Dat begint al als een vrouw zwanger is. Er is blijdschap, want er gaat een kleintje komen. Vroeger werden dan de luiers geteld en verdere voorbereidingen worden getroffen. Dat gaat tegenwoordig wel een beetje anders, maar toch is er een soort feeststemming. Na verloop van tijd worden de aanstaande grootouders ingelicht en ook dat kan een feestje opleveren, want oma en opa worden is toch een prachtige toegift van het leven. Maar als de eerste zeven maanden voorbij zijn en het kleine, nieuwe mensje groeit zoals het hoort, dan wordt het toch wel zwaar. Dan duurt het toch nog een week of acht en dan moet er toch echt wat gebeuren, want zo kan het niet langer. Er moet verlossing komen. Vroeger werd de vroedvrouw op de fiets gehaald maar nu gaat het ook vaak naar de verloskamer waar verloskundigen aanwezig zijn met alle apparatuur die met niet nodig hoopt te hebben. Dan begint er nog een zware klus voor de aanstaande moeder want het gaat allemaal niet zomaar.
Gods Woord liet ons al weten in Genesis 3:16 dat de moeite in de zwangerschap zeer vergroot zou worden: ‘met pijn zult u kinderen baren’.
En dat de praktijk inderdaad zo is, kan iedere vrouw die een kind ter wereld gebracht heeft bevestigen. Maar dan, na veel inspanningen van de moeder, wordt het kind geboren en gaat de druk van de ketel. De moeder is van het kind verlost en het kind zelf is ook verlost uit een beklemmende positie. De moeder kan opgelucht adem halen en het kind gaat voor het eerst zelf de longen gebruiken. Beiden zijn moe van de zware klus en hebben rust nodig.
De menselijke geboorte is een beeld
Daarover lezen we in Johannes 3, in het gesprek tussen de Heere Jezus met één der voormannen van de Joden. Het misverstand tussen de beide gesprekspartners is groot, want Jezus spreekt in vers 3 over een van bovenaf (Gr. anothen) verwekt c.q. geboren worden en Nicodemus spreekt in zijn antwoord over letterlijk geboren worden (uit een vrouw). De Heere Jezus spreekt hier over de geestelijke kant van geboren worden. De boodschap aan Israël en de Joden was altijd al ‘bekeer u’, keer je om en ga terug naar de woorden en inzettingen van God.
Jezus wijst een weg die hoger gaat en waarvan in het Oude Testament is getuigd: de geboorte uit ‘water en geest’, oftewel geestelijk water.
Een mens wordt geboren uit ‘vleselijk’ water en komt zo ter wereld, gaat zelf ademen en de bloedsomloop wordt omgeschakeld naar zelfstandigheid. Een rigoureuze verandering. En hetzelfde geldt voor de geestelijke omkering. Het is een grote en wezenlijke verandering die noodzakelijk is om in het Koninkrijk van God te kunnen leven.
Voor Nicodemus maar moeilijk te vatten allemaal: “Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?” (vs. 10). Terechte verbazing, want de Heere had daarover in de Tenach (oude Testament) al over gesproken (zie bijv. Ezech. 36:25 e.v.).
Opgroeien
Als alles goed gegaan is met de geboorte dan is er een zelfstandig levend nieuw mensje, dat eerst gevoed wordt met de onvervalste moedermelk. En na verloop van tijd moet dat overgaan in vast voedsel. Zo zou het in het geestelijk leven ook moeten gaan, maar de werkelijkheid is soms weerbarstig.
In de eerste brief van de apostel Paulus aan (de Joden in) Korinthe schrijft hij hierover: “Ik heb u met melk gevoed en niet met vast voedsel, want u kon dat nog niet verdragen; ja dat kunt u ook nu nog niet…” (1 Kor. 3:2-3).
In Hebreeën 5:12 zegt de schrijver (volgens velen Paulus – OV): “Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel.”
In beide verzen klinkt het verwijt luid en duidelijk door dat de geadresseerden (vnl. Joden) geestelijk achterbleven. Ze waren nog met de melk bezig, ze bleven geestelijk achter.
Dat een baby de moedermelk drinkt, is volstrekt normaal, maar als het kind dat jaren later nog steeds doet, klopt er iets niet. Dan kan het zelfs leiden tot ondervoeding en ziekte.
In het geestelijk leven geldt dat evenzeer. Gelovigen zijn soms geestelijk zwaar ondervoed en lijden honger. En dat hoeft niet, want de Heere God gaf ons Zijn Woord waarin Hij Zichzelf bekendmaakt en Zijn plannen ontvouwt. Maar dan moet je wel de Bijbel openen en alles tot je nemen. En het mooiste is om dat samen met medegelovigen kunt doen. Niets werkt zo inspirerend en verblijdend dan samen met anderen de Bijbel te bestuderen!
Ouder worden
Is een mens zonder te verongelukken of fatale ziekten volwassen geworden en verder richting de ouderdom leeft, dan gaat het toch wat moeizamer met dat lichaam wat zo schitterend begon. Dingen die vroeger op de automatische piloot gingen, zijn niet meer zo vanzelfsprekend. In Prediker 12:1-7 wordt dat op een schitterende, symbolische manier omschreven.
1 Denk aan uw Schepper in dagen van uw jeugd.
voordat de kwade dagen komen, en de jaren naderen
waarvan u zeggen zult:
Ik vind er geen vreugde in:
2 voordat de zon verduisterd wordt, evenals het licht
en de maan en de sterren,
en de wolken terugkeren na de regen.
3 op die dag, wanneer de bewakers van het huis zullen beven,
de sterke mannen zich zullen krommen,
de maalsters ophouden, omdat ze met weinigen zijn,
en zij die door de vensters kijken, verduisterd worden:
4 wanneer de beide deuren naar de straat gesloten worden,
het geluid van de molen verzwakt,
men opstaat bij het geluid van de vogels,
en alle zangeressen neergebogen zullen worden,
5 men ook gaat vrezen voor de hoogte,
en er verschrikkingen zijn op de weg,
de amandelboom gaat bloeien,
de sprinkhaan zichzelf tot last wordt,
en de kapperbes niet meer helpt
- de mens gaat naar zijn eeuwig huis:
rouwklagers doen de ronde in de straat -
6 voordat het zilveren koord verwijderd wordt
en de gouden oliehouder verbrijzeld
de kruik bij de bron stukgebroken wordt
en het rad bij de waterput verbrijzeld,
7 het stof terugkeert naar de aarde zoals het was,
en de geest terugkeert
tot God, Die hem gegeven heeft.
Het begint in vers 1 met de tip om toch vooral in je jeugd aan jouw Schepper te denken, met als argument: “voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan u zeggen zult: Ik vind er geen vreugde in.” Er komt dus in een tijd waar je minder plezier in hebt, de ‘kwade dagen’ wordt dat genoemd.
Het Boek heeft het allemaal wat vrijer vertaald, maar is daarom niet minder duidelijk: “Laat de verrukking van het jong zijn u er niet toe verleiden uw Schepper te vergeten. Eer Hem in uw jeugd, voordat de moeilijke jaren aanbreken waarin u niet meer met volle teugen van het leven geniet.” In de volgende verzen wordt op een heldere, overdrachtelijke manier omschreven hoe het in zijn werk kan gaan met het bejaard raken van ons lichaam.
In vers 2 gaat het over ons zicht, dat minder wordt en in vers 3 over de armen en handen die kunnen gaan beven. En de ‘sterke mannen’ zijn natuurlijk onze benen die wat krom gaan staan. De maalsters zijn de tanden en kiezen die ook hun beste tijd hebben gehad en ogen en oren krijgen meer moeite om alles om je heen waar te nemen. We hebben minder slaap nodig en worden wakker als de vogels ’s morgens vroeg op hun best zijn. Vers 5 zegt dat het lopen minder wordt en hoogten beklimmen gevaarlijk.
De amandelboom is in het vroege voorjaar de allereerste boom die bloeit en zijn bloesem is rose- achtig. Hij is net als Christus de Eersteling, Die tussen de andere doden uit opstond. Maar als de bloei volledig is, gaan de kleuren naar wit en valt de bloesem af, net als de haardos bij een mens. De amandelboom wordt doorgaans ook niet oud, dit in tegenstelling tot de vijgenboom en de olijf. De bloesem van de amandel heeft vijf bloembladen, wat ons bepaalt bij het getal der genade. De sprinkhaan wordt zichzelf tot last. Dit dier dat zo energiek rondsprong en alles kaalvrat is moe gegeten. Ook de ‘kapperbes’ helpt niet meer. Dit is een lastig woord dat maar één keer voor komt in het Oude Testament. In sommigen vertalingen wordt het weergegeven met ‘verlangen’ of ‘stimulans’. Door het ouder worden en het minder goed functioneren van lichaam en geest heeft men ook niet meer zo’n behoefte om nog van alles nog te ondernemen. Het hoeft allemaal niet meer zo nodig.
Aan het eind van vers 5 staat de reden voor dit alles: de mens gaat immers sterven en naar zijn eeuwig huis, want de rouwklagers doen hun ronde al in de straat.
Vanaf vers 6 komen er weer nieuwe symbolen omdat de dood nu echt intreedt. De vier verschillende symbolen hebben eigenlijk dezelfde betekenis. Ze worden in andere vertalingen gekoppeld door het woordje ‘of’: Het zilveren koord, of de gouden oliehouder, of de kruik bij de bron, of het wiel bij de waterbron.
En het eindigt in vers 7 met het stof dat terugkeert tot de aarde zoals het was en de (levens)geest die terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.
Dit is de ‘levensgeest’ waardoor het pas door God geschapen menselijk lichaam (Gen. 2:7) tot een levende ziel werd. Dat is ook de levensgeest die de Heere Jezus bewust teruggaf aan de Vader, zodat Hij stierf (Joh. 10:18). Hij gaf letterlijk de geest, omdat Hij die opdracht van de Vader had en omdat Hij macht had die geest weer op te eisen. Dit gebod had Hij van de Vader ontvangen. Als een gewoon mens sterft, zeggen we soms dat hij of zij de geest gegeven heeft, maar zo gaat het niet. De geest wordt iemand ontnomen. Er was er maar Eén Die Zelf de geest aan God gaf, omdat Hij de kracht bezat om dat te doen.
Als je dus als mens oud bent en spieren en gewrichten pijnlijk worden, en ook de menselijke geest niet meer goed functioneert, en zo meer, kan het uiteindelijk een verlossing zijn om de sterven en zo over het lijden heen te komen. En betreft het een mens in deze genadeperiode, dan is dat het allerbeste volgens Paulus in Filippenzen 1: “…want te leven is voor mij Christus en te sterven is winst”(vs. 21). En vers 23: “…ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste.”
Op deze manier werd er in het Oude Testament, noch in de Evangeliën en Handelingen ooit over het sterven van een mens gesproken. Daar had sterven tot gevolg dat de gestorvene naar het dodenrijk ging en stil werd gezet tot de laatste dag. Prachtig om in deze tijd te mogen leven met dit vooruitzicht. Dat is dan toch ook weer een verlossing ten goede.
Waarvan wordt een mens verlost?
Een mens kan van heel wat verschillende dingen verlost worden. Bijvoorbeeld:
- van de boze, volgens Mattheüs 6:13
- van het oude lichaam des doods, volgens Romeinen 7:24
- hen die onder de wet zijn vrijkopen en verlossen, volgens Galaten 4:5.
- Paulus bidt om verlost te worden van slechte en boosaardige mensen in 2 Thessalonicenzen 3:2
- Paulus werd van alle vervolgingen en lijden verlost, volgens 2 Timotheüs 3:11.
‘Maar wij zijn toch al verlost?’
Inderdaad en dat blijkt zonneklaar uit Efeze 1, vers 7: “In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkheid van Zijn genade.”
Met betrekking tot de Nieuwtestamentische Gemeente wordt nooit gesproken over de eis zich te bekeren of de bede om verlost te worden. Ook in Kolossenzen 1:14 vinden we dezelfde vaste overtuiging: “In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, de vergeving van de zonden” (zie ook Efe. 1:13 en 14).
Hier hoeven gelovigen in deze genade bedeling dus niet om te vragen of te bidden, dit hebben we al ontvangen en daar was een Meester-Verloskundige bij aanwezig. Wij mogen de Heere ervoor danken!
Meerdere verlossingen
Zo komen we tot de slotsom dat de mens best wel een aantal verlossingen mee kan maken. Het begon al met de verlossing uit de steeds krapper wordende positie in de baarmoeder. De baby wordt verlost en begint zelfstandig te leven. Dit is een beeld van de wedergeboorte.
Dan komt er de verlossing als de mens besluit het gehoorde te geloven, volgens Efeze 1, vers 13: “In Hem bent u ook, nadat u het Woord der waarheid, het Evangelie van uw zaligheid gehoord hebt: in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid.”
Tot geloof komen is dus ook een verlossing en zo werkt het ook in de praktijk, is mijn persoonlijke ervaring. Als tegenslagen ons treffen, en dat gaat gegarandeerd gebeuren, dan werkt de verlossing die we in Christus ontvangen hebben heerlijk bevrijdend en tilt ons ver boven de misère van dit leven hier beneden uit.
En de laatste verlossing is die uit het aardse lichaam om onze intrek te nemen in de hemel aan de rechterhand van God. Dat alles als gevolg van het verlossingswerk van onze Heere Jezus Christus, in opdracht van de Vader.
De Verlosser
Job was al overtuigd dat zijn Verlosser leefde en dat Hij ten laatste over het stof zal opstaan (19:25). “En als zij na mijn huid dit doorgeknaagd hebben, zal Ik uit mijn vlees God aanschouwen.
Ik zelf zal Hem aanschouwen, en mijn ogen zullen Hem zien, niet een vreemde: mijn nieren bezwijken van verlangen in mijn binnenste” (vs. 26-27).
Verbijsterende woorden van geloof en vertrouwen. Job schreef God nimmer iets ongerijmds toe, volgens Job 1:22, ondanks het noodlot dat hem trof
Zo verloste God ook Daniël uit de verschroeiende hitte van de verbrandingsoven, volgens Daniël 3:17, waar staat: “Als het moet zal onze God, Die wij vereren ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij zal ons, o koning, uit uw hand verlossen.”
Hierop wordt Nebukadnezar woedend en hij gooit de drie Joodse mannen in de voor deze gelegenheid uitzonderlijk heet gestookte oven.
Maar in vers 25 zegt Nebukadnezar: “Zie, ik zie vier mannen midden in het vuur vrij rondlopen. Zij hebben geen letsel en de aanblik van de vierde lijkt op die van een zoon der goden.” Zonder dat hij zich dat realiseert, profeteert hij over de Zoon van God.
In Hosea 1:7 wordt eveneens op een schitterende manier over de Verlosser gesproken: “Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de Heere hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters.” Ook dit gaat over een echte, spectaculaire, Goddelijke verlossing, die volledig en éénmalig is.
Zo kennen wij toch onze Heer en Heiland ook, want Paulus verzucht in Romeinen 7:, vers 24: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” Onmiddellijk daarna volgt het antwoord op deze vraag: “Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere.”
Zefanja meldt in hoofdstuk 3, vers 17: “De Heere uw God is in uw midden, een Held, Die verlossen zal.” En hij vervolgt in vers 19: “Zie, in die tijd ga Ik optreden tegen al uw verdrukkers. Ik zal verlossen die mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is. Ik zal hen maken tot lof en tot een naam in heel het land waar zij beschaamd waren. In die tijd zal Ik u hierheen brengen, namelijk in de tijd dat Ik u zal bijeenbrengen. Voorzeker, Ik zal U maken tot een naam en tot lof onder alle volken van de aarde, wanneer Ik een omkeer in uw gevangenschap breng, zegt de Heere.”
Het komt uiteindelijk op Gods tijd en volgens Gods plan goed met Israël, net zoals het met ons goed gekomen is door de grote Verlosser, Christus Jezus, onze Heere en Zaligmaker.
2 Timotheüs 1, vers 9: “Hij heeft ons zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet overeenkomstig onze werken, maar overeenkomstig Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, maar nu geopenbaard door de verschijning van onze zaligmaker, Jezus Christus Die de dood tenietgedaan heeft en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft door het evangelie waarvoor ik aangesteld ben als prediker en apostel en leraar van de heidenen.”
Zo laat de Heere God Zich kennen in Oude en Nieuwe Testament. Hij bewijst Zich een grote Verlosser, Die verlost en bevrijdt en zo’n Verlosser hadden we nou net dringend nodig!