In het eerste artikel (AMEN 134) hebben we een driedeling gegeven die we binnen de mensheid kunnen ontdekken:
- de lijn van de godsvrucht, mensen die hun weg gaan met de Heere, gelovigen;
- mensen, die eigenlijk helemaal niet weten wat er speelt, geen enkel idee hebben van het geloof, of die nooit ook maar iets gehoord hebben over de God van de Bijbel en
- de lijn van de wetteloosheid, mensen die verklaarde tegenstanders zijn van God. Zij geloven dus wel degelijk dat er een God is, maar willen Hem bewust niet dienen.
De laatste groep geven we de benaming 'zonen van de ongehoorzaamheid'. Naar aanleiding van Romeinen 1:18, Efeze 5:6 en Kolossenzen 3:6 kunnen we stellen dat zij degenen zijn die Gods waarheid in ongerechtigheid onderdrukken. Als gevolg daarvan richt Gods toorn - die op het moment van Christus' openbaring komt - zich op hen, vanwege hun op- en tegenstand tegen God.
We herhalen hier nog eens dat het bij deze 'zonen van de ongehoorzaamheid' niet om zomaar ongelovigen gaat. Nee, het gaat om fervente tegenstanders van God. Het zijn mensen die - net als wij - geloven dat God bestaat en - net als wij - ook geloven dat de duivel bestaat. En juist hém dienen zij. We willen in dit tweede artikel over dit onderwerp op een rij zetten hoe zij zoal genoemd worden in de Bijbel en wat er over hen geschreven staat.
Zij hebben de duivel tot vader
We haalden in het eerste artikel de woorden van Johannes de doper tot de Farizeeën en Sadduceeën aan: "Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn?" (Matt. 3:7b). Met de uitdrukking "adderengebroed" zegt Johannes nogal wat! Want dit gebroed is het voortbrengsel van een adder, ofwel van een slang ...
Deze uitdrukking komt viermaal voor in het Nieuwe Testament. Eenmaal in het parallelgedeelte in Lukas 3:7 en in de teksten:
- "Adderengebroed! Hoe kunt u goede dingen spreken, terwijl u slecht bent?" (Matt. 12:34a) en
- "Slangen, adderengebroed, hoe zou u aan de veroordeling tot de hel ontkomen?" (Matt. 23:33).
In beide teksten spreekt de Heere Jezus Zelf. In Mattheüs 23 vormen de woorden "Slangen, adderengebroed" slechts één voorbeeld van hoe de Heere Jezus de Schriftgeleerden en Farizeeën aansprak. Hij noemt hen ook: huichelaars (vs. 13); blinde leiders (vs. 16) en dwazen en blinden (vs. 17).
Johannes 8 doet verslag van een gesprek van de Heere met de Joden. Zij begrijpen niet wat Hij zegt, omdat zij Zijn woord niet kunnen horen (vs. 43). En dan zegt Hij tot hen: "U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen" (vs. 44). Hij zegt hier dus ronduit tegen de Joden - in dit geval díe Joden die Hem even later willen stenigen (vs. 59) - dat zij de duivel (de slang) tot vader hebben; en dus kinderen (gebroed) van de slang zijn.
Een verdorven en overspelig geslacht
Mattheüs 12:34 staat in een context die ons meer vertelt over dit adderengebroed. De Heere Jezus spreekt hen namelijk zo aan naar aanleiding van hun beschuldiging dat Hij werkte in de kracht van Beëlzebul. In vers 22 staat hoe Hij een bezetene bevrijdde van een demon. Waar het volk in opperste verbazing zegt: "Is dit niet de Zoon van David?" - waarmee het aangeeft dat ze in Hem de Messias zien - zeggen de Farizeeën: "Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen" (vs. 23 en 24).
In het parallelgedeelte in Markus 3:22 staat in plaats van "Farizeeën" de omschrijving "Schriftgeleerden".
Beëlzebul wordt in 2 Koningen 1 "Baäl-Zebub" ('Heer van de vliegen') genoemd. Wat we hieronder moeten verstaan wordt dus in het Nieuwe Testament duidelijk. 'Heer van de vliegen' is 'overste van de demonen'.
De Heere Jezus genas de bezetene door de "Geest van God" (Matt. 12:28). Zeggen dat Hij genas door Beëlzebul is zeggen dat Gods Geest een afgod is. Dit is onvergeeflijk, zowel in deze en de toekomende eeuw (vs. 32). Wie dit doet, staat "eeuwige oordeel" te wachten. "Want zij zeiden: Hij heeft een onreine geest" (Mark. 3:29 en 30).
In Mattheüs 12:39 omschrijft de Heere deze tegenstanders - Schriftgeleerden en Farizeeën - met de term: een "verdorven en overspelig geslacht”.
De zonen van deze eeuw
In Lukas 16:1-8 vertelt de Heere over een onrechtvaardige rentmeester. Hij eindigt deze vertelling met de woorden: "En de heer prees de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij verstandig gehandeld had. Want de kinderen van deze wereld zijn onder elkaar verstandiger dan de kinderen van het licht" (vs. 8). Het laatste stukje had beter vertaald moeten worden, want letterlijk staat er: 'De zonen van deze eeuw zijn ten opzichte van hun eigen geslacht nadenkender boven de zonen van het licht '. 'Deze eeuw' is de huidige slechte eeuw (Gal. 1:4) waarin de satan 'god' is (2 Kor. 4:4).
Overigens stonden de Farizeeën die geldzuchtig waren erbij; zij hoorden dit alles en voelden zich terecht aangesproken (vs. 14). Bij de zonen van de ongehoorzaamheid gaat het in belangrijke mate om geld! What else is new? Geld en macht zijn de middelen waarmee ze hun doel proberen te bereiken.
Overigens: ook Lukas 16:9 had iets anders weergegeven moeten worden. Gezien de context moet hier in plaats van "En Ik zeg u" staan: 'En Ik, zeg Ik u?' Lees je heel vers 9 beginnend met deze vraag, dan zie je dat het antwoord op deze - retorische - vraag luidt: Nee! Wat de Heere wél leert, staat in vers 10-13. "U kunt niet God dienen en de mammon".
Gods tegenstanders waren er altijd al
De context van Mattheüs 23:33 geeft ons nog meer - op zijn minst opmerkelijke - informatie over de zonen van de ongehoorzaamheid. Aan het einde van Zijn rede tot de Farizeeën zegt de Heere dat "dit geslacht" zal boeten voor zijn tegenstand die er ook al in Oudtestamentische tijden tegen Gods plan was: "... opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: al deze dingen zullen komen over dit geslacht" (vs. 35 en 36). De moord op Abel vond in het begin van de menselijke geschiedenis plaats. Met de moord op Zacharia, de zoon van Berechja, verwijst de Heere waarschijnlijk niet (zie namelijk de verwijzing in de HSV) naar 2 Kronieken 21:20 en 21, hoewel daar ook sprake is van een Zacharia; dit is echter een zoon van Jojada. De profeet Zacharia - die ongeveer 400 voor Christus leefde - is wel de zoon van Berechja (Zach. 1:1). Dus het lijkt meer voor de hand te liggen dat de Heere inderdaad de profeet Zacharia bedoelde. Zo verwijst Hij naar de gehele Oudtestamentische geschiedenis door een voorbeeld uit het begin (Abel) en uit het einde daarvan (Zacharia) te geven. En de Heere Jezus houdt het boze en overspelige geslacht waartoe deze Farizeeën behoorden verantwoordelijk voor wat er gedurende de gehele Oudtestamentische geschiedenis aan tegenstand tegen de Heere was.
In de (Bijbelse) geschiedenis is de lijn van de zonen van de ongehoorzaamheid er altijd geweest. We zien op tal van plaatsen in de Bijbel hoe zij zich - onder verschillende benamingen - manifesteerden in het frustreren van de bloedlijn van Christus. Als je de geslachtsregisters van Christus leest (Matt. 1 en Luk. 3), wordt je bij heel wat momenten en geschiedenissen bepaalt waarin het fout had kunnen gaan.
Juist deze tegenstanders werden uiteindelijk de moordenaars van de Heere Jezus; zij behoorden tot de "leiders van dit tijdperk (aioon)" (1 Kor.2:8). De Heere zegt over Zichzelf: "Eerst moet Hij echter veel lijden en verworpen worden door dit geslacht" (Luk. 17:25).
De moord op Abel legt bovendien het verband met Kaïn. Kaïn staat in de Bijbel voor hen die zich van Gods aangezicht verwijderen (Gen. 4:16). Judas schrijft in zijn brief: "Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingeslagen en hebben zich om loon in de dwaling van Bileam gestort en zijn door het tegenspreken als van Korach omgekomen" (vs. 11). Kaïn was uit de boze (1 Joh. 3:12). De weg van Kaïn staat ook voor religie ...
Een ernstige waarschuwing
Het geslacht van tegenstanders van God, waarover Gods toorn zal komen, wordt in de Bijbel ongelovig en ontaard genoemd (Matt. 17:17). Overspelig en zondig (Mark. 8:38). Verkeerd (Hand. 2:40 en Fil. 2:15). En zoals we eerder zagen ook: zonen van deze eeuw, verdorven en overspelig. Deze zonen van de ongehoorzaamheid zijn dienstbaar aan Gods tegenstander, zodat hij de heerschappij zal krijgen. In 2 Thessalonicenzen 2:3 en 4 staat dat deze tegenstander zich zal laten aanbidden alsof hij God is. Dan zijn er dus ook aanbidders! Door hun aanbidding onderstrepen ze ook nog eens de kwalificatie overspelig. Zij aanbidden niet God, maar plegen overspel met notabene de duivel zelf. De kwalificatie 'overspel' bepaalt ons bij mensen uit Gods Eigen volk. Alleen met Israël heeft God immers een (huwelijks)verbond gesloten!
Je kunt je als mens - gelovig of niet - onbewust door de zonen van de ongehoorzaamheid laten gebruiken. Daarom Paulus' waarschuwing als hij schrijft dat "de toorn van God" komt "over de kinderen van de ongehoorzaamheid. Wees dan hun metgezellen niet" (Efe. 5:6b en 7) en "neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer" (vs. 11).