Probleem
Nu is het wonderlijk, dat in vers 23 van dit hoofdstuk de naam Immanuël gegeven wordt aan de Zoon. Dat wil zeggen: volgens de profetie van Jesaja 7:14 zou dat moeten, maar in werkelijkheid is het niet gebeurd!
Wij kunnen dit niet beschouwen als een menselijke vergissing van het ouderpaar, want Jozef en Maria krijgen allebei de opdracht (!) om het Kind Jezus te noemen:
- In Mattheüs 1:21 spreekt de engel tot Jozef: "Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven."
- In Lukas 1:31 zegt Gabriël tegen Maria: "En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven."
Toch staat overduidelijk geschreven in de profetie van Jesaja, dat deze zoon genoemd zou worden: Immanuël. Dit is overigens voor Joodse mensen dikwijls een argument om "aan te tonen", dat Jezus niet de beloofde Messias kon zijn. Hij heeft immers een verkeerde naam...
Maar is dat zo? Want wij geloven toch in de volledige inspiratie van de Bijbel en kunnen niet aannemen, dat God Zich heeft vergist!
Als de namen zelf niet met elkaar overeenstemmen, dan moet de oplossing van dit "probleem" kennelijk gevonden worden in hun betekenis. Daarbij is het ook belangrijk om de historische c.q. profetische achtergrond te bezien.
De profetie van Jesaja
Mattheüs 1:23 is een aanhaling van twee Schriftplaatsen, te weten Jesaja 7:14 en 8:10.
Deze profetie is eertijds uitgesproken in de tijd van koning Achaz. Hij weigerde in te gaan op het aanbod van de HERE om een teken te ontvangen ter bemoediging; kennelijk was het voor de HERE zo belangrijk, dat Hij toch besloot dat teken te geven. Waarom was dit zo belangrijk? Omdat dit teken niet alleen voor die dagen zou zijn, maar ook voor de toekomst in verband met de komst van de Verlosser. Dat wordt ook duidelijk als wij bedenken, dat dit teken een onderdeel is van een heerlijke Messiaanse profetie, die begint in Jesaja 7:10 en eindigt in hoofdstuk 9:6. En hoewel een deel van deze voorzegging in die dagen reeds een (voor-)vervulling heeft gekend, betekent dat nog niet, dat de profetie als zodanig vervuld is.
De meeste profetieën kennen een gedeeltelijke vervulling in het verleden en een volledige vervulling in de toekomst!
Het verleden en de toekomst worden in deze profetie aan elkaar verbonden, juist door de naam Immanuël, oftewel: God (is) met ons:
1e deel | Jesaja 7:10 tot | 8:8-10 |
Intermezzo | Jesaja | 8:8-10 Immanuël en zijn land |
2e deel | Jesaja | 8:8-10 tot 9:6 |
Het begint met het teken van Immanuël, en het eindigt met de openbaring van Immanuël in Zijn Koninkrijk, samengevat in de bekende woorden van Jesaja 9, vers 5: "Want een Kind is ons geboren (teken), een Zoon is ons gegeven (openbaring)."
Het verleden
Het is duidelijk uit de woorden van hoofdstuk 7, dat koning Achaz doodsbenauwd was voor het verbond tussen Efraïm en Aram, en geneigd was heil te zoeken bij de koning van Assur.
Hem werd echter een teken van de HERE gegeven, dat dit gevaar zou wijken. Dit teken moet dus een betekenis voor Achaz hebben gehad als een bevestiging van het woord des HEREN, door de profeet gesproken. Er zou een zoon geboren worden uit een jonkvrouw en hij zou Immanuël gaan heten. En nog voordat het kind tot onderscheid gekomen zou zijn, zouden de koningen van Efraïm en Aram verwijderd worden. We lezen verder niet, dat het kind geboren is, maar dat zal zeker het geval geweest zijn, want dát was juist het teken! De HERE heeft ongetwijfeld Zijn woord gehouden tegenover Achaz.
De toekomst
Langzamerhand verlaat de profetie z'n historische achtergrond en strekt zich uit naar de toekomst. In Jesaja 8:8 wordt gesproken over het land van Immanuël en vers 10 zegt: "God is met ons." Het betreft hier dus een land en een volk. Uiteraard gaat het hier om land en volk van Israël. Vers 23 en Jesaja 9:1 sluiten daarop aan: "Doch er zal geen donkerheid wezen voor het land dat in benauwdheid was... het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van diepe duisternis, straalt een licht."
Vervolgens sluit de profetie af met de komst van het Kind, die de Zoon is, de Messias (vs. 5,6).
Immanuël heeft dus een land en woont onder Zijn volk en zal de troon van David bestijgen en vrede brengen. Steeds duidelijker zien wij het beeld van de Messias verschijnen. Als Hij eenmaal woont temidden van Zijn volk en zal heersen op Zijn troon, dan zal Hij genoemd worden: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
Machtige woorden, uitgesproken door de profeet Jesaja, wiens naam betekent: de HERE is heil/redding. En dat brengt ons weer terug bij de geboorte van de Messias, zoals beschreven in het Nieuwe Testament.
...gij zult Hem de naam Jezus geven...
Over het donkere land straalde een licht, het licht van de Zoon van God. Het is opvallend, dat de herders de eersten zijn, die horen, dat de Messias geboren is: "...ik verkondig u grote blijdschap: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David." (Luk. 2:11) Waarom de herders? Omdat hier de ware Herder van Israël wordt verkondigd!
De Herder, die Zijn leven zou inzetten voor Zijn schapen. De Herder, die "de Zijnen" zou verlossen. Het is de HERE Zelf die hier onder Zijn volk komt wonen: God met ons - Immanuël.
En juist om dát te benadrukken werd Zijn naam: Jezus!
In Mattheüs 1 wordt de reden gegeven waarom Hij de naam Jezus moest ontvangen: "…gij zult Hem de naam Jezus geven, WANT Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden." (vs. 21)
De naam Jezus betekent (net als Jesaja): de HERE is heil/redding.
De komst van Jezus betekent: de HERE redt Zijn volk, met andere woorden: God is met ons.
Waarom de naam JEZUS?
Het was dus uitdrukkelijk de bedoeling, dat de Heiland de naam ‘Jezus’ zou ontvangen bij Zijn komst in de wereld.
Waarom juist deze naam?
Wel, we zagen al, dat de reden daarvoor wordt aangegeven in Mattheüs 1, vers 21: "…want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden."
In Lukas 2 wordt Hij aangeduid als "Christus, de Here" (vs. 11). Dat tesamen bepaalt ons bij de heerlijkheid van deze naam.
De Naam ‘Jezus’ is de Griekse vorm van het Hebreeuwse ‘Jehoshua’ of (de verkorte vorm) ‘Joshua’ en betekent: JaHWeH (HERE) is redding.
‘Jezus’ is de Naam van Hem, die wij in het Oude Testament kennen als de HERE. Hij is de "Ik-ben". God heeft Zich in de Bijbel met deze Naam bekendgemaakt. En zoals dat meestal het geval is met namen in de Bijbel, drukt ook deze Naam het wezen van de Persoon uit.
Taalkundig gezien is de Naam HERE, in het Hebreeuws: JHWH (JaHWeH) afgeleid van 'havah', hetgeen betekent: in zichzelf bestaand, en ook: bekend wordend. Als wij deze twee betekenissen van 'havah' combineren, krijgen we de volledige inhoud van de Naam JaHWeH, namelijk de in-Zichzelf-bestaande-die-Zichzelf-bekendmaakt.
‘God’ is niet een naam, maar een titel. Het is de vertaling van het Hebreeuwse ‘Elohim’, de meervoudsvorm van ‘El’. Deze meervoudsvorm wijst op het unieke van de Goddelijk Persoon, die Eén is en toch ook Drie. Dat wil zeggen: God is Eén en manifesteert Zich op drievoudige wijze. Door de 'leer der Drie-eenheid' is de nadruk helaas teveel op de Drie komen te liggen. In de Bijbel is het andersom en ligt het accent op de Eenheid van God!
God is niet méér dan Eén, maar Eén, bestaande uit Meerderen. Deze drie-Eenheid is voor ons mensen niet te doorgronden; we moeten het Bijbels getuigenis hierover gelovig aanvaarden.
De begrippen die in dit verband belangrijk zijn, zijn: Vader, Zoon en Geest. Deze begrippen horen bij elkaar en zijn aanduidingen van één en dezelfde Persoon, namelijk God. Als wij één van deze begrippen tegenkomen worden wij steeds bepaald bij de Godheid Zelf. Zij hebben daarom in de Bijbel ook, met eerbied gesproken, dezelfde eigenschappen en waardigheid.
De titel ‘God’ duidt op Zijn positie: uniek, boven alles verheven, terwijl de Naam HERE vooral betrekking heeft op Zijn wezen.
De HERE God is dus: De-altijd-zijnde-die-boven-alles-is.
De naam ‘JaHWeH’ (HERE) vinden wij dus terug in ‘Jezus’: de HERE is redding.
De titel ‘God’ vinden we terug in ‘Immanuël’: God met ons.
Als Jesaja geleefd zou hebben in de tijd van de geboorte van Christus, zou hij vast en zeker hebben uitgeroepen: “Jezus is Immanuël - de HERE God is met ons om ons te redden.” De profeet zou echter, net als in zijn dagen, een eenling geweest zijn. Slechts weinigen hebben Hem (h)erkend. De meerderheid van het volk was ziende blind en horende doof. Alleen de gelovigen onder hen konden getuigen: "...en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders..." (Joh. 1:14)
Tijdens Zijn eerste komst werd de Messias verworpen en voor velen was Hij een struikelblok. Ook daarvan sprak de Messiaanse profetie in Jesaja 7 tot 9.
In hoofdstuk 8:13 vermaant de profeet de HERE der heerscharen heilig te achten, maar wat was de praktijk? Jesaja 53: "Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht." (vs. 3)
In Jesaja 8:14,15 wordt gezegd, dat de HERE voor velen zal zijn: "…een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt."
Later horen wij Simeon hetzelfde zeggen als hij het Kind in zijn armen houdt: "...mijn ogen hebben Uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken... Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt..." (zie Luk. 2:29-35) Eeuwenlang is er twijfel geweest rond de Persoon van Jezus Christus.
Ook tijdens Zijn komst in vernedering, om te lijden, is Hij een teken geweest en heeft Hij tekenen verricht. Tekenen van een heerlijke toekomst als "...elk oog Hem zal zien, ook zij die Hem hebben doorstoken..." (Openb. 1:7)
Pas in de toekomst, als Hij Zich openbaart, zal Hij boven alle twijfel verheven zijn!
Dan zal Israël weten, dat Hij de Redder is: God met ons! En alle volkeren zullen ontdekken, dat Hij de HERE is en als de Aanwezige temidden der volken wil wonen…