.
De vraag in dit gedeelte is op welke wijze een mens gerechtvaardigd kan worden c.q. gerechtigheid kan ontvangen. Paulus heeft in Romeinen 2 aangetoond voor Joden en heidenen dat de mens een zondaar is, en de simpele vraag is nu:
Hoe kan een mens, een zondaar, recht komen te staan voor God?
Dat kan niet op grond van de wet, maar gelukkig wel op grond van het geloof, de trouw van Christus! We lezen daarvoor de tekst in de oude Statenvertaling, omdat dat de juiste is: “Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof VAN Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is…” (vs. 21-24).
Er is dus nu gerechtigheid van God zichtbaar geworden, zegt Paulus, zonder de wet (NBG-´51: buiten de wet om). Terwijl diezelfde wet daar wel al van heeft getuigd, evenals de profeten. De wet immers doet zonde kennen en geeft ook aan wat Gods oplossing is voor de zonde: het offerbloed. Al die offers waren een getuigenis van het volmaakte offer, dat God Zelf zou brengen in de Heere Jezus: “…het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:7).
Niemand kan zichzelf rechtvaardig maken, want niemand is rechtvaardig, precies zoals het ook in Romeinen 3:10-12 staat: “Er is niemand rechtvaardig, ook niet één, er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Allen zijn zij afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.”
Daarom is God Zelf in actie gekomen door Zijn Zoon als een geschenk in de wereld te zenden. En rechtvaardigheid komt niet tot stand door (onze) werken, noch door ons geloof, maar door het geloof, de trouw, de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Het is Zijn volbrachte werk in leven en sterven, waarin de rechtvaardigheid van God gestalte heeft gekregen. En die rechtvaardigheid/gerechtigheid is nu gekomen “…tot allen en over allen, die geloven.” Dus: vanuit het geloof van Christus tot in het geloof van ons.
En daarbij is er geen onderscheid tussen Joden en heidenen “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (vs. 23). Dat is het lot van de zondaar. Hij moet Gods heerlijkheid missen. En hij kan dat zelf niet ongedaan maken! Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd zelf die heerlijkheid te bereiken. Dat is de kern van elke (vorm van) religie. Zodanig leven, dat je daarmee uiteindelijk het beoogde doel bereikt… of niet, want je kunt immers ook falen!
Geheel anders leert ons het Evangelie, dat met recht een goede, blijde boodschap is. Het Evangelie zegt ons, dat God niets eist van de mens, maar juist alles geeft: “Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.”
Anders gezegd: de zonde van de mens is aan Hem toegerekend met de bedoeling dat Gods gerechtigheid in Hem aan ons zou worden toegerekend.
De zondaren, die Gods heerlijkheid moesten missen, worden nu op grond van het verlossingswerk van Christus “…om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus” (vs. 24). Om niet… en uit Zijn genade! Dat wil zeggen: zonder enige prijs of tegenprestatie wordt het gegeven.
De verlossing in Christus Jezus is een overweldigend geschenk van God!
Op grond van het volbrachte werk van de Heere Jezus Christus mogen wij dat geschenk in geloof aanvaarden (lees: ontvangen) en ´amen´ zeggen op de woorden van Paulus in Efeziërs 2: 5 en 8: “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.” Foto Paulus, met bijschrift: Valentin de Boulogne (1591-1632)
* Galaten 3:11-12 - Geloof
“En dat door de wet niemand gerechtvaardigd wordt voor God, is duidelijk, want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Maar voor de wet is het niet: uit geloof, maar: De mens die deze dingen doet, zal daardoor leven.”
Paulus gaat in dit hoofdstuk in op de kwestie van wet en/of genade. Het is een ordelijk en samenhangend betoog, dat geheel aansluit op wat hij in de Romeinenbrief schrijft. Ook hier komt hij terecht bij de vraag: Hoe wordt een mens gerechtvaardigd?
Hij spreekt in deze brief vooral vanuit zijn Joodse achtergrond en die van de meeste Galaten, en zegt: “Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in (beter: van) Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet” (2:15-16).
Prachtig hoe Paulus dit zegt, uiteraard geïnspireerd door de Geest van God. Een mens wordt gerechtvaardigd door het geloof van Jezus Christus, zo staat het er in de grondtekst. En wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, met de bedoeling dat wijzelf gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus. In het eerste geval zegt hij ´door (Gr. dia) het geloof van Christus´ en de tweede keer ´uit (Gr. ek) het geloof van Christus´.
Het geloof van Christus is het middel waardoor mensen gerechtvaardigd (kunnen) worden en het is tegelijkertijd ook de grond waarin de rechtvaardiging is verankerd ´en dat geldt ook voor ons, Joden´, zegt Paulus.
Het gaat er dus niet om dat wij dingen dóen (de werken der wet), maar dat we geloven in wat Christus heeft gedaan (en nog steeds doet). Zoals een lied zegt: ´Hem in Wie God Zelf kan rusten, blijft het rustpunt ook voor mij´!
Om zijn statement te onderstrepen, spreekt de apostel ook nog over de beloften die ooit aan Abram gedaan zijn en aan zijn nageslacht, dat is: Christus (Gal. 3:16). Die beloften vloeiden voort uit het verbond dat God met Abram gesloten had. Eenzijdig, want Abram was in een diepe slaap toen God het verbond sloot (Gen. 15:12 e.v.). We spreken derhalve ook wel van een ´genadeverbond´. God zou Abram zegenen in zijn nageslacht en zo ook tot zegen stellen. Zijn naam werd veranderd in Abraham. God voegt de Hebreeuwse letter ´hee´ toe (de ´h´ zouden wij zeggen). Dit is de 5e letter van het Hebreeuwse alfabet. Het getal ´5´ wordt het getal van de genade genoemd. Het woord ´hee´ betekent: venster. De Heere God gaf Abraham als het ware uitzicht op een geweldige toekomst, die gerealiseerd zou gaan worden in de Zoon van Abraham, de Heere Jezus Christus. Hij is de Erfgenaam van de belofte en tegelijk de Vervulling ervan. Dat er later nog een wet is gekomen, neemt de zegen van de belofte geenszins weg. Integendeel, de wet was slechts een bewaker over Israël totdat het geloof zou komen, oftewel: totdat Christus zou komen in Wie het geloof op volmaakte wijze is geopenbaard.
Ook Abraham was een rechtvaardige die leefde uit het geloof, staand op het fundament van Gods gerechtigheid en ziende op de vervulling van Zijn beloften: “…hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is” (Hebr. 11:10).
* Hebreeën 10:38 - Leven
“Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen. Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel.”De schrijver lijkt met deze woorden ook gedacht te hebben aan Habakuk, die zei: “Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven” (2:3). Dit is te begrijpen, want het is de brief aan de Hebreeën, aan Israël dus. De Hebreeërs worden opgeroepen om de schaduwdienst van de wet te verruilen voor de werkelijkheid van Christus: naderen tot Hem, met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof…” (10:22). Immers, Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven (Joh. 14:6). Zoals Israël ooit op weg was naar het land Kanaän ten tijde van het Oude Verbond, zo zal het in de tijd van het Nieuwe Verbond op weg gaan naar het beloofde land. En als men er zich niet aan onttrekt of nalatig is (NBG-´51), zal men de beloften beërven.
De woorden liggen in lijn met wat de Heere Jezus zei over de toekomst van Israël in de voleinding van de eeuw, waarin het Evangelie van het Koninkrijk (opnieuw) wordt verkondigd: “Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden” (Matt. 24:13).
Hoop
De tekst in Hebreeën 10 sluit nog het meeste aan bij Habakuk 2:4, omdat geloof ook hoop is, verwachting. Het hoofdstuk van de ´geloofsgetuigen´ begint met: “Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet” (Hebr. 11:1). Vervolgens wordt een hele rij mensen genoemd, die één ding gemeenschappelijk hadden: ze leefden uit geloof!
Alleen door te geloven krijgt het leven kleur.
Dat was voor de geloofsgetuigen realiteit; het was destijds ook voor Habakuk belangrijk, en het geldt ook voor ons! Temidden van alle onrecht, goddeloosheid en afval mogen we Gods Woord lezen en onderzoeken. De dingen waarop wij hopen, zijn niet onzeker, nee, onze hoop is gefundeerd, heeft een basis: God is waarheid en Zijn Woord is de waarheid. Geloof is: luisteren naar wat God zegt en vertrouwen op wat God zegt! Geloof is het instrument waarmee wij de dingen van God (kunnen) aanvaarden, ook al zien wij ze niet, voelen wij het niet, kunnen wij het niet beredeneren, etc...!
De moraal van Habakuks verhaal lezen we in het bekendste gedeelte van het Bijbelboek, aan het einde van het laatste hoofdstuk, de verzen 17 tot 19:
“Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn,
al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten.”
Habakuk heeft het begrepen. Wat er ook gebeurt, hoeveel vragen er ook zijn, hoelang het nog mag duren, één ding staat vast: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven!
Dát geeft reden tot blijdschap, te weten dat de Heere God gezegd heeft in Jesaja 46: “Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen… Ja, Ik heb gesproken, Ik zal het ook doen komen… Ik heb het geformeerd, Ik zal het ook doen… Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij zal niet ver zijn, en Mijn heil zal niet uitblijven”. Amen!