Er is door de tijden heen veel verwarring geweest over het boek Openbaring, bijvoorbeeld aan wie het geschreven is en over wie het gaat. Allereerst is het interessant te weten dat in het (Nieuwtestamentische) boek Openbaring 285 aanhalingen uit het Oude Testament staan vermeld. Ter vergelijking: In Mattheüs 92 en in de Hebreeënbrief 102. Dat leert ons in ieder geval dat het aansluit op de oude profetieën over Israël en de volkeren.
Geadresseerden
Het eerste hoofdstuk laat ons al direct zien aan wie het boek Openbaring is gericht: "Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft om Zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden …"
Wie zijn deze ‘dienstknechten’? In Leviticus 25:42 lezen we: "Want zij zijn Mijn dienaren, die Ik uit het land Egypte heb geleid ..." en in vers 55 staat: "Want de Israëlieten behoren Mij als dienaren toe. Zij zijn Mijn dienaar, die Ik uit het land Egypte geleid heb. Ik ben de HEERE, uw God."
Willen we nog meer duidelijkheid over de vraag aan wie de geadresseerden zijn, dan moeten we Openbaring 1:5b en 6 lezen: "Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed ..." Wie met 'ons' bedoeld worden, blijkt uit het vervolg: "... en Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader ..." Er is in de Bijbel maar één volk dat als een koninkrijk wordt gezien en tegelijk een priesterschap vormt. In Exodus 19:6 zegt de HEERE tot Israël: "U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken."
In Openbaring 1:9 zegt Johannes: "Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus Christus, was op het eiland genaamd Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus."
Johannes deelde met ‘broeders’ dus drie dingen, namelijk: verdrukking, het Koninkrijk en volharding. Wanneer we deze dingen in de context van dit hele hoofdstuk laten staan, mogen we concluderen, dat het om Israëlieten gaat. Zij zouden deelhebben aan verdrukkingen, aan het Koninkrijk, en zij moesten volharden tot het einde om zalig te worden (dit volharden was een voorwaarde om in te gaan in het op te richten Koninkrijk, zie Matth. 24:13 en Hand. 14:22). Dit zal ook de voorwaarde zijn in de tijd waar het boek Openbaring over gaat, als de Heere Jezus Christus terugkomt om Zijn koninkrijk op te richten.
Natuurlijk kunnen ook wij, leden van het Lichaam van Christus, veel leren uit Openbaring. Maar we moeten beseffen dat wij niet de geadresseerden zijn! Er kan ons ook verdrukking te wachten staan, als we ons het evangelie van Christus niet schamen, en natuurlijk horen wij bij het alles omvattende Koninkrijk van God. Ook voor ons is volharding belangrijk, maar niet om zalig te worden c.q. het Koninkrijk binnen te gaan. Wij zijn immers al door genade zalig geworden (Efe. 2:5 en 8) en de hemelse Vader heeft ons "… getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" (Kol. 1:13 en 14).
Dag des HEEREN
In Openbaring 1:10 staat (letterlijk vertaald): ‘Ik kwam in geest in des Heeren dag’. Het moge duidelijk zijn, dat deze dag des Heeren niet de zondag is, zoals wel is verondersteld. Nergens in Gods Woord is sprake van een zondag. Het is ook niet een dag van 24 uur, maar omvat een bepaalde periode waarin God tot Zijn doel komt, om alles weer onder Zijn heerschappij te brengen. Over die Dag van de HEERE (Jahweh) wordt in het Oude Testament al veelvuldig gesproken, zoals we later nog zullen zien. Het boek Openbaring geeft nadere info over die belangrijke periode.
De zeven gemeenten
Het woord 'gemeente' in onze vertalingen komt van diverse woorden in de grondtekst. Het Hebreeuwse kahal ligt in lijn met het Griekse ekklésia: uitgeroepenen; het Hebreeuwse edah met het Griekse sunagoge: vergadering. Het verband, waarin het woord 'gemeente' voorkomt, is belangrijk voor de betekenis.
Een paar teksten:
- "En heel de gemeenschap van de Israëlieten morde tegen Mozes en tegen Aäron in de woestijn" (Exod. 16:2). Het woord dat hier met gemeenschap is vertaald (edah), wordt elders ook met gemeente vertaald;
- "Want u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven" (Exod. 16:3b). Hier staat voor gemeente het woordje kahal;
- "Nu dan, voor de ogen van heel Israël, de gemeente (kahal) van de HEERE”(1 Kron. 28:8);
- "Blaas de bazuin in Sion, kondig een vastentijd af, roep een bijzondere samenkomst bijeen. Verzamel het volk, heilig de gemeente (kahal), breng de oudsten bijeen ..." (Joël 2:15 en 16);
- "De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders … Hij is het die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï, en bij onze vaderen ..." (Hand. 7:37b en 38a). Hier is het Griekse woord ekklésia (= uitgeroepenen) vertaald door samenkomst, terwijl dat meestal door gemeente wordt vertaald en
- "De één nu riep dit en de ander wat anders, want de vergadering was verward en de meesten wisten niet waarom zij bijeengekomen waren" (Hand. 19:32). Hier slaat het woord ekklésia (vergadering) op een samenraapsel van de bewoners van Efeze, voornamelijk ongelovigen dus (zie vs. 38-40).
- In Jakobus 2:2 is het Griekse sunagoge vertaald met "samenkomst". En als we naar de geadresseerden van de Jakobusbrief kijken, dan zien we dat deze brief is geschreven aan de twaalf stammen (van Israël!) in de verstrooiing (hs. 1:1). Dus de geadresseerden zijn duidelijk: er is maar één volk op aarde, dat bestaat uit twaalf stammen.
- In Jakobus 5:14 vinden we weer het woord ‘gemeente’. Ook hier staat in de grondtekst het woord ekklésia. Het mag duidelijk zijn, dat hierbij niet gedacht moet worden aan de gemeente, het Lichaam van Christus, maar aan de vergadering van Israëlieten, die samenkomt in de synagoge.
Openbaring 1:11 zegt: "Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn ...", en dan worden die zeven gemeenten met name genoemd. Aangezien het boek Openbaring gelezen moet worden tegen de achtergrond van Gods handelen met Israël, gaat het ook hier om synagoge-gemeenten. Dit wordt in die zeven brieven ook bevestigd. Bovendien staan deze 7 gemeenten ook voor 7 perioden in de geschiedenis van Israël.
Gods handelen met Israël
God heeft Israël uitverkoren om Zijn eigen volk te zijn. Het was én is Gods plan dat Israël aan het hoofd der volkeren zal staan, tot Gods eer (Jer. 31:7). Het boek Openbaring handelt over de laatste periode van de geschiedenis van Israël in deze eeuw (Grieks: aioon). Het gaat dus niet over de(ze) tijd van de verborgenheid, waarin Christus verborgen is in de hemel en God bezig is het Lichaam van Christus te formeren, maar over de tijd van de "openbaring van Jezus Christus" waarin God de draad van Israëls geschiedenis weer opneemt en Zijn plannen met de wereld volvoert.
Volharden tot het einde
In het Mattheüsevangelie wordt op diverse plaatsen gesproken over het einde van de huidige eeuw: "Toen Hij op de Olijfberg zat, gingen de discipelen naar Hem toe toen zij alleen waren, en zeiden: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?" (Matt. 24:3).
Door deze vertaling is o.a. de gedachte ontstaan dat de wereld bij de komst van Christus zal vergaan, maar dat staat er niet. Het woord ‘wereld’ is in de grondtekst ‘aioon’ (eeuw); het gaat dus om het einde van de huidige eeuw, de tijd van Christus’ (weder)komst en de oprichting van het Koninkrijk. In de Evangeliën klonk de oproep tot bekering en volharding. Johannes de Doper, de Heere Jezus Zelf en ook Zijn discipelen verkondigden: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Verderop in Mattheüs 24 lezen we welk evangelie voor die tijd geldt: "Maar wie volharden zal tot het einde (van de eeuw dus), die zal zalig worden" (vs. 13) … En dit evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde (van de eeuw) komen” (vs.14).
In het boek Handelingen gold hetzelfde evangelie. Ook toen waren er vele verdrukkingen en moesten de gelovigen volharden tot het einde om zodoende het Koninkrijk in te gaan (Hand. 14:22).
Volharden tot het einde wil zeggen: tot het einde van de eeuw of het einde van het leven, tot de dood dus. Dit evangelie van het Koninkrijk wordt in de (nabije) toekomst weer helemaal actueel.
Dit is dus iets anders dan het evangelie der genade, dat wij thans mogen verkondigen, in deze tijd waarin het Koninkrijk (nog) verborgen is.
Het evangelie van het Koninkrijk in het boek Openbaring
Er zijn vele teksten in het boek Openbaring die laten zien dat dit boek geschreven is in het licht van het (komende) Koninkrijk. Daarin gaat het om geloven, volharden en overwinnen (zie 1:9; 2:2, 3, 7, 11, 17, 19, 26; 3:5, 12, 21; 13:10; 14:12, 13; 20:4). De laatste twee teksten laten zien dat de gelovigen hebben volhard, en het merkteken van het beest niet aanvaard. De beloning c.q. overwinning was dat ze duizend jaar met Christus als koningen mochten heersen (Openb. 20).
Weeën
Openbaring is een geschiedkundig boek dat, chronologisch gezien, aansluit op de geschiedenis die beschreven is in de Evangeliën en Handelingen. In Mattheüs 24:4-7 spreekt de Heere Jezus over wat er in de laatste dagen allemaal gebeuren zal, en dan zegt Hij in vers 6: “ … pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde” en in vers 8: "Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën."
In 1 Thessalonicenzen 5:3 zegt Paulus: "Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten." Dit is geschreven tijdens de Handelingenperiode. In de brieven die gericht zijn tot en over het Lichaam van Christus, de zgn. gevangenschapsbrieven die Paulus schreef in Rome, wordt nergens gesproken over weeën. Pas in het boek Openbaring worden ze weer genoemd: “Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen” (8:13); “Wee hun die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is naar beneden gekomen, naar u toe, in grote woede, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft”(12:12).
De zeven gemeenten
"En ik keerde mij om, om de stem te zien die met mij had gesproken. En toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren. En te midden van de zeven kandelaren zag ik Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten ..." (Openb. 1:12).
"Het geheimenis van de zeven sterren die u in Mijn rechterhand hebt gezien, en van de zeven gouden kandelaren is: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren die u hebt gezien, zijn de zeven gemeenten" (Openb. 1:20).
Gouden kandelaren
De gouden kandelaren doen ons denken aan de menorah, de kandelaar met zeven lampen (Exod. 37:17-24), die in het heilige van de tabernakel c.q. de tempel stond. De kandelaar is het beeld van het getuigenis van het volk Israël aan de HEERE. Ook weten we uit Openbaring 1:6 dat het gelovig overblijfsel van Israël tot koningen en priesters voor God zal zijn. Deze priesterlijke bediening voor het gehele volk betekent dat Israël de eredienst zal onderhouden en dat Israël de volkeren zal onderwijzen.
Dat is een enorme verandering in vergelijking met hoe het vroeger in Israël was. Toen kwamen de priesters alleen uit de stam Levi en was er één hogepriester, uit het geslacht en naar de ordening van Aäron. In de toekomst zal Christus Zelf hun Hogepriester zijn naar de ordening van Melchisedek (= koning der gerechtigheid). Christus zal zijn: Koning en Hogepriester, en Israël een volk van koningen en priesters.
De engel van de gemeente
In Openbaring 2 en 3 wordt zeven keer gezegd: "En schrijf aan de engel van de gemeente ...". Elke brief is dus blijkbaar gericht aan een engel. Deze engel draagt verantwoordelijkheid voor die betreffende gemeente. Het woord ‘engel’ komt van het Griekse angelos en betekent: afgezant, bode, boodschapper. In de synagoge-gemeente vinden wij zo'n afgezant, voorganger der gemeente, ook wel voorzanger, of voorlezer genoemd (Openb. 1:3). In het Hebreeuws heet hij sjeliach tsibbur. In rang stond deze voorganger onder de overste der synagoge. Dat de brief ook werkelijk aan een persoon was gericht, blijkt uit Openbaring 2:4, 14 en 20, waar we driemaal lezen: "Ik heb tegen u", waarbij het woordje ‘u’ in de grondtekst in het enkelvoud staat.
Zoon des Mensen
In Openbaring 1:12-16 vinden we een prachtige beschrijving van de verhoogde Christus. Hier wordt de titel "de Zoon des mensen" genoemd. Deze titel komt 83 keer voor in de vier Evangeliën, 1 keer in Handelingen en 1 keer in de Hebreeënbrief. Nergens komen we deze titel van de Heere Jezus tegen in verband met de gemeente, het Lichaam van Christus. De titel wijst op Zijn positie als heerser over Israël en de volkeren, de gehele wereld.
Bekering
Telkens als we in Gods Woord lezen over het op te richten Koninkrijk, zien we dat ook steeds weer hetzelfde evangelie met dezelfde boodschap terugkeert. In het Oude Testament komt de uitdrukking ‘bekeer u’ vele malen voor. Toen Israël de wet van de HEERE ontving, antwoordde het volk als één man: "Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen" (Exod. 19:8). Men besefte kennelijk niet dat niemand in staat zou zijn in eigen kracht de wet te volbrengen. Dat is ook gebleken uit de geschiedenis van het volk, in de Bijbel beschreven. Daarom steeds weer het appèl om zich te bekeren. Steeds wordt deze oproep gedaan omdat het volk Israël afdwaalde van de HEERE. In Mattheüs, Marcus en Lucas vinden we dezelfde oproep en dan meestal in verband met het komende Koninkrijk, terwijl zij niet beseften dat de Koning bij hen aanwezig was als de Zoon des mensen. In Handelingen wordt de oproep ook gedaan (2:38, 3:19) in verband met het aanstaande Koninkrijk, en in Openbaring komt dezelfde oproep weer terug, want ook dan is het Koninkrijk nabij: "Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert" (Openb. 2:5; zie ook 2:16, 21, 22; 3:3, 19).
Bekering en volharding heeft alles met het volk Israël te maken. 'Bekeren' betekent eigenlijk: omkeren. Waarheen moesten de Israëlieten zich omkeren? Naar wat ze verlaten hadden, hun eerste liefde (vgl. Openb. 2:4), de wandel met hun (verbonds)God.
Driedeling?
Op basis van Openbaring 1:19 wordt in commentaren vaak een driedeling gemaakt:
1. "wat u gezien hebt" - dat zou dan over hs. 1:1-16 gaan;
2. "wat is" - zou over hs. 2 en 3 gaan, en
3. "wat hierna zal geschieden" - zou beginnen bij hs. 4, waar in het eerste vers staat: "Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel ..."
De gedachte is dan: Punt 1 gaat over wat Johannes in de hemel zag, punt 2 zou dan over de periode van de Gemeente gaan tot aan de opname en punt 3 gaat dan over wat er na de opname nog allemaal gebeurt.
Leuk bedacht en klinkt misschien aannemelijk, maar de vraag luidt: is het juist? We gaan nu niet in op de zgn. ‘opname’ (Wat is dat? Voor wie en wanneer is dat?). Daarvoor verwijs ik graag naar het boek: ‘Christus’ wederkomst in de Tessalonicenzenbrieven’ (zie boekenlijst onderaan dit artikel). Laten we nu zien wat er in Openbaring 1:19 staat:
1.Wat u gezien hebt
Het mag duidelijk zijn dat dit slaat op wat Johannes in vervoering des geestes mocht zien, wat de Heere heeft laten opschrijven in Openbaring 1:12-16.
2. Wat is
Het woordje ‘is’ dat hier gebruikt wordt, is een vervoeging van het werkwoord 'zijn' (Grieks: eimi). Wanneer we nu teksten opzoeken waar hetzelfde woord staat, komen we er achter wat hier in Openbaring bedoeld wordt.
- Mattheüs 9:11-13: "En toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaars en zondaars? Maar Jezus, Die dat hoorde, zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars";
- Mattheüs 12:6-8: "Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. Maar als u geweten had wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer, dan zou u de onschuldigen niet veroordeeld hebben. Want de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat";
- Handelingen 2:12 en 13: "En zij waren allen buiten zichzelf en raakten in verlegenheid, en de één zei tegen de ander: Wat wil dit toch zeggen? Anderen zeiden spottend: Zij zijn vol zoete wijn.”
- Handelingen 10:17: "Toen Petrus bij zichzelf twijfelde wat het visioen dat hij gezien had, kon betekenen, zie, daar stonden de mannen die door Cornelius gestuurd waren, bij de poort, nadat zij naar het huis van Simon gevraagd hadden.”
In bovenstaande teksten wordt telkens het Griekse ‘eimi’ (= zijn) gebruikt en vertaald met de woorden die vet gedrukt zijn. Wanneer we het in Openbaring 1:19 vertalen in lijn met de bovengenoemde teksten, dan komt dat er zo uit te zien: "Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat het betekent, en wat hierna zal geschieden."
3. En wat hierna zal geschieden
In het Grieks staat voor hierna': meta tauta. Deze uitdrukking komt ook voor in Johannes 13:7 en 1 Petrus 1:11, waar het vertaald is met 'later' en 'daarna'.
We zouden het hier dus ook als volgt kunnen weergeven: ‘Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat het betekent, en wat later zal geschieden’.
Dit 'later' heeft dan betrekking op hetgeen in latere tijden zou geschieden, nl. ten tijde van de openbaring van Jezus Christus en de gebeurtenissen die daarmee samenhangen.
Zo kunnen we dus concluderen, dat alle onderwerpen die tot nu toe in dit artikel aan de orde zijn geweest, betrekking hebben op Gods handelen met Israël. Volgende keer gaan we kijken wat er ‘hierna’ (later dus) zoal geschieden zal.
Aanbevolen literatuur:
C.H. Welch - Deze Profetie, een uitleg van het boek Openbaring
M.H. Ketting - De zeven gemeenten
Hoite Slagter - De dingen die verschillen (o.a. over de hoop van de Gemeente)
Peter Slagter - Christus’ wederkomst in de Tessalonicenzenbrieven
Peter Slagter - Terugkeer en herstel van Israël
Stuart Allen - Het Koninkrijk van God in hemel en op aarde