We schreven in de vorige LS (pag. 2) o.a.: “Afgelopen jaar had de Heere Jezus Christus dus volgens vele, vooral Amerikaanse, predikers al moeten verschijnen, maar het is er (nog) niet van gekomen. En het zal er dit jaar ook niet meer van komen, voorspellen wij alvast (…) we kennen Gods Woord en daarin zijn tekenen vermeld in verband met Zijn (weder)komst. En ja, die tekenen -liever gezegd het ontbreken daarvan- zeggen ons dat het nog niet zover is. Alles gebeurt op Gods tijd en wie die tijd niet onderkent, vervalt al gauw in allerlei speculaties.”
Op grond waarvan wisten wij zo zeker dat de komst van Christus in 2017 (nog) niet zou plaatsvinden?
Het antwoord is eenvoudig en voor menigeen ongetwijfeld ook verrassend: omdat er (nog) geen tekenen waren van Zijn nabije komst! En ook nu zijn die er (nog) niet. U ziet, we schrijven steeds (nog) erbij, want op het juiste moment (d.i. Gods tijd!) zullen die tekenen er absoluut zijn!
Tekenen der tijden
Deze uitdrukking komt slechts één keer in de Bijbel voor, en wel in Mattheüs 16: “Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Als het avond geworden is, zegt u: Mooi weer, want de hemel is rood; en 's morgens: Vandaag storm, want de hemel is somber rood. Huichelaars! De aanblik van de lucht weet u wel te onderscheiden, en kunt u de tekenen van de tijden niet onderscheiden?" (vs. 2 en 3).
Hierin komt meteen al een soort definitie naar voren. De tekenen der tijden kunnen worden onderscheiden op basis van wat je ziet, net als de aanblik van de lucht iets zegt over de (te verwachten) weerssituatie.
Kort gezegd: Er moet iets te zien zijn, op basis waarvan je iets (anders) kunt onderscheiden.
Daarvan zijn voorbeelden in de Evangeliën te vinden. In Lukas 7:19 lezen we: “En nadat Johannes twee van zijn discipelen bij zich geroepen had, stuurde hij hen naar Jezus met de vraag: Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?” Toen zij dat aan de Heere Jezus vroegen, staat er veelzeggend: “Op dat moment genas Hij velen van ziekten en aandoeningen en boze geesten; en aan veel blinden schonk Hij het gezichtsvermogen” (vs. 21).
De reactie van de Heer is even simpel als duidelijk: “Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt…” (vs. 22). Dat zou voor Johannes de Doper genoeg (moeten) zijn, want hiervan is in het Oude Testament al getuigd, bijvoorbeeld door Jesaja (Jes. 29:18; 35:5; 61:1 e.v.).
Dit waren dus tekenen van de aanwezigheid van de beloofde Verlosser, op grond waarvan men de actuele gebeurtenis(sen) zou kunnen duiden.
Later, in Lukas 19, nog een voorbeeld. In vers 30 lezen we: “Hij zei: Ga het dorp in dat voor u ligt, en als u daar binnenkomt, zult u een veulen vinden dat vastgebonden is, waarop geen mens ooit heeft gezeten. Maak het los en breng het hier.”
Dit is de vervulling van Zacharia’s getuigenis: “Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin” (Zach. 9:9). Het rijden op die ezel was dan ook een duidelijk teken van de komst van de Messias-Koning. Maar het werd niet opgemerkt, zodat de Heere Jezus verzucht: “Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen” (vs. 42).
In vers 44 waarschuwt de Heere voor de gevolgen voor Jeruzalem en haar inwoners: “En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend.”
Er vonden voor hun ogen dus bepaalde gebeurtenissen plaats die, in ieder geval door het grootste deel van de mensen, niet werden onderkend. Dat wil zeggen: zij werden niet herkend als tekenen waarover al geprofeteerd was. En dat is nu juist de bedoeling van profetie! Hierover later meer. We staan nu eerst even stil bij de vraag: Wat is profetie?
Profetie
Als we het over profetieën hebben, zijn twee teksten allereerst van belang.
Ten eerste: Jesaja 46:9b-11
“Ik ben God, en er is er geen als Ik, Die vanaf het begin verkondigt wat het einde zal zijn, van oudsher de dingen die nog niet plaatsgevonden hebben; Die zegt: Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen (…) Ja, Ik heb gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb het geformeerd, Ik zal het ook doen.”
We zien in deze tekst tot viermaal toe de stijlvorm hendiadys (= Grieks voor: één door twee). Eén waarheid wordt op twee manieren gezegd.
Laten we het voor de duidelijkheid even naast elkaar zetten:
1. Ik, Die | vanaf het begin verkondigt | wat het einde zal zijn |
van oudsher (verkondigt) | wat nog niet plaatsgevonden heeft |
2. Die zegt | Mijn raadsbesluit | houdt stand |
en | Ik zal al Mijn welbehagen | doen |
3. Die | een roofvogel roept | uit het oosten |
een man van Mijn raad | uit een ver land |
4. Ja, | Ik heb gesproken | Ik zal het ook doen komen |
Ik heb geformeerd | Ik zal het ook doen |
Er is dus een raadsbesluit van God, waarin Hij een welbehagen heeft. Daarin staat elke tijd en gelegenheid genoteerd, van begin tot eind. De hele gang van de wereld door de tijden heen is daarin opgenomen. Op basis van dit raadsbesluit (of: plan) handelt de Heere God om Zijn wil te volbrengen. Zie nr. 3: die roofvogel uit het oosten = een man van Mijn raad uit een ver land. Uit de context van het boek Jesaja weten we dat deze ‘man’ betrekking kan hebben op koning Kores II van Perzië en/of de latere koning van Babel, Nebukadnezar. Beide machten, Perzië en Babel, liggen ten oosten van Jeruzalem en beide machthebbers stonden ten dienste van Gods raad. In Jesaja 44:28 wordt Kores ‘Mijn herder’ genoemd en in 45:1 ‘gezalfde’ (Hebr. mashiyach, messias). Uit Babel zou later Nebukadnezar komen om te roven (o.a. de tempelschatten). In Jeremia 27:6 wordt deze koning ‘Mijn dienaar’ genoemd en in Daniël 5:18 lezen we dat God hem “het koningschap, grootheid, eer en majesteit” gegeven heeft.
God heeft dus een plan, op basis waarvan de Heere dingen doet (komen). Daarom is het belangrijk om profetieën te lezen tegen de achtergrond van dat (allesomvattende) plan of raadsbesluit.
Ten tweede: 2 Petrus 1:20-21
“Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.”
Uit deze woorden blijkt dat we niet lichtvaardig mogen omgaan met het profetisch Woord. Profetische woorden zijn, net als alle andere woorden in de Bijbel, geïnspireerde woorden, heilige woorden dus.
Onzorgvuldigheid kan gemakkelijk leiden tot eigenmachtige uitleg en allerlei speculaties. In verband met de voorspellingen vorig jaar aangaande de komst van Christus zagen we diverse ‘bekende’, ‘deskundige’, ‘vooraanstaande’ predikers die zo zeker wisten (en verkondigden!) dat de wederkomst op 23 september of daaromtrent zou plaatsvinden. Toen hun voorspellingen niet uit kwamen, wrongen zij zich in allerlei bochten om hun missers goed te praten. En jawel, de goegemeente schaart zich vervolgens gewoon weer onder hun gehoor om naar hun gebazel te luisteren. Het volk krijgt de leiders die het verdient, zullen we maar zeggen.
En vooral als het gaat om profetieën ligt misleiding op de loer. In Lukas 21:8 zegt de Heere Jezus: “Pas op dat u niet misleid wordt, want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en: De tijd is nabijgekomen. Ga hen dan niet achterna.”
Eindtijd
Het is goed om ook even stil te staan bij het begrip ‘eindtijd’, dat veelvuldig gebruikt wordt als het gaat om de (weder)komst van Christus. Dikwijls wordt gezegd, dat wij vandaag leven in de eindtijd. Is dat juist?
Het begrip ‘eindtijd’ wordt in de NBG-’51 vertaling vier keer gebruikt in Daniël 11:35 en 40; 12:4 en 9.
Andere vertalingen spreken over de ‘tijd van het einde’. In de Septuagint (LXX), de invloedrijke Griekse vertaling van het (Hebreeuwse) Oude Testament, lezen we in genoemde teksten: ‘kairou sunteleias’, tijd van de voleinding.
Dit ‘sunteleia’ komt in het (Griekse) Nieuwe Testament ook voor in de uitdrukking ‘voleinding der wereld’ (Matt. 13:39, 40, 49; 24:3; 28:20). Het woord voor ‘wereld’ is hier: aioon, eeuw.
In Mattheüs 24:3 stellen de discipelen deze vraag: “En wat is het teken van Uw komst (parousia) en van de voleinding (sunteleia) van de wereld (aioon)?”
Het gaat hier om de tijd die verband houdt met de komst (parousia = letterlijk: aanwezigheid) van Christus en het einde van de eeuw. Dit is de huidige eeuw, die onder heerschappij van de tegenstander ligt (zie 2 Kor. 4:4).
De Heere Jezus geeft antwoord op hun vraag en begint met een waarschuwing die we al eerder noemden: “Pas op dat niemand u misleidt…” Vervolgens spreekt de Heere over oorlogen en geruchten van oorlogen en roept op om rustig te blijven, want “al die dingen moeten gebeuren, maar het is het einde (van die eeuw-red.) nog niet” (vs. 6). “Want volk zal tegen volk opstaan, en koninkrijk tegen koninkrijk; en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. (vs. 7-8). De laatste weeën, de ‘eindtijdweeën’ zeg maar, vinden we in het boek Openbaring. Dat zijn de (pijnlijke) barensweeën, zoals ze meestal vlak voor de geboorte optreden.
In vers 14 voegt de Heere er nog iets aan toe wat ook in die ‘tijd van het einde’ gebeuren moet: “En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde (van de eeuw-red.) komen.”
Vervolgens bespreekt de Heere nog een aantal zaken, die direct verband houden met die tijd van het einde. En dat zijn gebeurtenissen die als tekenen der tijden dienen en ons leren wat profetie eigenlijk inhoudt en wat de bedoeling ervan is.
De bedoeling van profetie
Als we het profetisch Woord bestuderen, kunnen we de bedoeling ervan in twee punten samenvatten:
1. Profetie is gegeven zodat men van tevoren weet dat bepaalde gebeurtenissen (in de toekomst) gaan plaatsvinden, soms inclusief het hoe en wanneer.
2. Profetie is gegeven om gebeurtenissen te herkennen op het moment dát ze plaatsvinden.
Beide stellingen zijn niet alleen waar, maar ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden. In de praktijk is er heden ten dage vooral aandacht voor punt 1 en dat is misschien ook wel logisch, omdat de vervulling nog niet is aangebroken en er van herkenning (nog) geen sprake kan zijn.
Om een voorbeeld te noemen in verband met punt 1 verwijs ik graag naar Ezechiël 20. Dit is een indrukwekkend hoofdstuk waarin de hele geschiedenis van Israël beschreven wordt, van de verlossing uit Egypte tot en met de (toekomstige) terugverzameling uit de volken, waaronder zij verspreid zijn als gevolg van hun ongehoorzaamheid.
Vanaf vers 33 wordt die terugverzameling gedetailleerd beschreven, En daaruit blijkt bijvoorbeeld ook dat de ongelovigen wél uit het land van hun vreemdelingschap zullen worden geleid, maar zij zullen níet in het beloofde land ingaan. Als we deze en andere profetieën over Israëls herstel lezen, zullen we ontdekken dat dit er anders uitziet dan wat we tot nog toe gezien hebben in en om het huidige Israël. Met andere woorden: wat er tot nu toe, in de laatste ruim honderd jaar, is gebeurd, is weliswaar betekenisvol en in het lichte van het gehele profetische Woord ook noodzakelijk (en te verklaren), maar het is nog niet de vervulling van wat God heeft beloofd te zullen doen.
Let wel: profetie en belofte is niet hetzelfde! Profetieën spreken over wat er in de toekomst zal gebeuren, beloften (van God) zeggen ons specifiek wat de Heere in de toekomst zal gaan doen met betrekking tot het herstel van Israël, de volkeren, de wereld, etc. Het gaat dan om de “tijden waarin alle dingen worden hersteld” en de wederkomst van Christus, zoals Petrus eertijds zei (Hand. 3:21).
In verband met punt 2 kunnen we bijvoorbeeld denken aan wat de Heere Jezus zei tegen de Zijnen. De Heere bespreekt in Zijn afscheidsrede tal van zaken over Zijn heengaan en zegt dan: “Nu al zeg Ik het u voordat het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, u zult geloven dat Ik het ben” (Joh. 13:19, zie ook 14:29). Hij zei o.a. dat Hij zou heengaan (om te sterven) en weer bij hen terug zou komen (na Zijn opstanding). En Hij zei het van tevoren, zodat als het daadwerkelijk (zo) zou gebeuren, zij het zouden onderkennen!
Dus: profetie is enerzijds gegeven om te (voor)zeggen wat en hoe de dingen in de toekomst zullen gaan gebeuren (punt 1), en anderzijds om op het moment dát die dingen gebeuren, men (lees: de gelovigen) het ook kunnen herkennen, onderkennen (punt 2).
En dat brengt ons weer terug bij de ‘tekenen der tijden’. De Heere Jezus noemt diverse tekenen die verband houden met Zijn wederkomst. De vraag is: welke tekenen zijn dat en zien we die nu vandaag al? Het antwoord is uitermate belangrijk om te bepalen in welk tijdsgewricht we ons momenteel bevinden en of we de Heere al dan niet op korte termijn kunnen verwachten.
In het volgende nummer zullen we -zo de Heere wil en wij leven- die vragen beantwoorden.