Het dagelijks leven werd in grote mate bepaald door het Romeinse Rijk en de houding tegenover de keizer. Dit blijkt uit verschillende teksten waarin wij bijvoorbeeld lezen over 'de keizer' (zie onder dit artikel een complete lijst met de teksten waarin het woord 'keizer' voorkomt).
De 'bewoonde wereld' van toen
Dát Israël en de omringende landen onder Romeins bewind stonden, ligt geheel in lijn met wat er in het profetisch Woord al over geschreven stond. Dit wordt met name duidelijk wanneer we Daniël 2 bestuderen (zie voor uitgebreide informatie hierover de Morgenroodboekjes De macht van Babel (ISBN 9789066942509). De realiteit van het boek Daniël (ISBN 9789066942820). In dit hoofdstuk wordt de droom van Nebukadnezar beschreven over de toekomst van zijn heerschappij en de rijken die zouden volgen. Om zeker te zijn van een betrouwbare uitleg moesten zijn dromenduiders eerst zeggen wat hij had gedroomd en vervolgens mochten ze hem de uitleg daarvan geven. Een goede tactiek ... want geen enkel mens is in staat te vertellen wat een ander gedroomd heeft. Daar zijn "de magiërs, de bezweerders, de tovenaars en de Chaldeeën" (vs. 2) ook wel achter: "Er is geen mens op de aardbodem die de zaak van de koning te kennen zou kunnen geven (...) de zaak waar de koning om vraagt is te moeilijk" (vs. 10 en 11). Ondanks de redelijkheid van deze woorden barst Nebukadnezar in woede uit en geeft opdracht deze mannen maar meteen om te brengen. Enfin ... om een lang verhaal kort te maken, laat de Heer via Daniël de droom weten en uitleggen, want "Er is een God in de hemel Die verborgenheden openbaart" (vs. 28a).
Deze droom blijkt van God afkomstig om Nebukadnezar te "laten weten wat er hierna geschieden zal" (vs. 45b). In deze droom was een beeld zichtbaar dat door middel van verschillende metaalsoorten een overzicht gaf van de rijken die de toekomende geschiedenis zouden beheersen. Te beginnen bij Nebukadnezars eigen Babel - uitgebeeld in het gouden hoofd. We weten uit de geschiedenis dat daarna het rijk van de Meden en de Perzen de heerschappij van Babel overnam, uitgebeeld door het zilver. De heerschappij daarvan werd overgenomen door het Griekse rijk, uitgebeeld door de bronzen buik en dijen. Daarna kwam het Romeinse Rijk, uitgebeeld door de ijzeren benen. Dit rijk startte al in circa 753 voor Christus, maar de heerschappij over Jeruzalem begon (pas) in 63 voor Christus.
Het wereldrijkenbeeld uit Nebukadnezars droom heeft ook nog voeten. Deze zijn gevormd uit gedeeltelijk ijzer en gedeeltelijk leem. Dit rijk zal getroffen worden door een steen, die het koninkrijk van "de God van de hemel" uitbeeldt (vs. 44 en 45a). Dit heeft nog niet plaatsgevonden, het koninkrijk van God is immers nog niet op aarde. Wanneer Gods koninkrijk het laatste rijk dat door het wereldstatenbeeld wordt uitgebeeld vervangt, moet dit laatste rijk er ook zijn. We zien in onze dagen signalen van het bestaan van dit rijk. Het 'bestaat' uit ijzer en leem. Dat ijzer laat in ieder geval zien dat er iets van het Romeinse Rijk in zit (vgl. vs. 41). Wat het leem betreft, kan gedacht worden aan de Arabische wereld waarmee landen die vroeger binnen het oude Romeinse Rijk vielen, samengaan. Echter: leem is in de Bijbel een beeld van Israël en daarom moeten we wellicht eerder denken aan een samengaan met (de ongelovige leiders van) Israël. Of het is een combinatie van deze drie: landen uit het oude Romeinse Rijk, Israël en de Arabische wereld. Het is in ieder geval een rijk dat tot het wereldstatenbeeld behoort en daarom verbonden is aan het gouden hoofd Babel, en dat door meerdere leiders bestuurd zal worden: "koningen" (vs. 43 en 44a; vgl. Openb. 17:12). Als Christus (de Steen) verschijnt en Zijn rijk zal oprichten, is er meteen een einde gekomen aan de macht van Babel (vgl. 44b met Openb. 18:8-10).
Het oude Romeinse Rijk kreeg dus heerschappij over Israël met ingang van 63 vóór Christus. In de Bijbel wordt dit rijk aangeduid met "heel de wereld". Althans, zo staat het in de Herziene Statenvertaling: "En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden" (Luk. 2:1). Het woord ‘wereld’ is hier de vertaling van oikoumene. Letterlijk betekent dit de 'huizen hebbend'; daarvan afgeleid zou je kunnen denken aan 'bewoonde wereld' of 'beschaving'. In Lukas 2:1 wordt dit woord in ieder geval gebruikt voor het gebied waarover keizer Augustus zeggenschap had en daarom wordt in dit vers met oikoumene het Romeinse Rijk bedoeld! Dit is met zekerheid ook het geval in Handelingen 11:28; 17:6; 19:27 en 24:5. Het gaat om het gebied dat onder de invloedsfeer van de Romeinse keizer viel. Het zou maar zo kunnen dat ook in andere teksten (bijv. Matt. 24:14; Hebr. 2:5 en Openb. 3:10 en 12:9) met oikoumene dit gebied is bedoeld (zie onder dit artikel een complete lijst met de teksten waar ‘oikoumene’ voorkomt).
De invloed van het Romeinse Rijk in de tijd van de Heere Jezus
Verschillende teksten in het Nieuwe Testament geven aan dat men van doen had met het rijk van Rome en zijn keizer. In het kader ziet u de opeenvolging van Romeinse keizers gedurende die tijd.
Romeinse keizers gedurende | de Evangeliën en Handelingen |
Augustus1 | 27 v.Chr.-14 na Chr. |
Tiberius1 | 14-37 na Chr. |
Gaius (bijnaam: Caligula) | 37-41 na Chr. |
Claudius1 | 41-54 na Chr. |
Nero | 54-68 na Chr. |
Galba, Otho, Vitellius | 68-69 na Chr. |
Vespasianus2 | 69-79 na Chr. |
1 Wordt in de Bijbel met name vermeld. | 2 Vespasianus heette voluit: Titus Flavius Vespasianus. Met en door middel van zijn zoon Titus belegerde hij Jeruzalem eind 69 en verwoestte hij Jeruzalem in het jaar 70. |
Overgenomen uit Het boek Handelingen - Van Jeruzalem naar Rome | (ISBN 9789066943612) – Everread Uitgevers |
Het is interessant om deze tijdlijn te zien tegen de achtergrond van de gebeurtenissen in het Nieuwe Testament. We hebben Lukas 2:1 al geciteerd. Hier lezen we - in verband met de geboorte van de Heere Jezus - over keizer Augustus. Ook zijn opvolger wordt in de Bijbel vermeld: "In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius ..." (Luk. 3:1). Lukas 3:1 speelt zich circa dertig jaar na Lukas 2:1 af. In Lukas 3 gaat het over het optreden van Johannes de doper en het begin van de bediening van de Heere Jezus Zelf, toen Hij "ongeveer dertig jaar" oud was (Luk. 3:23).
Tijdens deze bediening werd Hem een keer door de overpriesters en Schriftgeleerden een vraag gesteld: "Is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?" (Luk. 20:22). De Heere reageerde als volgt: "Laat Mij een penning zien. Van wie is het beeld en opschrift? Zij antwoordden en zeiden: Van de keizer. En Hij zei tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is" (Luk. 20:24 en 25).
Apart als je je realiseert dat met een dergelijke penning destijds in het hele rijk betaald kon worden, ook in een deel van Nederland ...
De bovengenoemde tekst laat ook zien hoe zeer men ernaast zat met de beschuldiging: "Wij hebben ontdekt dat Deze het volk afvallig maakt, en dat Hij verbiedt belasting te betalen aan de keizer ..." (Luk. 23:2).
En hoe dramatisch was het met de leiders van het volk gesteld toen zij tijdens het schijnproces tegen Christus - notabene bij monde van de overpriesters - zeiden: "Wij hebben geen koning dan de keizer" (Joh. 19:15b); dat was nog steeds keizer Tiberius.
De Romeinse keizers tijdens Paulus' bediening
De bediening van Paulus begon officieel in Handelingen 13, zo ongeveer op de helft van de Handelingentijd. Een aanwijzing voor de vaststelling van dat moment is Handelingen 11:28. Daar wordt keizer Claudius genoemd. Claudius regeerde van 41 tot 54; de in dit vers vermelde hongersnood was in 45. In Handelingen 12:1 staat: "Omstreeks die tijd ...", waarmee we op circa 15 á 16 jaar sinds het begin van de Handelingentijd zijn aanbeland. Daarmee begint de bediening van Paulus op de helft van de Handelingentijd. In Handelingen 18:2 wordt deze keizer ook nog genoemd. Paulus komt in Korinthe: "En hij trof er een Jood aan van wie de naam Aquila was, afkomstig uit Pontus, die onlangs uit Italië gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw (omdat Claudius bevolen had dat al de Joden uit Rome weg moesten gaan) en hij ging naar hen toe".
Tenslotte
Na Claudius kwam tijdens Paulus' bediening nog een andere keizer. Dat is de keizer waarop de inmiddels (Hand. 21) op valse gronden gevangen genomen Paulus, zich beroept, wanneer hij door de stadhouder van dat moment - Festus - dreigt uitgeleverd te worden aan de Joodse leiders (Hand. 25:11). Dat zou zeker Paulus' dood hebben betekent (vgl. vs. 3). Maar Paulus wist ook dat hij naar Rome moest: "En de volgende nacht stond de Heere bij hem en zei: Heb goede moed, Paulus, want zoals u in Jeruzalem van Mijn zaak getuigd hebt, zo moet u ook in Rome getuigen" (Hand. 23:11).
Dus zegt Paulus tot Festus: "Ik beroep mij op de keizer!" (vs. 11b). En laten we ons niet vergissen: de keizer waarop hij zich beriep, was Nero, die van 54 tot 68 regeerde! Zo kwam Paulus in Rome. Enerzijds had hij daar zelf voor gezorgd, anderzijds was het God Die wilde dat hij daar naartoe ging.
Vanuit Rome schrijft Paulus dat in het gerechtsgebouw aldaar (het praetorium, waar in dit geval de keizerlijke lijfwacht - de Praetoriaanse garde - verbleef), iedereen heeft gehoord dat Paulus "een gevangen is om Christus' wil" (Fil. 1:13). In Filippenzen 4:22 schrijft hij over de heiligen, "vooral die van het huis van de keizer zijn". Bijzonder! In de directe nabijheid van de om zijn gruwelijke daden bekend staande, beruchte keizer Nero, bevonden zich heiligen in Christus! Mooi dat onder de meest slechte omstandigheden God 'gewoon' doorgaat met het volbrengen van Zijn wil.