Ergens ‘amen’ op zeggen, betekent dat je het er mee eens bent en dat zijn we bepaald niet. Met uw welnemen ga ik nu verder niet in op wat er inmiddels allemaal over gezegd en geschreven is. Op internet is er van alles over te vinden. Kort gezegd komt het erop neer dat er rond 23 september een bijzondere (samen)stand plaatsvindt van zon, maan en sterren (+ een paar planeten) in combinatie met de sterrenbeelden Maagd en Leeuw, zoals weergegeven op onderstaand plaatje.
Die (samen)stand mag dan misschien bijzonder zijn, maar de koppeling met Openbaring 12 is discutabel. En dat laatste geldt zeker voor de conclusies die eruit getrokken worden. Bijbels gezien klopt het verhaal gewoon niet, en ja, dan zijn we gauw klaar.
Openbaring 12
De tekst zegt: “En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. En zij was zwanger en schreeuwde het uit in barensnood en in haar pijn om te baren” (vs. 1-2). Een paar opmerkingen. De vrouw in dit teken is bekleed met de zon. Dat klinkt als meer dan dat de zon ergens dichtbij haar is. Ze draagt een kroon van twaalf sterren. Het woord ‘stephanos’ wordt hier gebruikt en dat wijst op een echte kroon die zich op het hoofd van de vrouw bevindt. Dat ziet er anders uit dan wat we op het plaatje zien. En… de vrouw in het teken is zwanger en schreeuwt…
Bovendien vervolgt vers 3 met: “En er verscheen een ander teken in de hemel. En zie: een grote vuurrode draak met zeven koppen en tien horens. En op zijn koppen zeven diademen.” Het woord ‘ander’ (Gr. allos = ander van hetzelfde soort) geeft aan dat deze twee tekenen bij elkaar horen. De eerste staat niet los van de tweede. Dat blijkt in de verdere beschrijving ook wel: “En de draak stond voor de vrouw, die op het punt stond te baren, om haar Kind te verslinden, zodra zij Het gebaard zou hebben” (vs. 4). Vervolgens blijkt dat het niet een statisch teken te zijn maar dynamisch, met ‘bewegende’ beelden, zeg maar. Vers 5: “En zij baarde een Zoon, een mannelijk Kind, dat alle heidenvolken zal hoeden met een ijzeren staf. En haar Kind werd weggerukt naar God en naar Zijn troon.” Dit is dus wat Johannes allemaal in de hemel ziet gebeuren. Om in die samenstand van de hemellichamen op 23 september dit teken (lees: deze tekenen) van Openbaring 12 te zien, gaat nogal ver, zo niet veel te ver.
Nu is het wel vaker gebeurd dat men in (de samenstand van) hemellichamen meer of minder grote gebeurtenissen heeft gezien. Denk aan de verschijning van bloedrode manen, op grond waarvan in 2015 nogal werd gespeculeerd op zaken als de komst van Christus, het einde van de wereld, etc.
De ster van Bethlehem was volgens sommigen niet echt een ster, maar was het gevolg van een supernova (exploderende ster) of een samenstand van planeten geweest. We schreven daarover in AMEN 123 (nov./dec. 2015) een uitgebreid artikel.
Bij de verklaring van dit soort zaken lijkt de wens dikwijls de vader van de gedachte te zijn, in plaats van dat men zich baseert op de autoriteit van Gods heilig Woord.
Conclusies
We richten ons nu nog op de conclusies die getrokken worden. Sommigen zien de komende gebeurtenis op 23 september als een (voor)teken van Christus’ komst. Anderen gaan nog een stap verder en menen dat op die dag de ‘opname’ zal plaatsvinden, waarna een tijd van de grote verdrukking en toorn aanbreekt. Ook wordt gedacht aan het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog en het vergaan van de wereld. Het eerste zou kunnen, het tweede pertinent niet! Deze wereld, beter gezegd: deze hemel(en) en aarde bestaan nog minimaal duizend jaren (vgl. Openb. 20).
Over onderwerpen als de zgn. ‘opname’, tijdstip van Christus’ komst op aarde en de Dag des HEEREN kunt u uitgebreid lezen in het boek Christus’ wederkomst in de Thessalonicenzenbrieven. Het beste advies is: lees dit boek in z’n geheel (128 pag.; zie everread.nl). Hieronder volgt een gedeelte uit het boek.
2 Thessalonicenzen 2
- “En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst … (vs. 1-17).
Onder de gelovigen in Thessalonica was onrust ontstaan doordat door sommigen gezegd werd dat in die tijd de dag des HEEREN aangebroken was.Tussen twee haakjes: Zowel de Oude (SV) als de Herziene Statenvertaling (HSV) spreken in vers 2 over de ‘dag van Christus’, terwijl andere vertalingen over de ‘dag des Heren’ spreken (o.a. NBG-’51, NBV). Dit komt door verschillen in de oude handschriften van de oorspronkelijke Griekse tekst. Om kort te gaan: we geloven dat ‘dag des Heren’ voorkeur verdient, aangezien Paulus daar in de eerste brief ook al over sprak, zie 1 Thessalonicenzen 5:2. Hier zijn alle oude manuscripten over de ‘dag des Heren’ gesproken.gelijkluidend. Het is de dag die in het Oude Testament veelvuldig voorkomt als de ‘Dag van Jahweh’, de Dag van de HEERE, waarover ook het boek Openbaring spreekt (zie Openb. 1:10).
Inderdaad was er sprake van veel verdrukkingen en dergelijke, maar dat behoorde niet tot die dag, want vóór het aanbreken van de dag des HEEREN moesten er nog verschillende dingen plaatsvinden. Dat was toen zo en nu ook, want die dag is nog steeds niet begonnen!
Paulus waarschuwt daarom: "Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden" (vs. 3). Uiteraard is zo'n waarschuwing ook in onze tijd op z'n plaats. De stille kracht achter die misleiding is Gods tegenstander, de satan. Hij wordt ook genoemd ‘duivel’; dit komt van het Griekse diabolos en betekent letterlijk: degene die door elkaar gooit. Hij brengt dus verwarring. De satan zet alle zeilen bij om tot zijn verleidersdoel te komen, om de boel in de war te brengen, ook daar in Thessalonica:
- hij gebruikte een uiting van geest;
- hij gebruikte een valse prediking en
- hij gebruikte een valse brief.
Hier zit ook een geweldige les in voor ons. Wij hebben het Woord der waarheid en we moeten ons niet door allerlei wind van leer heen en weer laten bewegen of ons van de wijs laten brengen! We mogen (en moeten) vasthouden aan het Woord. Alles wat tot ons komt in prediking of geschreven woord moet in overeenstemming zijn met Gods Woord, gelezen in de juiste context en tegen de achtergrond van Gods plan. Daarvoor is het nodig om kennis te hebben van het Woord, zodat we in staat zijn om te toetsen.
Ook in onze tijd zijn er afwijkingen van de (gezonde) leer en valse leraars. Zij bedienen zich dikwijls van allerlei 'tekenen en wonderen'. Vaak worden dat soort zaken zonder enig voorbehoud aan God toegeschreven, maar pas op! Gods tegenstander is in het verborgene druk bezig om mensen, zelfs gelovigen, van het rechte spoor te brengen. Satan wordt in 2 Korinthe 4:4 de 'god van deze eeuw' genoemd: “Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen."
Het woord van de tegenstander is surrogaat, anti-woord. Hij gebruikt Bijbelwoorden, maar op onjuiste wijze. En zo verslaat hij zijn tienduizenden.
In zijn allerlaatste brief schrijft Paulus aan Timotheüs dat (de mensen) “de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten” (2 Tim. 4:3). Het gaat hier niet alleen maar over mensen in het algemeen, maar ook over hen die zich in de kring van gelovigen bevinden! Dat maakt het zo ernstig. We zien het vandaag al gebeuren. Theologen die niets (meer) geloven van de Bijbel, alles met waanwijze woorden weg verklaren. Vroeger betrouwbare leraars kunnen thans bijvoorbeeld, onder invloed van de moderne wetenschap, niet meer uit de voeten met Genesis 1. En met name de bijzondere boodschap van Paulus over het geheimenis (daar heeft de uitdrukking 'gezonde leer' vooral betrekking op) wordt door menigeen in kerkelijke en evangelische kringen niet verdragen. De krachtige oproep van Paulus is dan ook om toch vooral in het spoor der waarheid te blijven!
Wanneer vindt de komst van de Heere en de 'vereniging met Hem' plaats?
Het is interessant en vooral leerzaam om te zien hoe Paulus het in 2 Thessalonicenzen 2 formuleert. Vers 1 begint met "En..." Daarmee verwijst Paulus naar het voorgaande, waar hij sprak over de "openbaring van de Heere Jezus", over Zijn komst "in vlammend vuur", het oordeel dat zou aanbreken, etc. Dingen dus die verband houden met de dag des HEEREN. Dan gaat hij iets zeggen "met betrekking tot de komst (Gr. parousia) van onze Heere Jezus en onze vereniging met Hem". In het Grieks staat hier voor het woord ‘vereniging’: episunagoge, hetgeen ook met 'samenvergadering' of 'toevergadering' (zie SV) kan worden vertaald. Paulus doelt hiermee op datgene wat hij in 1 Thessalonicenzen 4 al zei: "Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem" (vs. 14). De gelovigen zouden samen weggevoerd worden, de Heere tegemoet en zo altijd met de Heere wezen. Inderdaad, een samen-vergadering. Samen met andere gelovigen en samen met de Heer.
Welnu, met betrekking tot die komst én die samen-vergadering (in die volgorde!) waarschuwt Paulus hen zich niet te laten misleiden alsof de dag des HEEREN aanbrak. Het valt hier dus kennelijk allemaal samen: Christus' komst, d.i. de "openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht", én de "vereniging met Hem", én het aanbreken van "de dag des HEEREN". En vóórdat die dag aanbreekt, moeten er eerst nog een paar dingen gebeuren, zo vermeldt 2 Thessalonicenzen 2:
- eerst moet de afval komen (vs. 3)
- en eerst moet de mens van de wetteloosheid zich openbaren, de zoon van het verderf, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt. Die persoon zal zich in de tempel Gods zetten, om te laten zien dat hij een god is (vs. 3-4);
- de komst van die mens van de wetteloosheid zal gepaard gaan met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen (vs. 9) en
- de Heere zelf zal deze mens van de wetteloosheid verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst … (vs. 8).
Deze dingen moeten dus allemaal eerst plaatsvinden, vóórdat de dag des HEEREN aanbreekt c.q. vóórdat “…de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem …” zal plaatsvinden. Paulus had daar trouwens al eerder over gesproken toen hij bij hen was: "Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was?" (vs. 5).
23 september
Niemand zal ontkennen dat de constellatie van zon, maan en sterren op 23 september bijzonder is. Saillant detail is dat op 21 en 22 september het Joodse nieuwjaar begint: Rosh Hasjana. Begin van het jaar 5778 A.M. Extra reden -zegt men- om aan te nemen dat er straks ‘echt iets groots gaat gebeuren’.
Maar zoals gezegd… Bijbels gezien klopt het verhaal gewoon niet. En dan zijn we gauw klaar. We gaan na de 23e gewoon verder en blijven vol verwachting uitzien naar de vervulling van Gods (profetische) Woord en (weder)komst van Christus.
Want één ding staat vast:
Alles wat God gezegd en beloofd heeft in Zijn Woord, zal absoluut vervuld worden, op Zijn tijd en wijze.
Het is aan ons om dááraan vast te houden en ons niet van de wijs te laten brengen!