Dood en/of levend
In hoofdstuk 2:2 staat: "Hij zei: Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij." Hij riep en om te roepen moet je toch wel leven ... In hetzelfde vers lezen we dan: "... uit de schoot van het graf (Hebr.: sheol, ook wel vertaald met: dodenrijk) riep ik om hulp, U hoorde mijn stem." Vers 1 spreekt over het binnenste (of: ingewand) van de vis en vers 2 over (letterlijk) de buik van het graf c.q. dodenrijk.
Jona was in het ingewand van de vis in grote nood en we kunnen ons daar iets bij voorstellen! In vers 7 zegt hij: "Toen mijn ziel in mij bezweek ..." Hij dreigde dus het leven te verliezen. Als er niets zou gebeuren, zou het ingewand van de vis voor hem de buik van het graf worden. Wij worden er in ieder geval bij bepaald dat het verblijf van Jona in de vis wijst op de toestand van de dood. Ik zeg dit met het oog op Jona als type van de Heere Jezus Christus.
De opgestane Heer zegt tegen Johannes in Openbaring 1: "Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid." (vs. 17). De Zoon is het leven. De Levende zegt: Ik ben dood geweest en Ik ben levend. Met andere woorden, ook toen Hij dood was, was Hij de Levende. Wat dat betreft, is de typologie in het boek Jona ten opzichte van de Heere Jezus natuurlijk prachtig. Jona in de vis, dood of niet? Ja en nee, allebei. Het moet er voor doorgaan dat hij dood was, omdat hij opgeslokt is in die vis en daarom staat er ook dat hij in het graf was, maar tegelijkertijd horen we Jona spreken.
Leven!
Als we dan een stapje verder gaan en we betrekken het op onszelf, dan is dat natuurlijk een geweldige rust en vrede die wij mogen genieten. Als gelovige in de Heere Jezus Christus behoor ik tot de levenden. Maar straks moet ik sterven! Ja, en dan ga je niet dood, in de zin van dat het dan ophoudt of iets dergelijks. Nee, er wordt wel afscheid genomen van al het aardse, maar je houdt niet op te leven. We hebben deel gekregen aan de Levende. Dat betekent dat we op het moment dat we straks onze ogen sluiten, als onze aardse loopbaan is beëindigd, dat niet wil zeggen dat we ophouden te bestaan, maar dat het leven op een ander niveau verder gaat. Dat is eigenlijk het begrip 'dood' in de Bijbel. Dood is niet een absoluut, maar een relatief begrip. Het betekent eigenlijk: scheiding. Op het moment dat iemand hier ontslaapt, wordt hij gescheiden van degenen die achterblijven en communicatie is dan niet meer mogelijk. De overledene zelf leeft verder op een ander niveau. De apostel Paulus was daar diep van overtuigd en in die verwachting, in die hoop, leefde hij ook. “…ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste”, zegt hij in Filippenzen 1:23. Dat wist hij en daarom zegt hij ook: "Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst" (vs. 21).
Nota bene: Sterven is winst!
Nu zijn we in lichamelijke zin (nog) gescheiden van de Heere, want Hij is in de hemel en wij zijn hier op aarde. Er is alleen een onzichtbare verbondenheid door Zijn Geest die in ons woont. Dat betekent dat Zijn leven in ons is en wij feitelijk leven in het verborgene in Hem. Denk maar aan de woorden van Paulus in de Kolossenzenbrief: "Want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden1, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden1 in heerlijkheid.” (hs. 3:3 en 4). Christus is ons leven, dus ook wij zullen leven, zelfs als wij gestorven zijn!
Voetnoot 1
Andere vertalingen hebben voor ‘openbaren’ het woord ‘verschijnen’. In de Griekse tekst wordt niet het woord ‘apocaluptoo’ gebruikt, maar ‘phaneroo’: manifest worden, verschijnen.