Openbaring 4
We lezen in vers 1 van dit hoofdstuk dat Johannes een blik mocht werpen in de hemel door de deur die hij geopend zag, en hij hoorde de stem, die eerder met hem sprak. We kunnen hieruit leren, dat de hemel niet een of andere ongrijpbare, niet te bepalen sfeer is, maar werkelijk een (fysieke) plaats. En deze hemel, waar Johannes de geopende deur zag, is de derde hemel, de plaats waar de troon van God staat. Dit lezen we ook in Jesaja 66, vers 1: "Zo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank van Mijn voeten ..."
Het lijkt in dit vers wel of de aarde en de hemel één geheel vormen, met de hemel ver boven de aarde gesitueerd. Dit is in wezen ook zo.
Het vierde hoofdstuk van het boek Openbaring heeft nogal wat overeenkomsten met het eerste hoofdstuk van het boek Ezechiël. En eigenlijk is dat natuurlijk niet zo verwonderlijk, want beiden, Johannes en Ezechiël, mochten door de Geest een blik werpen in dezelfde hemel.
OPENBARING 4 | EZECHIEL 1 |
1. De hemel was geopend (vs. 1) 12. Johannes zag een glazen zee, als kristal (vs. 6) |
1. De hemel was geopend (vs. 1) 8. Er was een regenboog rondom de heerlijkheid van de HEERE (vs. 28) 10. Ezechiël zag een troon (vs. 26) |
De aarde is verbonden met de hemel
Wanneer we het gehele boek Openbaring lezen, bemerken we dat er steeds een wisseling van plaats is, voor wat betreft de gebeurtenissen die zich afspelen. Steeds is het zo, dat wanneer er zich in de hemel iets afspeelt, dat deze hemelse gebeurtenis direct gevolgen heeft voor het aardse gebeuren. Het begint steeds in de hemel, waarna de reactie van die gebeurtenis op de aarde volgt.
Met andere woorden, wanneer de hemel beweegt, om een of andere reden, dan beweegt de aarde ook, omdat de aarde onlosmakelijk met de hemel verbonden is. Dit komt doordat de Heere vanuit Zichzelf, vanuit Zijn woonplaats, van binnen uit, de hemelen heeft "uitgespannen", dus van boven naar beneden. Enkele teksten hiervoor zijn:
- Job 37:18 "Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?" (SV);
- Psalm 136:5 en 6 "Dien, Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid" (SV);
- Jesaja 42:5 "Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen geschapen, en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die den volke dat daarop is, de adem geeft, en de geest dengenen, die daarop wandelen" (SV) en
- Psalm 104:2 "Hij spant de hemel uit als een tentkleed."
Wanneer we de Bijbel bestuderen, ontdekken we dat alle dingen die met de Heere te maken hebben, van binnen uit (uit Hem) gebeuren. Daarom lezen we ook: "Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen" (Rom. 11:36). Zo moest Mozes bijvoorbeeld ook de tabernakel maken naar het beeld dat hij op de berg gezien had (Hebr. 8:5). Hij had instructies van God ontvangen hoe alles precies gemaakt moest worden. Hetzelfde geldt voor David in zijn voorbereidingen van de tempelbouw: “Alles staat in een geschrift, ontvangen uit de hand des HEREN, waarin Hij mij onderrichtte aangaande de gehele uitvoering van het ontwerp” (1 Kron. 28:19 NBG-’51).
De tabernakel/tempel hier op aarde moest ook van binnenuit gemaakt worden: eerst het heilige der heiligen, dan het heilige en als laatste de voorhof.
Zo behoort het ook met onszelf te gaan. Gods Woord gaat naar ons binnenste, naar ons hart. En vanuit ons binnenste begint het nieuwe leven, vanuit ons binnenste begint ons denken te veranderen, worden wij hervormd door de vernieuwing van ons denken. Daarom zegt Paulus: "Niet omdat wij van onszelf bekwaam zijn iets te denken, als was het uit onszelf, maar onze bekwaamheid is uit God" (2 Kor. 3:5). En aan de Efeziërs schrijft Paulus: "Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is… (Efe. 3:20). Hierin zien we dat de Heere vanuit ons binnenste Zijn heerlijkheid wil uitspannen naar onze wandel in Zijn liefde.
Zo is het ook in het boek Openbaring, wanneer het koningschap van de wereld uit handen van satan door Christus wordt overgenomen. Dat koninkrijk begint in het midden, in de navel der aarde. De Heere zal Zijn voeten zetten op de Olijfberg, die ligt bij Jeruzalem, dat is de navel der aarde. Vanuit Jeruzalem wordt het koninkrijk 'uitgespannen' over het gehele land Israël, en vanuit Israël over de gehele aarde.
In deze zaken, hemel en aarde, de tabernakel, ons nieuwe leven, het koninkrijk - en zo zijn er nog meer te noemen - moeten we goed voor ogen houden, dat al deze dingen van binnenuit, vanuit God zelf 'uitgespannen' worden.
Ook zijn al deze dingen onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Zo is de aarde onlosmakelijk met de hemel verbonden, de aardse tabernakel met het voorbeeld in de hemel, onze wandel met de geestelijke gesteldheid van ons hart, en zo zal in de toekomst de gehele aarde onlosmakelijk verbonden zijn met de navel der aarde, waar Christus troont.
Graag verwijzen we hier naar het boek 'Deze profetie' van C.H. Welch (zie Everread.nl), waarin de verbondenheid tussen dat wat er gebeurt in de hemel met dat op de aarde duidelijk naar voren komt.
Aarde en land
Het Griekse woord voor 'aarde' (ge) kan ook met 'land' worden vertaald. Van de 380 keer dat het voor komt, is het 204 keer vertaald met 'land' en 176 keer met 'aarde'. Het grondwoord in het Oude Testament voor 'land' of 'aarde' is eretz. Dit komt 934 keer voor in 852 teksten. Het is 583 keer vertaald met 'land' en 351 keer met 'aarde'. Het woord 'aarde' komt in het boek Openbaring 83 keer voor. Op diverse plaatsen zou het Griekse woord ook goed met 'land' vertaald kunnen worden, temeer als we bedenken dat in het laatste Bijbelboek vooral de voleinding van Israëls geschiedenis aan de orde komt. Waarschijnlijk zouden we dan ontdekken dat allerlei gebeurtenissen niet de gehele aarde hoeven te omvatten, maar meer het land Israël, en de omliggende landen in de regio van het Midden-Oosten. Daarom moeten we altijd zeer nauwkeurig naar de context kijken om te zien waar het over gaat.
De vierentwintig ouderlingen
Openbaring 4:4 "En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd."
De vraag die we mogen stellen, is: wie zijn deze vierentwintig ouderlingen, zittende op vierentwintig tronen? Enkele opmerkingen hierover:
- In Openbaring 5:8 lezen we dat de vierentwintig ouderlingen in aanbidding neervallen voor het Lam, dat waardig is het boek te openen. Even verder in vers 10 zeggen deze ouderlingen over zichzelf: "En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde."
Er bestaat maar één volk, dat door de Heere God tot een volk van koningen en priesters bestemd is, dat is het volk Israël. Een bekende tekst daarvoor is Exodus 19:6, waar staat: "U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn"; - bovendien staat in Openbaring 5:10 dat zij (die vierentwintig ouderlingen) als koningen zullen regeren op de aarde. We weten dat aan Israël, het gelovig overblijfsel, de aarde (c.q. het land) is beloofd als erfenis. Reeds aan Abraham was deze belofte gedaan. Dus moeten die vierentwintig ouderlingen alles te maken hebben met het verbond dat de HEERE met Abraham en zijn zaad had gemaakt;
- ook staat er in Openbaring 5:8 dat de vierentwintig ouderlingen voor het Lam in aanbidding neerwierpen met gouden schalen vol reukwerk met de gebeden der heiligen. Reukwerk in aanbidding brengen voor de troon van het Lam, dat is een priesterlijke bediening, speciaal voor Israël;
- Openbaring 5:11 (vergelijk ook Ps. 68:18 en Dan. 7:10): "En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen";
- in Openbaring 11:16 is er ook weer sprake van deze ouderlingen. Dan zeggen de ouderlingen: "Wij danken U, Heere, God de Almachtige, Die is en Die was en Die komt, omdat U Uw grote kracht ter hand hebt genomen en Koning geworden bent" (vs. 17);
- in 1 Kronieken 23:4 waren er vierentwintigduizend priesters uit de Levieten, die het priesterlijk werk in de tempel moesten verrichten: "Vierentwintigduizend van hen (van de Levieten) waren er om toezicht te houden op het werk in het huis van de HEERE" en
- in 1 Kronieken 24 vanaf vers 1 lezen we dat Aäron vier zonen had. Twee, Nadab en Abihu, waren gestorven en hadden geen kinderen. De overige twee, Eleazar en Ithamar, hadden wel kinderen. We lezen in vers 3 en 4 dat David de kinderen van Aärons beide nog in leven zijnde zonen indeelde voor hun ambt in hun dienst. Van de zonen van Eleazar werden zestien ingeloot, en van de zonen van Ithamar werden acht zonen ingeloot (vs. 4). Dus tezamen vierentwintig mannen in de priesterlijke dienst voor de tabernakel. In vers 5 staat nog: "... en de door God aangestelde leiders waren uit de zonen van Eleazar en uit de zonen van Ithamar." En in vers 19 staat: "Dit zijn hun ambtsgroepen voor hun dienstwerk om het huis van de HEERE binnen te gaan, overeenkomstig de bepaling door de hand van hun vader Aäron, zoals de HEERE, de God van Israël, hem geboden had."
Dit zijn enkele plaatsen waar over de vierentwintig ouderlingen gesproken wordt. Maar in de context van het boek Openbaring moge het duidelijk zijn, dat zij alles met het volk Israël te maken hebben.
In Openbaring 4 zien we een hemelse afspiegeling van Gods instellingen op aarde voor Zijn volk Israël, dus eigenlijk een hemelse vertegenwoordiging van Gods aardse volk.
Vier dieren
"En vóór de troon was een glazen zee, als kristal. En in het midden van de troon en om de troon heen waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren" (Openb. 4:6).
Zowel de ouderlingen als de vier dieren hebben te maken met de troon en de heerlijkheid van God, de heerlijkheid van Christus. Alle dingen betreffende de volkomenheid, de volmaaktheid en de heerlijkheid van Christus bestaan uit vier dingen:
1. Viervoudige Erfgenaam
In Openbaring 19:11 ziet Johannes de hemel geopend; bovendien ziet hij een wit paard. Degene, Die op dat witte paard zat, droeg vier namen. Deze vier namen hebben te maken met de viervoudige erfenis van Hem, Die op het witte paard zit:
a. Getrouw en Waarachtig: "… en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid";
b. een Naam, die niemand weet: "En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij had een naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf" (vs. 12);
c. het Woord van God: "En Hij was bekleed met een in bloed gedoopt bovenkleed, en Zijn naam luidt: Het Woord van God" (vs. 13) en
d. Koning der koningen, en Heere der Heeren: "Er stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren" (vs. 16).
2. De naam 'Spruit' die op vier manieren gebruikt wordt in verband met Christus
a. "Op die dag zal de SPRUIT van de HEERE tot een heerlijk sieraad zijn, en de vrucht van de aarde tot trots en luister voor hen in Israël die ontkomen zijn" (Jes. 4:2);
b. "Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde" (Jer. 23:5) en "In die dagen en in die tijd zal Ik voor David een SPRUIT van gerechtigheid doen opkomen. Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde" (Jer. 33:15);
c. "... zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen..." (Zach. 3:8) en
d. "Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man - Zijn Naam is SPRUIT zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen" (Zach. 6:12).
De 'Spruit' is een aanduiding van Christus. In de hiervoor aangehaalde vijf verzen worden vier zijden van de Heere Jezus belicht, zoals ook de vier evangeliën op viervoudige wijze van Hem getuigen.
3. Vier titels voor de Zoon
a. Zoon van God: "Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God" (Mark. 1:1);
b. Zoon des mensen: "En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid" (Matt. 24:30);
c. Zoon van David: "En heel de menigte was buiten zichzelf en zei: Is dit niet de Zoon van David?" (Matt. 12:23) en
d. Zoon van Abraham: "Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham" (Matt. 1:1).
4. Vier kleuren in de kleding van de Hogepriester
"Dit zijn dan de kledingstukken die zij moeten maken: een borsttas, een efod, een bovenkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel. Zij moeten namelijk voor uw broer Aäron en voor zijn zonen geheiligde kleding maken om Mij als priester te dienen. En zíj moeten daarvoor het goud en de blauwpurperen, de roodpurperen, en de scharlakenrode wol en het fijn linnen nemen. Vervolgens moeten zij de efod maken van goud, van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en van dubbeldraads fijn linnen, werk van een kunstenaar" (Exod. 28:4-6).
5. Nog vier titels van Christus
a. Heere: "… een wijsheid die niemand van de leiders van deze wereld gekend heeft. Immers, als zij die gekend hadden, zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruisigd hebben" (1 Kor. 2:8);
b. Koning: "En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid" (Openb. 11:15);
c. Knecht: "Zie, Mijn Knecht, Die Ik uitverkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heidenen het oordeel verkondigen" (Matt. 12:18) en
d. Mens: "Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon op en het purperen bovenkleed aan. En Pilatus zei tegen hen: Zie, de Mens!) " (Joh. 19:5).
6. De vier zijden in de legering van Israël in de woestijn
"De HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron: De Israëlieten moeten hun kamp opslaan, ieder bij zijn vaandel, bij de herkenningstekens die behoren bij hun familie; zij moeten op enige afstand hun kamp opslaan rondom de tent van ontmoeting" (Num. 2:1 en 2).
a. Ten oosten: Juda "Zij dan die hun kamp opslaan in oostelijke richting, waar de zon opkomt, vallen onder het vaandel van het kamp van Juda, ingedeeld naar hun legers" (Num. 2:3);
b. ten zuiden: Ruben "Het vaandel van het kamp van Ruben zal, ingedeeld naar hun legers, aan de zuidkant zijn" (Num. 2:10);
c. ten westen: Efraïm "Het vaandel van het kamp van Efraïm moet, ingedeeld naar hun legers, aan de westkant het kamp opslaan" (Num. 2:18) en
d. ten noorden: Dan "Het vaandel van het kamp van Dan moet, ingedeeld naar hun legers, aan de noordkant zijn kamp opslaan" (Num. 2:25).
7. De vier Evangeliën en de vier dieren uit Openbaring
Evangeliën | Openbaring 4 | |||
Mattheüs | Zoon van David | Koning | Eerste Dier | Leeuw |
Markus | Zoon van Abraham | Knecht | Tweede Dier | Rund |
Lukas | Zoon des mensen | Mens | Derde Dier | Mens |
Johannes | Zoon van God | God | Vierde Die | Arend |
8. Vier dimensies
Zoals gezegd, alle dingen betreffende de volkomenheid, de volmaaktheid en de heerlijkheid van Christus bestaan uit vier dingen. Dit geldt ook met betrekking tot het lichaam van Christus. Wij mogen weten dat Christus door het geloof in onze harten wil wonen, en dat wij daardoor in de liefde geworteld en gefundeerd zijn, opdat wij ten volle zou kunnen begrijpen, met alle heiligen, wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, en u de liefde van Christus zou kennen, die de kennis te boven gaat, opdat u vervuld zou worden tot heel de volheid van God” (Efe. 3:17-19).
Zo zijn er in de Bijbel nog wel meer viertallen te vinden, die veelal wijzen op de heerlijkheid van Christus.
In de toekomst zullen alle dimensies van Gods heerlijkheid en al Zijn werken zichtbaar worden: de drie hemelen in verbinding met de aarde, de troon van God, de hemelbewoners, de viervoudige Erfgenaam en zo meer. Op de dag die de Heere toebehoort zal de geschiedenis der wereld worden voleindigd. Wat een dag zal dat zijn!