Zou hier sprake zijn van een opdracht, dan zouden de woorden van de Heere in de gebiedende wijs moeten staan. Dit is echter niet het geval! De woorden 'u zult' - ze komen tweemaal voor in vers 8 - staan in de toekomende tijd. Je kunt het Nederlandse "u zult" opvatten als een opdracht of als een toekomende tijd. Bekijk je de woorden in de originele taal, dan blijkt dat hier sprake is van een toekomende tijd. Dat betekent dat de Heere hier niet een opdracht geeft - laat staan een 'zendingsbevel'. Nee, het zijn profetische woorden die aangeven hoe de komende tijd in aanloop naar het Koninkrijk er voor de apostelen zouden uitzien: "... u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde".
Deze woorden maken deel uit van de eerste elf verzen van Handelingen en vormen een inleiding op de rest van het boek. En wie dit boek verder leest, ontdekt hoe deze profetische woorden van de Heere nauwgezet in vervulling zijn gegaan gedurende de tijd die het boek beschrijft.
In Jeruzalem
Het getuigenis zou volgens de voorzegging van de opgestane Heere beginnen in Jeruzalem nadat heilige geest zou zijn uitgestort. En inderdaad: eerst wordt in Handelingen 2 heilige geest uitgestort, waarna de beschrijving van het getuigenis begint te Jeruzalem (Hand. 2:14). Telkens vind je dit 'getuigen-zijn' terug in Handelingen:
- "Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn" (Hand. 2:32);
- "... maar de Vorst van het leven hebt u gedood, Die God uit de doden opgewekt heeft, waarvan wij getuigen zijn" (Hand. 3:15) en
- "... wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook de heilige geest, die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn" (Hand. 5:32).
Met Stefanus' toespraak in Handelingen 7 eindigt de beschrijving van het getuigenis te Jeruzalem. Het getuigenis daar ging wel door, maar in Handelingen wordt nu een volgende fase beschreven.
In heel Judea en Samaria
Na de steniging van de trouwe dienstknecht Stefanus kwam er "op die dag een grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria ..." (Hand. 8:1). Hier lezen we opnieuw de geografische namen die de Heere al noemde in Zijn profetische woorden in Handelingen 1:8. Het moet ons natuurlijk niet verbazen dat Zijn woorden zo nauwgezet vervuld worden. Toch is het wel wonderlijk dat dit meestal niet wordt opgemerkt. In Handelingen 8:4 gaat het verder: "Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het Woord". Ook in de beschrijving van deze tweede fase lees je regelmatig over 'het getuigen-zijn':
- "En wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, zowel in het Joodse land (= Judea) als in Jeruzalem. Ze hebben Hem gedood door Hem aan een hout te hangen" (Hand. 10:39) en
- "... niet aan heel het volk, maar aan de getuigen die door God tevoren verkozen waren, aan ons namelijk, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was" (Hand. 10:41).
Het is Petrus die deze woorden uitspreekt te Caesarea (in Samaria). En in Handelingen 8:5 staat: "En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus" (vgl. ook vs. 14 en Hand. 9:32). De beschrijving van deze 'tweede fase' uit de voorzegging van de Heere Jezus Christus eindigt in Handelingen 12.
Het uiterste van de aarde
De Heere had tot slot gezegd dat het getuigenis tot aan het uiterste van de aarde zou voortgaan. Nu wordt dit 'uiterste van de aarde' vaak meteen opgevat als de verst denkbare streken van de wereld. We hebben tot dusver echter gezien dat de woorden van de Heere voor wat betreft de eerste twee fasen letterlijk in vervulling gingen; we mogen aannemen dat dit bij de derde en laatste fase - de afronding van het getuigenis - ook het geval is! Dan moeten we kijken naar wat in Handelingen onder dit "uiterste van de aarde" verstaan wordt en zien hoe dit deel van Christus' profetische woorden vervuld wordt. Deze uitdrukking wordt in Handelingen tweemaal gebruikt; in hoofdstuk 1:8 en in 13:47, waar staat: "Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de heidenen gesteld, opdat u tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de aarde".
Het gebied waar Paulus vervolgens komt, is dus het uiterste van de aarde! En deze apostel heeft inderdaad heel wat afgereisd buiten Jeruzalem en buiten de streken van Judea en Samaria. En ook hij wijst er verschillende keren op dat hij een getuige is:
- "En hij zei: De God van onze vaderen heeft u voorbestemd om Zijn wil te kennen en de Rechtvaardige te zien en de stem uit Zijn mond te horen, want u moet voor Hem bij alle mensen getuige zijn van wat u hebt gezien en gehoord" (Hand. 22:14 en 15; in een toespraak tot de Joden te Jeruzalem over zijn bediening, vergelijk ook Hand. 26:16) en
- "... door de hulp die ik van God gekregen heb, sta ik tot op deze dag als een getuige tegenover klein en groot, en zeg ik niets anders dan wat de Profeten en Mozes gezegd hebben dat er gebeuren zou ..." (Hand. 26:22).
Paulus ontleent zijn woorden in Handelingen 13:47 aan Jesaja 49:6. Dit gedeelte uit Jesaja staat bekend als 'de tweede profetie aangaande de Knecht des HEEREN'. Deze profetieën hebben in de eerste plaats betrekking op Christus Zelf, maar vervolgens ook op (dienstknechten uit) het volk Israël. In Jesaja 43:10 zegt de Heere tegen Zijn volk (zie Jes. 43:1): "U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb ..." en in vers 12 staat: "Ík heb verkondigd en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en er was geen vreemde god onder u. U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben" (vgl. Hand. 1:8). Door deze woorden over de Knecht des HEEREN op zichzelf te betrekken, wijst Paulus er tevens op dat niet alleen hij, maar meerderen uit het volk naar de heidenen hadden moeten gaan om te verkondigen.
Waar staan in Handelingen woorden met betrekking tot 'getuigen'?
- Getuige (martus) Hand. 1:8, 22; 2:32; 3:15; 5:32; 6:13; 7:58; 10:39, 41; 13:31; 22:15, 20 en 26:16
- Getuigen (martureo) Hand. 6:3; 10:22, 43; 13:22; 14:3; 15:8; 16:2; 22:5, 12; 23:11 en 26:5
- Getuigen (marturomai) Hand. 20:26 en 26:22
- Getuigenis (marturia) Hand. 22:18
- Getuigenis (marturion) Hand. 4:33 en 7:44
De toekomst
Lukas gebruikt het woord ‘koninkrijk’ in het begin van Handelingen tweemaal (vs. 3 en 6). Dat doet hij ook aan het einde:
a. Hand. 1:3 - waarbij Hij over de dingen sprak die het koninkrijk van God betreffen
b. Hand. 1:6 - Heere, zult U in deze tijd voor Israël het koninkrijk weer herstellen?
b. Hand. 28:23 - Paulus legde het koninkrijk van God aan hen (de Joodse leiders in Rome) uit
a. Hand. 28:31 - Paulus predikte het koninkrijk van God
In het begin was de vraag "Heere, zult U in deze tijd voor Israël het koninkrijk weer herstellen?" Aan het einde weten we het antwoord. De circa 33 jaren van getuigenis in Jeruzalem, Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde hadden - achteraf gezien - het herstel van het koninkrijk voor Israël niet gebracht. Het koninkrijk voor Israël (dat is het koninkrijk van God op aarde) was niet gekomen. Als Paulus in Handelingen 28:31 het koninkrijk van God predikt, is dat dan ook niet een zichtbaar, maar een verborgen koninkrijk. De Koning Zelf was immers niet geopenbaard, maar bleef verborgen in de hemel. Tijdens de in Handelingen 28:30 en 31 genoemde 2-jarige periode predikte Paulus dus het koninkrijk en gaf hij onderwijs over de Heere Jezus Christus. Wat we hieronder moeten verstaan, lezen we in de brieven die hij op dát moment schreef. Bijvoorbeeld de Kolossenzenbrief: "Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" (Kol. 1:13). De Zoon van Zijn liefde is boven: "Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit (...) want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3:1 en 3).
In het jaar 70 - dat is zeven jaar na de Handelingenperiode - was de Heere nog steeds niet geopenbaard. Wél vond de verwoesting van Jeruzalem plaats, waarmee aan iedereen overduidelijk werd dat het koninkrijk voor Israël op dat moment niet komen zou. Toch blijven de woorden van de Heere staan en mogen we opnieuw een tijd verwachten waarin God Zijn heilige geest zal uitstorten op knechten uit Zijn volk. Zij zullen getuigen zijn te Jeruzalem, Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde. Waarschijnlijk moeten we de 'laatste jaarweek' uit Daniël 9 na deze 'toekomstige Handelingenperiode' plaatsen, zodat zeven jaar na het toekomstige getuigenis onder en vanuit Israël, de Heere Zich daadwerkelijk zal openbaren. Direct voorafgaand aan Zijn wederkomst vindt de grote verdrukking plaats en zal Israël nog door een donkere periode moeten gaan, maar Christus zal Zich als de Overwinnaar openbaren en Zijn volk en de dan levende gelovigen verkwikking schenken als Hij komt. Dán zal het koninkrijk voor Israël - Gods koninkrijk op aarde - hersteld worden.
Dit is een bewerkt gedeelte uit Schatten uit Gods Woord - 3, hoofdstuk 17 (Everread Uitgevers)