Een moeilijk vraagstuk
De kwestie van de vrije wil is niet eenvoudig. Sommige mensen stellen dat de mens een absolute vrije wil heeft. Anderen menen dat de mens in het geheel geen vrije wil heeft. Volgens de één bepaalt God al het menselijk denken en handelen, terwijl de ander meent dat de mens geheel bestuurd wordt door chemische processen in het hoofd. Ook de Bijbel lijkt soms tegenstrijdig. Zo zegt Paulus eerst in Romeinen 7: “Wat ik doe, weet ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat…”, om vervolgens in Romeinen 12 de gelovigen ertoe op te roepen dat zij God behoren te dienen. Hoe kan men het laatste doen die eerste woorden in gedachte?
Logisch nadenkend kennen beide opvatting ook zo hun problemen. Als wij een geheel vrije wil hebben, dan kan God geen heilsplan hebben met deze wereld, omdat Hij dan geheel afhankelijk is van wat de mens beslist en doet. Maar als wij in het geheel geen vrije wil hebben, dan is alles helemaal voorbestemd. Wij zijn dan een soort marionetten van God of zijn overgeleverd aan chemische processen in ons hoofd. In beide gevallen kunnen wij dan niet verantwoordelijk gehouden worden voor onze daden.
Al met al is dit dus een moeilijk onderwerp dat eigenlijk te omvangrijk is om te bespreken in één artikel. Maar dat mag geen reden zijn om het er dan maar niet over te hebben. Het is overigens niet de bedoeling van dit artikel om tot een allesomvattend antwoord te komen. Wat ik wel hoop is dat wij (meer) nadenken over hoe wij denken, handelen en overeenkomstig wat God van ons vraagt onze verantwoordelijkheid nemen in dit leven.
Een zekere vrije wil
Laten wij voor het vinden van een antwoord op het vraagstuk van de vrije wil beginnen bij het begin. Het begin is in Genesis terug te vinden en in dit geval in Genesis 3, de beschrijving van hoe de zondeval plaats vond. Wanneer wij deze geschiedenis lezen, valt op dat de vrouw luistert naar wat de slang zegt, zijn woorden in overweging neemt en op grond daarvan een keuze maakt. In het verlengde van die keuze neemt Adam ook een beslissing. Vervolgens ondervinden beiden hiervan de consequentie – namelijk dat zij naakt zijn – en besluiten zij kleding van vijgenbladeren te maken en zich voor God te verschuilen als Hij hen opzoekt. Als God hen uiteindelijk toch bij Zich heeft weten te krijgen, stelt hij hen verantwoordelijk voor hun keuze en worden zij veroordeeld tot een eindig leven buiten de Hof.
In dit eerste ‘levensverhaal’ van de Bijbel komt de mogelijkheid om bepaalde keuzes te maken prominent naar voren. Maar ook in het vervolg van de Bijbel is dit het geval. In het volgende ‘levensverhaal’ zien wij hoe Kaïn er voor kiest om een kwalitatief minder offer te brengen dan Abel (Genesis 4). Kaïn wordt vervolgens boos als God geen acht slaat op zijn offer. In reactie hierop spreekt God Kaïn aan op zijn keuze: “Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen.” Kaïn kiest er vervolgens voor om nog dieper in de begeerte van de zonde weg te zakken, met als dieptepunt dat hij zijn broer doodt. Net als zijn ouders wordt ook Kaïn door God ter verantwoording geroepen en veroordeeld.
Zo zien wij dat aan het begin van de Bijbel heel duidelijk beschreven wordt dat de mens keuzevrijheid heeft. Ook in het vervolg van de Bijbel is dit het geval. Denk aan Abraham die naar God luisterde en naar het onbekende Kanaän vertrok. En aan Abrahams neef Lot die egoïstisch het beste deel koos. Natuurlijk is daar ook het volk Israël dat er voor kiest om een gouden kalf te maken als Mozes lang wegblijft en daarvoor door God gestraft wordt. Een ander mooi voorbeeld is Jona. Hij kiest er eerst voor om voor God weg te vluchten, maar daarna – als hij door God in zijn kraag gevat wordt – toch in Ninevé gaat profeteren om er daarna voor te kiezen om onder het boom het oordeel van God over die stad af te wachten. En zo zijn er talloze voorbeelden.
Toch zijn deze en andere voorbeelden voor sommige gelovigen niet overtuigend genoeg om in ieder geval te stellen dat de mens in zekere mate een vrije wil heeft. Integendeel, men meent dat de ogenschijnlijk door mensen gemaakte keuzes op de achtergrond altijd en geheel door God ingegeven zijn. Het is echter de vraag of dit zo is. In de Bijbel lijkt in ieder geval geen duidelijke onderbouwing voor deze gedachte terug te vinden. Toch is het zo dat er in de Bijbel wel degelijk gebeurtenissen beschreven staan waarin God direct ingrijpt in het menselijk denken. Echter, deze gebeurtenissen zijn uitzonderingen en er wordt in dergelijke gevallen expliciet melding van gedaan dat God ingrijpt. Te denken valt bijvoorbeeld aan Exodus, waarin God het hart van Farao verhardt. Dit voorbeeld van uitzonderlijk handelen zien wij later gebruikt in Romeinen 9 als het gaat over hoe God met Zijn volk Israël handelt. Maar ook kunnen wij denken aan Jesaja 45, waar staat dat God koning Kores heeft vastgegrepen om hem te gebruiken om zijn volk Israël terug te laten keren uit ballingschap. En natuurlijk is Gods ingrijpen bij de weglopende Jona een goed voorbeeld.
Wanneer wij zo deze eerste bespiegelingen de revue laten passeren, dan kunnen wij in ieder geval stellen dat de mens in zekere mate een vrije wil heeft en dat God de mens verantwoordelijk houdt voor de keuzes die hij vanuit deze vrijheid maakt. Tegelijkertijd hebben wij ook gezien dat God absoluut kan ingrijpen op de menselijke wil en het menselijk handelen, maar dat wanneer dit gebeurt, dit uitzonderlijk is en expliciet in de Bijbel beschreven staat.
Beperkingen van de vrije wil
De mens heeft dus een zekere vrij wil, waarop God kan ingrijpen, wat Hij in uitzonderlijke gevallen ook doet. De vraag is nu hoe ver deze vrije wil reikt. Als wij alleen al logisch nadenken, kunnen wij niet anders dan concluderen dat onze vrije wil beperkt is. Wie wil er niet gezond blijven, oud worden en gelukkig en geliefd zijn? Toch hebben wij dergelijke zaken maar nauwelijks in de hand. Hoe gezond je ook leeft, toch kun je ineens getroffen worden door een ellendige ziekte. Hoe voorzichtig je ook leeft, toch kan het noodlot in één keer toeslaan zodat je sterft. En ook gelukkig en geliefd zijn hebben wij niet echt in de hand. Wij zijn bij die laatste twee namelijk niet alleen van onszelf afhankelijk, maar ook van anderen. In wat voor gezin ben je geboren, wie zijn je vrienden, met wie trouw je en wat voor persoonlijke omstandigheden treffen jou en de mensen die je liefhebt? Zomaar wat factoren die bepalen of je gelukkig en/of geliefd bent. Sommige mensen vinden in dit opzicht meer herkenning in wat in Psalm 90:10 staat dan in de slogan ‘Succes maak je zelf’: “De dagen van onze jaren: daarin zijn zeventig jaren, of, als wij zeer sterk zijn, tachtig jaren, maar het meeste daarvan is moeite en verdriet, want het wordt snel afgesneden en wij vliegen heen.”
Verder zijn er nog tal van andere zaken die onze vrije wil (kunnen) beïnvloeden/begrenzen, zoals karakter, psychische gesteldheid, verstandelijk (on)vermogen, tijdgeest, cultuur, politieke beslissingen, invloed van de media, etc.
Maar ook als wij de Bijbel openslaan vinden wij factoren terug die de menselijke wil beïnvloeden en beperken. Laten wij eerst teruggaan naar Genesis. Daar zien wij hoe de vrouw misleid wordt door de slang en zich laat leiden door begeerte. En later zien wij hoe Kaïn geleid wordt door boosheid en frustratie. En hoorden wij Paulus aan het begin van dit artikel niet zeggen dat hij niet datgene doet wat hij wenst te doen? Wij kunnen wel stellen dat de mens soms een erg zwakke geest heeft die zich gemakkelijk laat meeslepen door de gedachten van anderen en de begeerten van zichzelf.
In een heel ander opzicht toont de Bijbel aan dat de menselijke geest begrensd wordt doordat hij aan de wetten van de schepping onderworpen is. Zo staat in Prediker 3:11b dat God ‘de eeuw’ in het hart van de mens gelegd heeft, zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, van het begin tot einde kan begrijpen. De mens leeft in een wereld die begrensd wordt door de principes van tijd en ruimte. Wij kunnen de tijd niet terugdraaien of in de toekomst kijken. Ook kunnen wij niet ongelimiteerd daar naar toen gaan waar wij maar willen. En verder is ook ons besef beperkt. Gods werk, of dit nu Zijn heilsplan betreft of Zijn scheppingswerk, kunnen wij nooit ten volle vatten. En tot slot geldt toch ook de lotsbestemming die Adam wordt meegegeven als hij samen met zijn vrouw de Hof van Eden uit gezet wordt: “In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren” Gen. 3:19).
Ik denk dat wij wel kunnen stellen dat de zekere vrije wil die de mens heeft, zijn beperkingen kent. Grofweg zouden wij kunnen zeggen dat het beïnvloed en begrensd wordt door menselijke en natuurlijke wetten. Menselijke wetten kunnen wij zien als beïnvloeding door wie wij zelf zijn en de invloed die onze omgeving op ons uitoefent. Natuurlijke wetten vinden wij terug in de beperkingen die tijd en ruimte ons stellen, maar ook in onze lotsbestemming als mens die in een vergankelijke wereld leeft. Wanneer wij ons dan afvragen of wij een vrije wil hebben, kunnen slechts deze conclusie trekken:
De mens heeft een beperkte vrije wil.
Kracht voor de menselijke wil
Wij citeerden aan het begin van dit artikel de woorden van Paulus uit Romeinen 7: “Wat ik doe, weet ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat…” Is dit de realiteit waarmee wij van doen hebben? Moeten wij maar leren leven met de sterke beperkingen die onze wil ondervindt en met de willekeur die het menselijk bestaan ten deel valt? Enerzijds is dit inderdaad het geval, zoals ook Prediker 9:11-12 ons laat zien: “Opnieuw zag ik onder de zon dat niet de snellen de wedloop winnen, en ook niet de helden de strijd, ook dat niet de wijzen brood hebben, en ook niet de verstandigen rijkdom, en evenmin de kenners gunst. Tijd en toeval overkomen hun immers allen. Want de mens weet ook zijn tijd niet, evenmin als de vissen die in een boosaardig net worden gevangen, en als de vogels die gevangen worden met de strik. Net als zij worden de mensenkinderen op een kwaad ogenblik verstrikt, wanneer dat hun plotseling overvalt.”
Wat hier geschreven staat ondervinden miljarden mensen iedere dag. Iemand die slecht leeft, wordt in rijkdom oud en iemand die goed leeft, sterft in armoede op jonge leeftijd. Hoe hard wij ook willen of ons best doen, het is ons soms gewoonweg niet gegeven.
Anderzijds hoeven wij niet bij de pakken neer te zitten. In hetzelfde hoofdstuk waarin Paulus klaagt over zijn verdorven aard als mens, staat even verderop ook de uitweg vermeld, nog wel vlak na een indringende doodskreet: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” gevolgd door: “Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere. Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde. Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood.” Door Jezus Christus is de gelovige verlost en vrij gemaakt door de geest van het leven van de wet van de zonde en van de dood. Door de kracht van deze zelfde geest kan de mens weerstand bieden tegen de zonde (zie ook Rom. 5:11-14) en zodoende gehoor geven aan de oproep die Paulus in Romeinen 12 doet: “Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.” Vanuit deze zelfde gedachte kan Paulus de gelovigen er in Kolossenzen 3 eerst toe oproepen om slechte driften en gewoonten voor dood te houden om er vervolgens goede gevoelens en gedragingen voor in de plaats te laten komen: “Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld” (Kol. 3:12).
Besluit
De mens heeft dus een beperkte vrije wil. Maar voor de gelovige geldt dat hij van God iets extra’s heeft gekregen om weerstand te bieden tegen misleiding en verkeerde invloed en om des te meer het goede na te streven. Daarbij mag de gelovige over de grenzen van tijd en ruimte heen kijken. Hij mag zien wat voor geweldige hemelse toekomst hem na het aardse bestaan wacht in de nabijheid van God. En natuurlijk mogen wij in Openbaring ook met de apostel Johannes meekijken in de toekomst wanneer door Jezus Christus hemel en aarde bij elkaar komen en de beperkingen van tijd, ruimte, zonde, dood en vergankelijkheid tot een einde behoren. Totdat het zo ver is, mogen wij troost en ook zeker inspiratie putten uit Paulus’ gebed uit Filippenzen 1 ten aanzien van alles wat ons overkomt, en vooral ook ten aanzien van alles waar wij verantwoordelijkheid in (moeten) nemen: “En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid, opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, opdat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.”